***

'Je ademt niet goed.' 'Wel waar.'

'Nee. Je moet de eerste ademhalingsoefening doen. De huik- ademhaling moet helemaal van onder uit je romp komen. Jij doet oefening twee.' 'Ik moet horstademhaling doen.'

'Nee, dat is niet waar. Dat is oefening twee. We doen nu oefening één.'

'Ik ben moe,' zei Donna geprikkeld en ze ging traag en enigszins moeizaam overeind zitten. 'Laten we maar een avond overslaan.'

Victor was niet te vermurwen. 'Als we die ademhaling niet iedere dag oefenen, heeft het geen enkele zin.' Aan zijn gezicht was te zien dat het niet veel scheelde of hij werd chagrijnig. 'En dat vertel je me nu, dat het allemaal geen zin heeft?' vroeg Donna en ze probeerde niet te lachen. 'Nu ik al tweeëntwintig pond ben aangekomen en het nog maar twee maanden duurt voordat de baby geboren wordt.' Ze worstelde zich overeind. 'Dat is niet eerlijk, Victor, dat is niet eerlijk.' 'Jij bent niet eerlijk,' zei hij boos. 'Tegenover de baby.' 'O, Victor, maak je niet zo boos. Waar is je gevoel voor humor? Op cursus doe je altijd zo grappig.' Ze waggelde naar de bar en schonk zichzelf een glas tonic in. 'Ze zouden je thuis eens moeten zien.'

Hij keek haar diep getroffen aan.'Morgen oefenen we weer, Victor. We zullen er niets van krijgen 68 als we een dag overslaan, en de baby ook niet...' 'Je moet maar doen wat je nier laren kunt,' zei hij op een toon die hij zich had aangewend voor alles wat hem niet aanstond. 'Straks zit jij met de gebakken peren...'

'O, Vicror, hou op.' Ze schudde het hoofd en probeerde niet boos te worden. Er hing ruzie in de lucht. Dat voelde ze. Maar ze wilde geen ruzie. Ze moest een afleidingsmanoeuvre zien te bedenken voordat dit onderwerp zó was opgeblazen dar ruzie onvermijdelijk was. ik vraag me af hoe vrouwen kinderen kregen toen er nog geen zwangerschapsgymnastiek bestond.' 'Toen was een bevalling een lijdensweg,' zei hij slechts. 'Eén lange lijdensweg,' zei hij met nadruk. 'Maar ze overleefden het wel,' zei ze. 'Soms.'

Zijn zelfgenoegzaamheid begon haar te irriteren. Ze kwam tot de ontdekking dat haar geduld slonk naarmate haar omvang toenam. Hoe explosiever de lading, des te korter de lont. 'Victor, mijn overlevingskansen hebben niets te maken met de vraag of ik de juiste ademhalingstechniek gebruik bij de overgang van de ontsluiting naar de uitdrijvingsfase (twee termen die ze tijdens haar zwangerschap had geleerd).' Victor haalde de schouders op. Daarna draaide hij zich zwijgend om en liep de kamer uit. Donna keek naar het zitvlak van zijn broek, toen hij wegliep. Ondanks haar woede - waarbij ze zich realiseerde dat het sop de kool niet waard was - vond ze hem nog steeds begeerlijk. Ze zou niet protesteren, wanneer hij zich omdraaide, zijn broek liet zakken, naar haar toe kwam, haar op de grond drukte en... Reken maar dat ze niet zou protesteren, dacht ze, terwijl ze langs haar enorme buik omlaag keek. Reken maar.

Zo eindigden bun ruzies meestal. Niet precies volgens dat scenario natuurlijk. De enige keer dat Victor na een ruzie daadwerkelijk zijn broek had laten zakken, was hij ten slotte de hele kamer doorgehopt met zijn broek op zijn enkels, en toen hij eindelijk bij haar was, moesten ze allebei zó lachen dat zijn erectie verdwenen was en zij kramp in haar buik kreeg. Maar toen ze uiteindelijk in staat waren zich van hun kleren te ontdoen, hadden ze als gebruikelijk heerlijk gevrijd, doornat van het zweet in elkaar wegzinkend op de vloer van de woonkamer. Misschien was dat nu het probleem; misschien hadden ze daarom steeds vaker ruzie. Ze hadden al bijna een maand niet meer gevrijd. Hoewel in alle boeken stond dat dat nog wel kon en hoewel hun dokter zei dat het nog wel mogelijk was, maakte Victor zich steeds meer zorgen dat hij de baby misschien pijn zou doen. En ondanks alle beweringen was het gewoon een feit dat het allemaal niet zo gemakkelijk meer ging. Ze glimlachte bij de gedachte aan Victor boven op haar, zijn lichaam haaks op het hare, hij fanatiek met zijn armen zwaaiend om zo min mogelijk op haar te steunen. 'Jij kunt beter boven,' had hij gezegd en hij had geprobeerd hen beiden om te rollen. 'Volgens mij krijg ik zo een hernia,' mopperde hij even later, nog altijd tevergeefs proberend van houding te veranderen. Uiteindelijk was ze lachend en uitgeput met een plof op zijn buik terechtgekomen, hetgeen hem de uitroep 'De Amerikanen zijn geland!' ontlokt had.

