***
Donna zat in de slaapkamer van Mel en Kaar en staarde naar het roodwit geblokte behang. Mel had haar gezegd dat ze met die kamer kon doen wat ze wilde. Dat ze die naar haar smaak kon veranderen. En dus kwam Donna hier iedere middag als Annie thuis was uit school, in lotushouding op de grond zitten om nieuwe ideeën op te doen. Het begon langzamerhand een soort ritueel te worden. Ze realiseerde zich dat ze zich de afgelopen dagen gewoon had laten wegzinken in het eentonige geblokte dessin. Als ze al nadacht, dan hadden haar gedachten niets te maken met een nieuwe inrichting. De telefoon ging vier keer over voordat het tot Donna doordrong en ze naar het nachtkastje holde om op te nemen. 'Hallo?'
Kalm klonk het aan de andere kant van de lijn: 'Je klinkt alsof je buiten adem bent.'
'Victor?'
'Sharon huilt.'
Hij hing op.
'Victor? Victor? Hallo! Hallo!' Wanhopig drukte Donna een paar keer de haak in, maar ze wist dat de verbinding verbroken was. Langzaam liet ze de hoorn zakken en doodstil bleef ze naast de telefoon staan.
'Weer een telefoontje?' klonk een stemmetje vanuit de deuropening.
Donna draaide zich om en zag Annie binnenkomen. Ze knikte. De afgelopen drie maanden had Victor vier keer gebeld.
'Wat zei hij deze keer?' vroeg het kind. 'Niets.'
'Je kunt het mij toch wel vertellen?' Annie zocht toenadering. 'Moet je niet aan je huiswerk?' Donna kapte iedere mogelijke toenadering af. 'Jezus, ik ben pas acht.' 'Wil je niet vloeken!'
'Jij hoeft me niet te vertellen wat ik wel of niet moet doen!' 'Ga nu niet moeilijk doen, Annie. Daar ben ik niet voor in de stemming.'
'Je bent nooit in de stemming. Nergens voor.' 'Waar is mevrouw Harrison? Waarom ga je haar niet een poosje vervelen?'
Donna zag dat er een waas van tranen in de ogen van het kind kwam. 'Ze is boodschappen aan het doen,' zei Annie en haar onderlip trilde.
Donna wendde haar blik af. Ze voelde zich verschrikkelijk schuldig. Annie had Mels grote bruine ogen en haar kaarsrechte houding had ze van haar moeder. Wat moet ik verdomme toch met haar en wat moet ik verdomme met mezelf? dacht ze. Waarom bezorgt ze me toch zo'n schuldgevoel? Ze is nog maar een kind, Mels kind. Ja, Mels kind. Niet mijn kind. God mag weten waar mijn kleine meisje is. Victor zei dat ze huilde. Als Sharon huilt, dan kun jij verdomme ook wel huilen! Ze keek weer naar Annie.
Die stond onbeweeglijk. In haar linkeroog zat een traan, maar ze wilde niet huilen. Donna liet zich op haar knieën vallen en strekte haar armen uit naar het kind. 'Het spijt me, Annie,' zei ze zacht. 'Het spijt me echt. Maar ik raak zo van streek door die telefoontjes van Victor. Dan heb ik gewoon een paar minuten nodig om mijn gedachten weer re ordenen. Kom, lieverdje, kom bij me.' Donna schrok van de heftige reactie van het kind. 'Hou toch eens op met je gecommandeer!' schreeuwde Annie en nu liet ze haar tranen de vrije loop. 'Jij bent mijn moeder niet! Je bent een rotmoeder! Het is geen wonder dat Victor je je kinderen heeft afgepakt! Ik haat je!'
Donna steunde met haar handen op de vloer om niet in elkaar te zakken, toen Annie de kamer uit vluchtte.
