58
Aan het eind van de middag kreeg Leendert Vosmeer bezoek van Toos Gregorius. Ze was voor een dag of twee in haar eigen huis in Schoonoord, net buiten Domburg. Er lag een kaart van Celina bij de stapel post en ze dacht dat de rechercheurs er misschien iets aan hadden. “Misschien kunt u dit beter naar uw jonge collega doorschuiven,” zei ze met haar vriendelijke stem. “Er staat namelijk een cryptische omschrijving op de kaart.”
“O. Juist. Is er een plaatsnaam op gestempeld?”
“Jazeker. Maar die is niet te lezen. De eerste letter is geloof ik een T.”
“Een datum?”
“Ook niet zo duidelijk. Wacht even. 23 Romeinse zeven, juli dus. Kijk zelf maar.”
“Dat is twee weken geleden. Die heeft ze dus nog zelf gepost. Wat voor raadsel heeft ze erop geschreven?”
“There’s a French thief in the rain here.”
“Daar is geen woord Frans bij.”
“Nee, maar ik geef Engels, natuurlijk. Daar zal het haar om te doen zijn geweest.”
“A thiefin the rain. Klinkt nogal somber.”
“Ik moet dus kunnen raden waar ze die kaart heeft gepost…maar wat kan ze in hemelsnaam bedoeld hebben met een ‘Franse dief’? Diefstal is toch internationaal? Ik heb niet het flauwste idee waar…”
“Wat is dief ook al weer in het Frans?”
“Voleur.”
“Misschien bestaat er in Frankrijk een stad of dorp met die naam.”
“Maar daar wil natuurlijk niemand wonen…”
“Zou ik ook niet willen,” zei Leendert Vosmeer. “Maar de grond heeft er vast en zeker een roodbruine kleur.”