Donna kwam tot de ontdekking dat ze in haar eentje stond te lachen in de woonkamer. Hoe afschuwelijk ze ook tegen elkaar waren uitgevaren, als Victor wilde, wist hij haar boosheid altijd te verdrijven met zijn grapjes. Tenzij hij boos wilde blijven. Dat was een heel ander verhaal.

Zo was het bijna vanaf het begin geweest. Na een korte huwelijksreis naar Key West, waar hij het afschuwelijk vond en zij zalig ('Te sjofel, te veel rare flikkers,' had hij gezegd; 'dat zijn juist mensen met karakter, zij zijn kunstenaars,' had zij geantwoord; later waren ze het erover eens geworden dat de waarheid ergens in het midden lag, zonder dat de personen in kwestie zich trouwens iets van hun oordeel aantrokken) keerden ze terug naar Palm Beach en naar een hele serie meningsverschillen die niet zo eenvoudig op re lossen was. Donna was er nooit helemaal zeker van waar de kiem van die ruzies lag. Ze wist alleen dat iets dat begon als een gewoon gesprek, misschien een klein verschil van mening, na enkele minuten kon ontaarden in een serie heftige uitbarstingen die steeds heviger werden, totdat ieder woord een potentiële landmijn was, die zelfs bij nadering al dodelijk kon zijn en in ieder geval letsel toebracht.

Zij: 'Wat is er?' Hij: 'Niets.'

'Er zit je iets dwars, dat merk ik. Waarom vertel je me niet wat?' 'Er zit me niets dwars.'

'Waarom zeg je sinds het avondeten dan niets meer tegen me?' vroeg ze.

Hij keek kribbig. 'Goed dan, er zit me inderdaad iets dwars. Maar het is niets belangrijks. Laat maar, het gaat vanzelf wel weer over.'

'Wil je er niet over praten?' 'Nee. Laat maar zitten. Laat maar.'

En dus lieten ze het zitten, wat het dan ook was. Maar er bleef toch altijd iets van hangen.

'Wat heb je met je haar gedaan?' vroeg Victor.

'Wat bedoel je, met mijn haar gedaan? Niets. Ik heb het alleen anders gekamd.'

'Waarom zei je dan "niets"?'

'Omdat ik er niet echt iets mee gedaan heb. Ik heb het alleen anders gekamd,' antwoordde Donna, al haar stekels overeind. 'Het zit anders,' zei hij vlak. 'Nou en?'

'Dat zal ik je vertellen. Ik heb net gisteren tegen je gezegd dat ik vond dat je haar zo leuk zat.' 'Nou en?'

'En nu voel jij je gedwongen her re veranderen. Uiteraard. Elke keer als ik tegen je zeg dat ik iets leuk vind, verander jij her. Stel je toch voor dat je eens iets zou doen wat Victor leuk vindt.' 'Waar heb je het over?'

'Dat zal ik je vertellen: eigenlijk zou ik hier in huis nooit moeten zeggen dat ik iets leuk vind, want dan zie ik het nooit meer.' Hij begon steeds harder te praten.

'Het is niet te geloven,' bracht Donna uit. 'Kom nou, Victor, we kunnen toch geen ruzie maken over het feit dat ik mijn haar anders gekamd heb.' 'Waarom nier?'

'Omdat... omdat dat zoiets onbelangrijks is.'

'Voor jou misschien. Maar voor mij misschien niet. Heb je daar weieens bij stilgestaan? Dat iets dat voor jou misschien niet belangrijk is» dat voor mij wel zou kunnen zijn? Dat ik er misschien andere gevoelens op nahoud dan Donna Cressy?'

'Maak je je nu echt zo druk over het feit dat ik mijn haar met een scheiding in het midden heb in plaats van opzij ?' vroeg ze, een en al ongeloof.

'Je luistert niet naar me.'

'Wat heb ik dan gemist?'

'Laat maar. Het doet er niet toe.'

'Voor jou blijkbaar wel. Vertel me dan eens wat ik gemist heb. Wat is me dan ontgaan?'

'Dat haar is maar één ding. Het gaat om een heleboel. Alles wat ik hier leuk vind, wordt veranderd.'