'Ben je nog niet aangekleed.'' vroeg Mei, terwijl hij de slaapkamer binnenkwam. Hoewel de muren al meer dan drie weken kaal waren, schrok hij er toch telkens weer van. Donna had zelf al het oude behang uiterst zorgvuldig verwijderd. Tot dusverre had ze nog niets nieuws op de muren geplakt. Vanwaar ze zat, op de rand van het bed, keek ze toe hoe Mel zichzelf in de spiegel boven de kaptafel bekeek. 'Ik weet niet war ik moet aantrekken,' zei ze vlak. 'Het doet er niet toe wat je aantrekt. Rod zei dat het een erg informeel feestje was.'
'Ik heb koffie gemorst op mijn witte broek.' 'Trek die blauwe broek dan aan.' 'Welke blauwe broek?' 'Het kan me niet schelen welke.' 'Aan jou heb ik ook niet veel.'
'Neem me niet kwalijk, liefje. Ik weet gewoon niet wat ik moet zeggen.'
'Ik vraag je één dingetje, een simpel dingetje, en dat is je al te veel.'
'Hé...'
'Je ziet toch dat ik niet goed kan besluiten wat ik zal aantrekken? We gaan naar een feestje dat volgens jou zo belangrijk is dat je erop staat dat ik meega...'
'Het is volgens mij belangrijk dat we war meer uitgaan...' 'Je valt me in de rede... Ik vroeg je een simpele dienst, me re helpen bij de beslissing wat ik zal aantrekken, maar jij vindt het nier belangrijk genoeg om over na te denken.' in ieder geval niet belangrijk genoeg om ruzie over te maken.' 'Misschien vind ik van wel.' 'Meen je dat?'
Donna sloeg de handen voor haar gezicht. Mel liep vlug naar haar toe, ging naast haar zitten en sloeg zijn armen om haar heen. 'Wat is er aan de hand, Donna.' Heeft Victor weer gebeld?'
Ze schudde het hoofd. 'Nee.' Zijn laatste telefoontje was alweer vijf weken geleden, 'ik dacht dat hij zou bellen. Ik heb letterlijk uren bij de telefoon zitten wachten.' 'Dat is nier goed.'
'Dan had ik tenminste iets re doen.'
Even was het stil. 'Donna, je kunt toch niet maanden achter elkaar zo blijven afwachten.' Dat is niet goed voor je. Dat is voor geen van ons goed.'
'Ik kan nergens heen. Victor zou kunnen bellen.'
'Maar misschien belt hij nooit meer. Je kunt niet thuis blijven zitten wachten tot de telefoon gaat.'
'Wat raad jij me dan aan.''
'Waarom zoek je geen baan? Ga weer werken.'
'Je doet alsof dat zo simpel is. Ik werk al een hele rijd niet meer.'
'Dat weet ik.'
'Ik heb in geen zeven jaar gewerkt.'
'Ik zeg ook niet dat het gemakkelijk zal zijn. Maar waarom probeer je het niet.' Misschien valt het wel mee.' 'O natuurlijk. Ik bel gewoon Steve McFaddon.' 'Dat zou je kunnen doen.' 'O, Mei, doe toch niet zo naïef.' 'O, Donna, doe toch niet zo negatief.'
'Donder toch op.' Ze zei het bijna zonder erbij na te denken en ze was verrast toen hij het ook inderdaad deed. Hij haalde eenvoudig de schouders op, liet haar los, stond op en liep naar de garderobekast. 'Bovendien,' voegde ze er haastig aan toe, 'dacht ik dat je her prettig vond dat ik thuis was voor Annie.' 'Dat leek een leuk idee.' En hij legde de nadruk op het woord 'leek'.
'Wat wil je daarmee zeggen?'
'Daarmee wil ik zeggen dat we volgens mij allemaal stukken beter afzijn, inclusief Annie, als jij eens wat meer het huis uitkwam.' 'Heeft Annie iets gezegd?'
'Annie heeft de laatste maanden haar mond amper meer opengedaan.'
'En dat is volgens jou mijn schuld?' 'Ik vind dat je je moet aankleden. Dan kunnen we gaan.' Donna bleef zitten waar ze zat. 'Ik zei toch al dat ik niet weet wat ik moet aantrekken.'
