22
Tanja keek de grijze Honda van Leendert Vosmeer na. Hij verdween verderop in een bocht van Boulevard De Ruyter. Ze mompelde een verwensing. Waarom deed hij zo hufterig tegen haar? Wat een onbeschofte klootzak! Ze ging mopperend via de trap naar beneden en liep langs de garageboxen, tot ze bij een van de deuren 291 in de bovenhoek zag staan. De deur was wel dicht, maar toen ze aan de knop voelde bleek hij niet op slot. Met een zacht ratelend geluid kantelde de deur naar boven, tot hij halverwege stokte en niet verder wilde. Ze had geen zin om zich in te spannen, bukte zich diep en liep naar binnen. De lucht in de garage was oud en onfris, maar de temperatuur voelde behoorlijk koel aan. “Mooi,” mompelde ze. “Ik kan wel wat afkoeling gebruiken.” Er stond een Toyota Yaris met de neus naar de achtermuur. Het was donker in de garage. Tanja tastte naar een lichtschakelaar, maar kon die niet meteen vinden. Ze schuifelde omzichtig in de richting van de achterkant van de garage, de vingertoppen van haar rechterhand tastend langs de muur. Langzaam maar zeker wenden haar ogen aan het halfduister. Ze bedwong een paniekerige neiging zich om te draaien en weg te hollen. Ze had een droge mond, slikte een keer of twee en ging voetje voor voetje verder. Tanja voelde hoe haar hartslag bonkte in haar keel en in haar slapen. Nu zag ze dat het raam van het rechtervoorportier openstond. Ze liep behoedzaam verder en keek in de wagen. Naast de bestuurdersstoel zat een donkere vrouw. Tanja’s ademhaling begon te jagen en een migraineachtige scheut priemde door haar hoofd. Ze likte nerveus met haar tong over haar lippen. De vrouw was dood. Celina Deemoed? De sleutels zaten in het contact, maar de lampjes in het dashboard brandden niet. Een golf van misselijkheid raasde door haar lichaam en Tanja viel bijna flauw. Ze kreunde en leunde tegen de betonnen wand, kneep haar ogen stijf dicht en voelde opnieuw een bijna onbedwingbare neiging om te vluchten. Weg! Wat moest ze hier eigenlijk? Waar was ze in verzeild geraakt? Ze bonkte met een gebalde vuist tegen de muur en hoorde een doffe resonans. Ineens realiseerde Tanja zich dat deze situatie, hoe bizar dan ook, voor haar geen persoonlijke bedreiging vormde. Meteen kreeg haar professionele inslag de overhand. Ze liep terug naar de kanteldeur, bukte en gluurde naar buiten om te kijken of er soms toevallig iemand langs kwam – dat kon ze nu niet gebruiken. Er was niemand te zien en dus nam ze de tijd om stevig een paar teugen frisse lucht in te ademen. Ze haalde de vuistgrote Ricoh uit de binnenzak van haar zomerjack, trok het foedraal eraf en ging opnieuw de garage in. Toen zag ze aan de overkant in de garage een lichtschakelaar. Ze liep om de Yaris heen, trok het uiteinde van haar mouw over haar hand en duwde de langwerpige knop naar beneden. De starter van de tl-buizen snorde en rinkelend ging het licht aan. De macabere sfeer veranderde op slag in een koele, bijna klinische situatie. Tanja maakte twaalf foto’s en zorgde ervoor niets aan te raken. Ze voelde wel even met de rug van haar hand aan de motorkap. Die was koud. De vrouw zat in een vreemde houding, vond ze. Niet onderuitgezakt zoals je zou verwachten, of voorover geduikeld. Stijf rechtop, een beetje achterover eigenlijk, alsof ze met haar wijdopen gebroken ogen naar de achtermuur staarde. Tanja deed het licht uit, schuifelde bukkend onder de garagedeur door en rekte zich uit. Opgelucht liet ze het metalen gevaarte naar beneden ratelen. Ze voelde zich misselijk en ellendig.
Kom op, Maaslant! Verder! Ze zuchtte twee keer heel diep, greep haar gsm en belde Harry Scheepers. “Blijf daar, Tanja,” zei hij, “en raak niets aan. Ik zal de politie wel waarschuwen.”
“Moet ik het aan die broer vertellen?” vroeg Tanja. “Nee, natuurlijk niet, ben je gek. Dat is politiewerk. Ik stuur wèl iemand bij jou langs om je foto’s op te halen – voordat de recherche ze opeist.”
Zo stopte even later Dennis Elenbaas, de algemeen assistent van Persbureau De Lage Landen met zijn felgekleurde bromscooter voor de garage. Hij pakte het minuscule geheugenkaartje van Tanja aan, gaf haar een vette knipoog en scheurde luid knetterend weer weg, terug naar de redactie.