'Een heleboel? Alles?' vroeg Donna boos. 'En jij zegt altijd tegen mij dat ik woorden als "altijd" niet mag gebruiken wanneer we ruzie hebben.' 'Ik heb geen "altijd" gezegd.'

'Je zei alles. Dat is hetzelfde. Dat is totale generalisatie.' 'Dat is niet hetzelfde.'

'Waarom gelden hier toch altijd verschillende maatstaven andere regels voor jou dan voor mij?' 'Wie generaliseert er nu?' Ze schudde het hoofd. 'Dit kan ik niet winnen.' Hij ging meteen tot de aanval over. 'Dat is nu precies het probleem met jou. Jij denkt altijd in termen van winnen en verliezen. Niet hoe je iets moet oplossen. Alleen hoe je moet winnen.' 'Dat is niet eerlijk.' 'Maar her is wel de waarheid.' 'Nee, dat is het niet.'

'Heb je gezegd "Dit kan ik niet winnen" of heb je dat niet gezegd?'

'Het is niet te geloven.'

'Raas en tier maar zoveel als je wilt. Dat verandert niets.' Zijn stem klonk plotseling irritant rustig en kalm. Donna probeerde haar gedachten en gevoelens te ordenen, trachtte ze netjes op een rijtje te zetten. Als een serie vuilniszakken. 'Dit is belachelijk,' zei ze meer tegen zichzelf dan tegen Victor, hoewel hij naar haar luisterde en het met haar eens was. 'Waar maken we nu ruzie over?' Ze zweeg even en probeerde zich te

herinneren hoe het allemaal begonnen was. 'Je zei dat ik alles verander wat je hier leuk vindt.' 'Nee, dat zei ik niet.' 'Wat zei je dan?'

'Ik zei dat alles wat ik hier leuk vind veranderd wordt.' 'Veranderd wordt? Door wie? Niet door jou blijkbaar, anders zouden we het er nu niet over hebben...' 'Misschien niet, nee.'

'Wat bedoel je daar nu weer mee?' zei ze na een korte stilte. 'Dat jij dat allemaal verandert, wat dat verdomme ook moge zijn?' Hij schudde het hoofd. 'Jij moet vloeken, hè? Je geeft me niet eens de kans om jou op een elegante manier gelijk re geven.' 'Waar heb je het over?'

'Ik was het met je eens dat ik niet degene ben die die veranderingen aanbrengt...'

'Je was het met me eens? "Misschien niet, nee." Daarmee wilde je zeggen dat je het met me eens was?' 'Je viel me in de rede.' 'Wat? Wanneer?'

'Zojuist. Ach, wat doet het er ook toe! Ik weet nu wat je hierover te zeggen had.'

'Wat heb ik dan gezegd?' Ze schreeuwde nu. 'Hou op met dat geschreeuw. Jij schreeuwt altijd.' 'Schreeuw ik altijd? Daar ga je weer met je generalisaties.' 'Nou, dan moet je maar eens naar jezelf luisteren. Ik schreeuw niet.'

Donna haalde een paar keer diep adem. 'Jij zei dat alles hier veranderd wordt, hè?' Hij gaf geen antwoord. 'Jij doet dat nier. En het is duidelijk dat die veranderingen niet vanzelf tot stand komen. Dus blijf ik over, ja?' 'Misschien.'

'Misschien. Dat wil dus zeggen dat je het met me eens bent?' 'Misschien.'

'Daar gaan we dan maar van uit.'

'Goed, dan weten we nu waar we staan.'

ik ben zo in de war dat ik niet eens weet of ik zit, sta of lig,' zei ze. 'Maar ik wil dit wel lot op de bodem toe uitpraten.'

'Ongeacht de negatieve gevolgen?' 'Waarom zou dat negatieve gevolgen moeten hebben?' Ze voelde zich hoe langer hoe meer gefrustreerd. 'Die hebben onze ruzies altijd.'

'Maar waarom? Waarom kunnen wij onze problemen niet als twee normale mensen bespreken? Als jou iets dwarszit, moet je dat tegen me zeggen. Ik kan niet door je heen kijken. Ik kan je gedachten niet lezen. Als je kwaad op me bent, dan moet je me ook vertellen waarom.'

'Dat heb ik gedaan. Maar wat ik zei stond je niet aan.' 'Mijn haar? Hebben we echt ruzie om mijn haar?' Hij glimlachte minzaam. 'Maar je zei: alles. War verander ik dan nog meer dat jij leuk vindt?' 'Laten we er maar over ophouden.'

'Nee. Laten we het er nu maar allemaal uitgooien en het uitpraten.'