Mel liep naar de kast en haalde er een mauve broek uit met een bijpassend mauve met wit gestreept truitje. 'Wat dacht je hiervan?
Donna haalde de schouders op. 'Prima.' 'Wat let je dan nog?' ' Moeten we hier echt heen?'
'Ja,' zei hij alleen, 'we moeten erheen.' Hij keek op zijn horloge. 'Zo, nu ga ik even naar mijn dochter. Als je klaar bent, kom je maar naar haar kamer om haar welterusten te zeggen.' Donna salueerde. 'Tot uw orders.'
Mel stond even stil. 'Dar was geen opdracht, Donna.' Hij liep naar de deuropening en draaide zich met een ruk om. 'Luister eens, als je echt zo weinig zin hebt om te gaan, doe dan eigenlijk ook maar geen moeite.' 'Blijven we dan thuis?' 'Nee, ik ga naar dat feestje.' 'Wil je niet dat ik meega?'
'Ik wil dat jij doet waar je je het prettigst bij voelt.' Hij gaf haar de kans niet meer te antwoorden, ik ben bij Annie.' Donna bleef minutenlang zitten. Toen stond ze op om zich te verkleden.
Donna zag de verraste uitdrukking op Mels gezicht, toen hij het portier van de auto opendeed en haar ontdekte. Hij zei minutenlang niets, ook al wist ze dat hem dat moeite kostte. In plaats daarvan hoorde ze hem knarsetanden. Hij keek ingespannen naar buiten en startte de auto. Zonder haar aan te kijken reed hij achteruit de oprijlaan af, de straat op. Donna kon zich niet herinneren ooit zo'n zorgelijke uitdrukking op zijn gezicht te hebben gezien.
Het spijt me zo, Mei, wilde ze zeggen. Ze wilde haar hand uitstrekken en zijn wang strelen. Om de kille sfeer die zij had gecreëerd - dat realiseerde ze zich maar al te goed - te verjagen. Ik zou zo graag willen dat ik van je dochter kon houden, dat ik je de liefde die ik voor je voel - dat weet je - voor de volle honderd procent kon tonen. Begrijp het toch, alsjeblieft. Begrijp toch alsjeblieft wat ik doormaak. Hij heeft me mijn kinderen afgenomen. Wat ik ook doe, waar ik ook ga of sta - dat laat me niet los. Overal zie ik Victors gezicht, hij lacht me uit, hij hoont me. Ik zie mijn kinderen die hun armpjes naar me uitstrekken, om me huilen. Elke keer als ik naar Annie kijk... dan zie ik al- leen het meisje dat ik misschien nooit zal kennen als ze zo oud is als Annie. Daarom ontloop ik haar. Daarom kon ik gewoon niet naar haar toegaan om haar welterusten re wensen. Begrijp je hoe dat is.' Elke dag wacht ik op een telefoontje van Victor. Ik raak nu meer van streek wanneer hij niet belt dan wanneer hij het wel doet. Ik weet dat het waanzinnig klinkt, maar als hij belt heb ik op de een of andere manier het gevoel dat mijn kinderen dichter bij me zijn. Toe, Mei, zeg dat je me begrijpt. 'Je moet je veiligheidsriem omdoen,' zei hij toen ze ongeveer een kwartier op weg waren.
Donna deed het. Waarom gingen ze naar dat stomme feestje? Wat hadden ze daaraan? Daardoor was zij niet thuis als Victor misschien belde. Mevrouw Harrison zou zeggen dat mevrouw Cressy die avond uit was. En Victor zou ophangen en misschien nooit meer bellen. Waarom had ze zich in 's hemelsnaam nog omgekleed? Waarom zat ze nier thuis re wachten voor het geval dat Victor belde? Voor het geval dat hij haar zou vertellen waar haar kinderen waren. 'Rij je niet afschuwelijk hard?'
Mel keek op zijn snelheidsmeter. 'Misschien wel een beetje,' zei hij en hij nam gas terug.
Donna zat onrustig te draaien. 'Hoe ver is het?'
