82

Het monumentale kantoor van North Sea Offshore Services aan de Spuistraat braakte zwarte rookwolken uit, terwijl enorme rood met gele vlammen uit de ramen naar boven joegen. Drie bluswagens stonden slordig over de weg, terwijl hun strak gespannen en schijnbaar ordeloos door elkaar liggende slangen het bluswater met geweld naar buiten persten. Leendert Vosmeer baande zich een weg door het publiek en draafde naar de commandowagen.

“Ha, die Vosmeer!” zei de brandweercommandant. “Goed dat je belde, maar we wisten bij de eerste melding al dat er iemand in de kelder moest zitten. Dankzij een oplettende bejaarde!”

“Is ze er al uit?”

“Nu, denk ik.”

Vosmeer holde de wagen uit en zag hoe Tanja naar buiten kwam, ondersteund door een brandweerman met een betonschaar in zijn hand. Een ambulance reed achteruit naar hen toe. Twee broeders sprongen eruit en openden de achterdeuren. De brancard ontvouwde zich. Tot zijn geruststelling zag hij hoe Tanja op eigen kracht op de brancard ging liggen. Ze kreeg direct een zuurstofmasker op haar gezicht geduwd. Toen was hij bij haar en greep haar hand. Tanja keek hem aan en zei niets, maar de tranen stroomden over haar wangen.

“Ik rij mee,” zei Leendert tegen de broeder. De brancard schoof naar binnen.

“Dat is goed afgelopen, mevrouw,” zei de broeder voor hij de deuren sloot. “U mag naar het ziekenhuis voor een controlebeurt, maar u zit morgen weer gewoon thuis achter de geraniums.”

Ze glimlachte onder het masker, sloot haar ogen en kneep Leendert in zijn hand.