Hij was woedend. Zijn ogen stonden ijskoud. 'Goed dan. Ongeveer een maand geleden zei ik tegen je dat ik die jachtschotel van je zo lekker vond; sindsdien hebben we dat niet meer gegeten. Ik heb je gezegd dat ik vond dat je er in die rode jurk geweldig uitzag. Sindsdien heb je die niet meer aangehad...' 'Die jurk is te kort. Uit de mode. Niemand draagt meer zulke korte jurken...'

'Je valt me in de rede. Wil je nu horen wat ik te zeggen heb of niet?' Ze knikte zwijgend. 'Laatst zei ik dat ik zo dol was op smeerkaas...' vervolgde hij. 'Toen heb ik ook smeerkaas gekocht!'

'Smeerkaas met stukjes ham, en die vind ik niet te eten. Ik zei tegen je dat ik dol was op smeerkaas, maar zoals gewoonlijk luisterde jij weer niet. Jij koopt wat jij lekker vindt.' 'Dat is niet waar. Ik dacht dat je de kaas die ik gekocht had lekker vond. Was je daardoor laatst zo uit je doen?' 'Wat bedoel je met laatst?'

'Toen je na het eten geen woord meer tegen me zei. Toen je zei dat je iets dwarszat, maar dat we het maar moesten laten zitten, dan zou het vanzelf wel overgaan.'

'Maar jij wilde het er niet bij laten, hè? Dat wil je nooit. Nu ix>k weer niet.'

'En nu hebben we weer ruzie omdat ik het toen heb laten zitten! Het is helemaal niet overgegaan. Het vrat gewoon door en het werd steeds erger.' Ze begon nu echt boos te worden. 'Ik kan het gewoon niet geloven. Ik kan niet geloven dat je echt uit je doen was, omdat ik een vergissing heb gemaakt en de verkeerde kaas voor je gekocht heb! Ik kan gewoon niet geloven dat we daar twee dagen later werkelijk ruzie over hebben.' 'Het was geen vergissing.'

'Wat moet dat nu weer betekenen' Dat ik het met opzet gedaan heb?'

'Nee. Nier met opzet. Maar onbewust.'

'Onbewust?'

'Schreeuw niet zo.'

'Wat moet dat nou verdomme weer betekenen?' 'Vloek niet.'

'Jij hoeft me de wet niet voor te schrijven!' 'Laten we er maar over ophouden.'

'Nee! Laten we dit nu eens voor altijd uitpraten. Ik heb het gevoel dat ik verdrink in een zee van trivialiteiten.' 'Dat zijn her voor jou.'

'Ja!' schreeuwde ze. 'Dat zijn het voor mij! En dat zouden het voor jou ook moeten zijn. Jachtschotel, een rode jurk, smeerkaas, mijn haar. Het is niet te geloven dat dat soort dingen het waard is om ruzie over te maken! Dat zijn symptomen van een probleem dat dieper zit. Mijn god, die kunnen het probleem zelf niet zijn.' 'Misschien niet.'

'Nee, niet "misschien niet". Dat is zo!'

'Waarom zou je mij dan naar mijn mening vragen? Waarom zou je die moeite nog nemen?'

'Denk je echt dat ik met opzet de verkeerde kaas voor je gekocht heb?'

'Ik zei dat je dar onbewust had gedaan.' 'Is er in jouw wereld geen plaats voor eerlijke vergissingen?' Hij werd opeens heel kalm, zijn stem klonk onmiskenbaar uit de hoogte. 'Liefje,' zei hij en hij nam haar handen in de zijne, 'ik zeg niet dar je dit soort dingen echt met opzet doet. Maar je moet niet denken dar het leuk is ais jij altijd wel goed weet te doen wat jij prettig vindt en op de een of andere manier de dingen die ik leuk vind, nooit doet of verkeerd doet.' Ze rukte haar handen met zoveel kracht los dat het hen allebei verbaasde. 'Lui,' schreeuwde ze. 'Klootzak. Ik heb nog nooit in mijn leven zoveel gelul gehoord. Staat me daar als een dictatortje de les te lezen wat ik moet doen en laten, wat ik niet doe, wat ik onbewust doe. Ik heb nog nooit zoveel kul gehoord.' 'Als je dit soort taal blijft gebruiken, loop ik de kamer uit.' 'Heb niet het lef om ook maar een stap buiten de kamer te zetten.'

'Wie leest hier nu wie de les?' 'Hufter!'