'Het is in Boynton.'
'En zijn er allemaal doktoren?'
'Er zullen er wel een paar zijn, denk ik. Hoezo? Je doet alsof je niet van doktoren houdt.'
'Ach, je weet hoe ze op feestjes zijn. Ze praten alleen met andere doktoren. En alleen maar over hun vak.' Er klonk duidelijk ongeduld in Mels stem d<x>r, toen hij de balans opmaakte en een denkbeeldig lijstje langsliep: 'Och, laat eens kijken... medicijnen komen niet in aanmerking als onderwerp van gesprek, omdat het een saai onderwerp is; kinderen niet, omdat dat te pijnlijk is; films niet omdat we in geen maanden meer naar de film geweest zijn; volgens mij heb je al die tijd, zo niet langer, evenmin een boek of zelfs maar een rijdschrift gelezen, dus dat kunnen we ook vergeren, en verder kan niets of niemand je boeien. Dus dat brengt het gesprek op jou. Maar we kunnen niet praten over wat jij doet, want je doet helemaal niets...'
Donna staarde Mel met een mengeling van verbijstering en woede aan. 'Hoelang loop je dit al op te kroppen?' vroeg ze. Mel slaakte een diepe zucht die uit zijn tenen leek te komen. Toen hief hij het hoofd en boog het weer, alsof hij met zichzelf tot een soort stilzwijgende overeenkomst was gekomen. 'Dit is niet het juiste moment,' verontschuldigde hij zich. 'Het spijt me, ik ben te ver gegaan.'
'Nou en óf je te ver bent gegaan, verdomme,' viel Donna uit. Haar woede was nog intenser, nu hij zijn verontschuldigingen had aangeboden en daarmee met succes een eind had gemaakt aan het gesprek.
Plotseling greep ze de kruk van her portier.
'Wat is er?' vroeg Mel en voor het eerst sinds hun vertrek keek hij haar aan.
'Niets,' antwoordde Donna, ik word gewoon een beetje bang, als je zo snel de bocht om gaat, dat is alles.'
'Ontspan je, Donna. Ik kan ons hoogstens dood rijden.'
'Dat klinkt geweldig.'
ik dacht wel dat dat je zou aanstaan.'
'Wat moet dat nu weer betekenen?'
'Totaal niets.'
'Nee, wat bedoelde je daarmee?'
'Laten we er maar over ophouden, Donna...'
'Nee, dat wil ik niet.'
'Maar ik wel.'
'Dus we doen gewoon wat jij wilt, zoals altijd, hè?' 'Dat klinkt prima.'
'Voor jou misschien, maar voor mij niet.' Mel bleef voor zich uitstaren en zei minutenlang niets, ik zei dat dat mij nier prima in de oren klinkt,' drong ze aan. 'En ik vroeg je erover op te houden. Dit is een belachelijk gesprek.'
Een kwartier later reed Mel de brede oprijlaan van een aan zee gelegen luxeflat in Boynton Beach op. Hij zette de auto op de parkeerplaats voor bezoekers en maakte zijn veiligheidsriem los. ik vind dat we dit moeten uitpraten voordat we naar binnen gaan,' zei Donna.
Mel keek haar aan. 'Donna, wees nu eens even serieus. Volgens mij weet je niet eens meer waarom je zo je best doet om woedend te blijven.' Donna wendde snel haar blik af. 'Kom, wat doe je.' Ga je mee naar binnen of wil je dat ik je naar huis breng?' Donna gespte zwijgend haar veiligheidsriem los en deed haar portier open. Snel sprong ze uit de auto. 'Dus je gaat mee naar binnen,' hoorde ze Mel tegen zichzelf mompelen voordat ze het portier met een klap dichtgooide.
Donna stond alleen in een hoek van het vertrek en keek naar Mel op het goudgeel betegelde balkon, dar uitzicht bood over de oceaan. Hij stond met zijn arm om een lange, weelderige vrouw met rood haar en was al ruim een halfuur vrij intiem met haar in gesprek. Donna ontdekte zichzelf in de spiegel achter de bar. Mel had altijd gezegd dat hij haar haar leuk vond toen het nog rood was...