'Ga me maar beledigen, wel ja. Eerst ben ik een dictator, je had het als ik me niet vergis over een "dictatortje", met bijzondere nadruk op dat "tje", ik heb geen idee, waarom. Vervolgens noem je me een klootzak en nu ben ik een hufter. Ga door, wat voor schade denk je nog meer te kunnen aanrichten?' Donna voelde zich zo ontredderd dat ze hard begon te huilen. 'Dacht je soms dat jij geen schade aanricht?' 'Ik heb jou nergens vtx>r uitgescholden. Ik heb niet gevloekt. Ik heb je gevraagd het onderwerp te laten vallen. Maar dat wilde je niet. Nu sta je me te beledigen, uit te schelden. Wat staat er nu op het programma, Donna? Ga je ook nog met pijltjes gooien?'

Hij liep in de richting van de deur. 'Waag het niet weg re gaan,' riep ze hem na, maar hij liep de woonkamer uit, naar hun slaapkamer.

'Laat me alsjeblieft met rust, Donna,' zei hij vermoeid. 'Heb je nu nog niet genoeg gezegd?' Hij pakte de afstandsbediening van de televisie en zette het toestel aan.

'Zet alsjeblieft die televisie uit,' zei Donna zacht.

'Waarom? Om jou de gelegenheid te geven weer regen me te gaan schreeuwen? Dank je feestelijk.

'Alsjeblieft.'

'Nee.' Hij keek strak naar All in the family. Al een oude aflevering, zag ze.

'Ik wil dit gewoon uitpraten.'

'Ik wil vanavond niet meer met je praten, snap je dat dan niet? Heb je dan zo'n plaat voor je kop?'

Donna begon weer re huilen. 'Wie is hier nu beledigend?' 'Goed dan, jij je zin. Nu heb ik jou ook beledigd. Dan staan we quitte. Ik ben de slechtste echtgenoot van de wereld. Ik ben een ellendeling.'

'Dat heb ik helemaal niet gezegd. Ik heb helemaal niet gezegd dat je een slechte echtgenoot bent.' Ze zweeg even. 'Zet alsjeblieft die verdomde tv uit.' 'Daar gaan we weer, je vloekt.'

'O, Victor, schei alsjeblieft uit. Doe niet zo overdreven braaf.' 'Prima, Donna. Ga zo door. Nu ben ik ineens overdreven braaf. Ga door, heb je nog meer voor nie in petto?' 'Wil je die tv uitzetten?'

Tot haar verbazing zette hij de televisie inderdaad uit. 'Goed, Donna. Die is uit. Ga door, maar je moer je wel realiseren dat de volledige verantwoordelijkheid voor wat er vanaf dit moment gebeurt bij jou ligt. Ik heb je gevraagd erover op te houden. Ik heb je gesmeekt erover op te houden. Maar nee, jij bent erop uit om de boel echt kapot te maken. Nou, je hebt me inmiddels al behoorlijk geraakt, maar ik sta nog. Je hebt vijf minuten de tijd om me knock-out te slaan.' 'Waarom zegje dat? Ik wil je helemaal geen pijn doen.' 'Ik garandeer je dat je er binnen vijf minuten in geslaagd bent om deze ruzie te laten ontaarden op een manier, zoals ik me nu nog niet kan voorstellen. Maar ga door. Zeg wat je wilt zeggen. Ik geef je vijf minuten de tijd.' Hij keek op zijn horloge. Donna probeerde in paniek haar gedachten in woorden om te zetten. Er wilde echter geen orde in de chaos komen, de woorden bleven plakken aan haar verhemelte, als pindakaas hangen aan haar tandvlees en alles wat ze wist uit te brengen, was slechts een verwarde herhaling van wat ze al eerder gezegd had. 'Ik begrijp gewoon niet hoe we toch steeds in dit soort onnozele ruzies verzeild raken,' begon ze zwakjes, weinig krachtig. 'Dat komt, omdat jij erover doordramt. Jij blijft zeuren, tot het te laat is.' 'Volgens mij niet.'

'Natuurlijk doe je dat wel. Wat doe je nu dan?'

'Ik probeer uit te zoeken hoe de vork in de steel zit.'

'Dat kan ik je wel vertellen: je houdt gewoon niet echt van me.' 'Dat is niet waar. Ik hou wel van je.' Hij trok weifelend een wenkbrauw op. 'Echt.' Ze was weer gaan schreeuwen en ze corrigeerde zichzelf meteen. 'Het spijt me.' 'Dat weet ik. Het spijt je dat je van me houdt.' 'Nee, dat bedoel ik niet,' schreeuwde ze. 'Het spijt me dat ik schreeuwde.'

'Hou alsjeblieft op met dat geschreeuw, Donna. Ik heb er genoeg van. Heus, je moet niet meer tegen me schreeuwen.' Hij klonk als een krijgsgevangene die door de vijand gemarteld werd.

Donna keek naar het plafond. 'Wat is hier toch aan de hand.' Kan dan niemand me helpen."

is dit de bedoeling voor de komende vijf minuten? In dat geval kijk ik liever naar All in the family. De ruzies daar zijn tenminste leuk.'

'Klootzak die je bent!' schreeuwde ze. 'Je zegt me dat ik maar moet spuien wat ik op het hart heb, en als ik dat probeer, geef je me de kans niet. Dan val je me in de rede. Je manipuleert net zolang tot ik zo woedend word dat ik ga schreeuwen.' 'Je doet nooit iets anders, Donna.'

'En als puntje bij paaltje komt, krijg ik nooit de kans om te zeggen wat ik wil.'

'Wat wil je dan zeggen, Donna? Weet je dat zelf eigenlijk wel?'

'Volgens mij heb je zo'n lage dunk van me.'

'Heb ik een lage dunk van jou?'

'Ja. Je denkt altijd meteen het ergste.'

'Altijd!'

'Dat ik dingen verander die jij leuk vindt, met opzet of onbewust. Dat doet er ook niet toe. Het lijkt wel alsof jij het gevoel hebt dat ik het altijd op je gemunt heb. Maar je geeft mede kans niet me te verdedigen. De helft van de tijd weet ik niet eens waarover je je druk maakt, omdat je me niet vertelt wat je dwarszit...'

'Waarom zou ik (Kik? Dan doe je het toch af als iets onbelangrijks.'

'Ach, barst, we blijven steeds in een kringetje ronddraaien.' 'En jij slaat nog steeds grove taal uit. Krijg je daarvan soms een extra kick, omdat ik je gezegd heb hoe vervelend ik dat vind?

Omdat je weet dat het mij heel erg stoort?' 'Waarom trek jij je toch alles zo persoonlijk aan? Waarom denk je automatisch dat ik jou probeer te pesten als ik uit pure wanhoop "barst" zeg?' 'Omdat dat zo is.' 'Je bent paranoïde, Victor!'

Ze was te ver gegaan. Zodra her eruit was, wist ze het. Hij had haar het geweer voorgehouden en zij had er de munitie ingestopt. Hij had erop zitten wachten dat ze er zoiets zou uitflappen; hij had erop aangestuurd. Op de ene misser waarmee hij de hele zaak in gruzelementen kon laten vallen. Haar vijf minuten waren om en ze had hem die misser gegeven. Paranoïde. Zijn stem klonk kalm.

'Zo, nu heb je eindelijk gezegd watje wilde zeggen, hè, Donna?' ik bedoelde alleen...'

ik wil niets meer horen. Je hebt alles gezegd wat er te zeggen viel. Je hebt me genoeg verdriet gedaan. Wil je soms bloed zien? Is dat het? Je hebt een simpel meningsverschilletje, een domme uitspraak van mij, waarvoor ik mijn excuses heb aangeboden, aangegrepen...'

'Je excuses aangeboden? Wanneer heb jij je excuses aangeboden."

'Je luistert gewoon niet naar me, Donna. Dat zeg ik je voortdurend.'

'Je hebt je excuses helemaal niet aangeboden!' Plotseling begon hij ook te schreeuwen. 'Goed dan, ik heb mijn excuses helemaal niet aangeboden! Als jij dat zegt, dan zal dat wel zo zijn, want jij hebt altijd gelijk. Ik dacht dat ik mijn excuses had aangeboden. Maar ik zal er wel naast zitten. Alweer.' Hij zweeg even. 'Wat maakt het ook uit?'

'Dat maakt alles uit. Als jij je excuses had aangeboden, dan zou deze hele ruzie nooit zo hoog opgelopen zijn.' 'Natuurlijk wel. Snap je dat dan niet? Jij was zo vastbesloten om me te vertellen wat voor een rotzak ik ben, hoe paranoïde ik ben, hoezeer ik het altijd bij het verkeerde eind heb, dat je daar toch wel een manier voor gevonden zou hebben, ongeacht wat ik wel of niet gezegd zou hebben. Daar gaat het ook niet om. Waar het wél om gaat, is wat je daarna zei.'

Donna probeerde orde te scheppen in haar gedachten. Er zat iets scheef in wat hij zei, maar ze was gewoon te zeer in de war en te moe om dat uit te zoeken, ik snap het niet.'

'Nee, je snapt het nooit,' zei hij verdrietig. Donna begon zich langzaam maar zeker vreselijk schuldig te voelen. Waarom begreep ze het niet.' Waarom schreeuwde ze altijd.' Waarom vloekte ze toch zo veel.' Ze wist dat hij daar niet van hield. Ze wist dat hij dol was op jachtschotel. Waarom maakte ze die dan niet vaker? Had ze met opzet, onbewust, de verkeerde kaas voor hem gekocht? Nee, verdomme, dacht ze plotseling. Nee, dat had ze niet.

'Je bent altijd zo uit op je gelijk,' zei hij langzaam en zo rustig en vol overtuiging dat Donna - toch al geplaagd dcx>r schuldgevoelens - wel naar hem moest luisteren. 'Je begrijpt niet dat het er uiteindelijk niet toe doet wie gelijk heeft en wie ongelijk. Waar het om gaat, is wat er in de tussentijd gezegd wordt. Je hebt mij jou niet horen beledigen.'

'Noem je het geen belediging als jij tegen mij zegt dat ik met opzet alles verander wat jij leuk vindt?' riep ze uit. 'Je valt me alweer in de rede.'

'Neem me niet kwalijk, ik dacht dat je uitgesproken was.' Hij hief zijn handen op in gespeelde overgave. 'Goed, als jij dat zegt, zal het wel zo zijn.'

'Nee, Victor, toe nou. Ga door. Ik wilde je niet in de rede vallen.' 'Laat je me dan nu uitspreken? Val je me niet in de rede?' 'Wat moet dit voorstellen? Voeren we soms een officieel debat of zo? We discussiëren gewoon, zoals een heleboel mensen. En net als andere mensen, val je elkaar dan weieens in de rede.' 'Ja, maar jij doet het voortdurend. Je geeft me nooit de kans mijn gedachten onder woorden te brengen.' Donna beet hard op haar onderlip. 'Goed,' zei ze langzaam, 'ik zal je niet meer in de rede vallen.'

Hij bleef even zwijgen om het effect van wat hij ging zeggen te vergroten. 'Het is heel eenvoudig waarom we in een kringetje blijven ronddraaien, Donna. Jij vraagt me wat me dwarszit. En ik weet al bij voorbaat wat er gebeurt als ik je dat vertel. Dit is wat er dan gebeurt. Vanavond is wat er dan gebeurt. Omdat je niet echt wilt horen wat ik te zeggen heb. Je bent alleen uit op een kans om me te vertellen wat er allemaal aan me mankeert.' 'Dat is...'

'Je valt me in de rede.' 'Sorry.'

'Kijk nu eens naar vanavond, Donna. Dit zou niet gebeurd zijn, als jij niet zo had doorgezet. Ik heb je gevraagd erover op te houden. Wat me ook dwarszat, het zou uiteindelijk wel overgegaan zijn. Maar nee, jij moest het met alle geweld op tafel hebben. Zodat jij me kon zeggen hoe onnozel, hoe onbelangrijk het was, hoezeer ik het bij het verkeerde eind had. Daarmee. Met jou. Met alles. Als je niet wilt horen wat ik re zeggen heb, vraag me dan niet wat me dwarszit. Maar bij al onze ruzies gebeurt er iets heel geks, Donna. Jij vraagt altijd wat mij dwarszit, maar op de een of andere manier hebben we het altijd alleen over wat jou dwarszit. En ik word altijd uitgemaakt voor alles wat mooi en lelijk is. En dat blijft dan nog heel lang in mijn hoofd naspoken, als ik allang vergeten ben waarover we ruzie hadden.' Hij zweeg even. 'Je hebt een heel scherpe tong, Donna. Je weet niet half hoeveel schade je daarmee aanricht. Je weet van geen ophouden meer, als je eenmaal op me begint in te hakken.' 'Begin ik op jou in te hakken?'

'Je kunt het niet laten om me in de rede te vallen, hè?' Donna voelde zich hoe langer hoe schuldiger. Ze zat daar met hangende schouders, veegde een traan uit haar ogen en zei niets. In grote trekken had hij wel gelijk. Waarom kon ze niet gewoon haar mond houden, wanneer hij haar dat vroeg? Waarom kon ze niet gewoon meegaand zijn? Het ging altijd allemaal prima, zolang ze maar meegaand bleef; zolang ze hem alle beslissingen liet nemen. Waarom moest ze altijd zo drammen om een oplossing? Er werd uiteindelijk nooit iets opgelost. Net zoals wat hem dwarszat nooit echt helemaal wegging. Ze zuchtte. Niets verdween. Niets werd opgelost. Ze kwamen nooit één stap verder. Uiteindelijk had ze de helft van wat er nog van de avond restte nodig om haar excuses aan te bieden. Ze smeekte hem om vergiffenis en gaf zichzelf van alles de schuld, terwijl hij zwijgend en goedkeurend toekeek. Maar ergens in haar achterhoofd hoorde ze de stem van haar moeder: 'Denk erom dat je je door niemand op je kop laat zitten. Je moet altijd voor jezelf opkomen.' Diep in haar hart wist ze dat zijn argumenten niet zuiver waren. Maar er zat een kern van waarheid in; net voldoende om ervoor te zorgen dat ze als een vis in her aas hapte. En wanneer het scherpe haakje zich eenmaal in haar zachte wang had geslagen, was haar lot bezegeld, haar vonnis geveld. Ze zou op de bodem van een boot terechtkomen, waar ze naar adem snakkend zou liggen spartelen - een vis op het droge. De andere helft van de avond brachten ze in bed door. En Donna merkte altijd tot haar verbazing dat wat er buiten bed gebeurde geen invloed had op wat zich daarna in bed afspeelde. Als er al van enige invloed sprake was, dan uitte die zich alleen in nog meer hartstocht dan anders. Zo ging het altijd. Hun ruzies liepen altijd op dezelfde manier af. Wanneer ze niet meteen haar excuses aanbood, dan gebeurde dat toch stamelend enkele dagen van kil stommetje spelen later. En na ieder excuus werd de stem van haar moeder, diep binnen in haar, zachter, steeds zachter.

En zo zou het vanavond weer gaan. Donna had het geweren, zodra haar man vermoeid de kamer was uitgelopen; met hangende schouders, alsof hij geslagen was. Maar deze keer zou er niet gevrijd worden. Ze zouden de gemoederen nu nier kunnen sussen door zich in bed lekker te laten gaan. Waarom was ze er ook mee begonnen? Ze zou er toch niets van gekregen hebben, als ze die stomme ademhalingsoefeningen wél gedaan had? Verdorie, ze mocht blij zijn dat hij zoveel interesse toonde in haar zwangerschap. Sommige mannen hadden daarvoor totaal geen belangstelling. Maar Victor leefde zo mee, alsof hij dat kind moest krijgen. Hij wilde er gewoon deel aan hebben, het helemaal samen met haar beleven. En wanneer hij zich druk maakte om die ademhalingsoefeningen, dan deed hij dat uit bezorgdheid om haar en hun baby. Waarom werd ze daarover dan zo boos? Was het een kwestie van bezorgdheid of van bedilzucht? vroeg het stemmetje binnen in haar. Ze wilde er niet naar luisteren en liep naar de slaapkamer. 'Het spijt me,' zei ze. 'Het spijt me echt.' Hij leek meer gekwetst dan ooit. 'Dat zegje altijd. Maar er verandert nooit iets.' ik ben gewoon prikkelbaar vanavond. Volgens mij heb ik kou gevat.'

'Alweer."

Ze haalde de schouders op. ik heb een loopneus, het is gewoon vreselijk. Dat weet je toch.'

'Je hebt er toch niet iets tegen geslikt, hè?' Opnieuw was hij bezorgd om haar zwangerschap, hun ongeboren kind. Waarom klonk het toch zo  beschuldigend?

'Natuurlijk niet.' Ze zweeg even. 'Wil je die oefeningen nu nog doen?'

Hij keek op zijn horloge. 'Het is elf uur. Dat wordt te laat.' Hij trok een gezicht alsof hij ergens pijn had. is er iets?'

'Door die scènes van jou krijg ik vreselijk veel last van mijn maag.'

Donna zei niets, maar voelde plotseling het gewicht van Sisyphus' rotsblok op haar schouders neerdalen. Ze ging op het bed zitten en begon zich uit te kleden. Terwijl hij zich in de badkamer stond te wassen, was het stil tussen hen, een stilte die pas werd doorbroken, toen hij met veel lawaai zijn neus snoot. 'Dat moet je zo niet doen,' zei ze, terwijl ze de badkamer inliep. 'Daarmee snuit je je slijmvliezen kapot.' Hij zei niets. Zij ging zich wassen. Waarom voelde ze zich toch altijd zoveel beroerder nadat ze haar excuses had aangeboden? Ze kroop naast hem in bed. Hij lag op zijn rug, met zijn handen onder zijn hoofd, naar het plafond te kijken. Donna lag minutenlang naar hem te kijken voordat ze zei: ik hou van je,' en wachtend op zijn antwoord keek ze naar zijn mond. 'Het is al goed,' zei hij, een arm naar haar uitstrekkend. Dat was het teken dat hij haar eindelijk had vergeven en dat ze bij hem mocht komen. Ze kroop in het holletje van zijn arm, haar hoofd tegen zijn borst. Ze liet haar hand over zijn lichaam glijden, terwijl hij afwezig haar rug streelde.

'Waarom maak je het me toch altijd zo moeilijk?' vroeg hij zachtjes. Ergens heel diep binnen in haar, gedempt en gesmoord, begon het stemmetje het uit te schreeuwen.