Ze keek de beige met gele kamer rond. Ze realiseerde zich dat de sfeer er heel warm was, maar sloot zich daarvoor af, zoals ze zich eerder op de avond had afgesloten voor de beleefde pogingen om een gesprekje met haar te beginnen. Zoals ze zich ook voor Mel had afgesloten. Haar blik dwaalde weer naar het balkon. De roodharige vrouw ging nog dichter tegen Mel aan staan. Ze lachte om iets dat hij zei. O, Mei, dacht ze, waarom heb je me hier mee naartoe genomen?
Ze liep naar de gastheer roe. 'Zou ik uw telefoon even mogen gebruiken?'
'Natuurlijk. In de slaapkamer kunt u misschien wat meer privé bellen.'
Haar gastheer wees naar rechts. Hoewel de kamer niet overvol was, moest Donna zich toch een weg tussen de gasten door banen, naar de donkergroen-met-grijze slaapkamer van de gastheer en zijn vrouw. Ze ging op het bed zitten, schoof het gestreepte dekbed opzij en pakte de fluweelgrijze telefoon. Mevrouw Harrison nam bijna onmiddellijk op. 'Heeft er nog iemand gebeld, mevrouw Harrison?' 'Nee, mevrouw. Het is hier heel rustig. Annie heeft nog wat gelezen en is toen gaan slapen.' 'Maar er heeft niemand gebeld?' 'Nee, niemand.'
Donna legde de hoorn langzaam weer op de haak. 'Niemand,' herhaalde ze. 'Niemand.' Toen stond ze op en ze liep weer naar de woonkamer.
Bij het binnenkomen van de kamer werd ze begroet door het gebulder van de oceaan. Het was een grote kamer en de balkondeuren bevonden zich recht boven het water, zes verdiepingen lager. Als de deuren openstonden zoals nu, was het enige geluid dat echt iets leek te betekenen, het aanhoudende gebulder van de oceaan tegen de kust.
Ze keek zoekend om zich heen naar Mei, maar kon hem niet ontdekken. Het meisje met het rode haar was er nog wel. Hij zal wel een drankje voor haar zijn gaan halen, dacht ze. Waar was hij toch.' Het was bijna elf uur. Ze wilde naar huis. 'Zullen we naar huis gaan?' vroeg hij ineens achter haar. Zijn stem klonk heel anders dan gewoonlijk. 'Dat wil ik de hele avond al,' zei ze.
'Dat heb ik gemerkt, ja. Het ontbrak er nog maar aan dat je met de sleutels in mijn richting bent gaan rammelen.' Die opmerking bezorgde hem een woedende blik van haar. 'En vraag me maar niet wat ik daarmee bedoel, want deze keer zeg ik het je misschien nog ook.'
Hij pakte haar hij haar arm en stuurde haar woedend naar de deur. 'Waarom ben jij nu zo woedend?' fluisterde ze gedempt. 'Ik heb niet de hele avond met de een of andere slonzige griet met rood haar staan flirten.'
'Nee, dat heb ik gedaan,' zei hij en bij wijze van afscheid stak hij zijn hand op naar zijn gastheer. 'En voor het geval dat het je nog niet was opgevallen, dat is niet mijn gewoonte. Om je de waarheid re zeggen ben ik eigenlijk alleen maar woedend op en teleurgesteld in mezelf. Ik heb me niet meer van dat soort trucs bediend sinds ik op de middelbare school een blauwtje liep bij mijn liefje en dus met haar beste vriendin uitging.' 'Wil je daarmee zeggen dat jouw gedrag van vanavond mijn schuld was?' Ze wachtten op de lift. Die kwam bijna meteen. Ze stapten in en gingen zo ver mogelijk uit elkaar staan. 'Ik zeg alleen dat dat mijn schuld was,' zei hij. 'Jij bent niet verantwoordelijk voor wat ik doe.'
Op de begane grond stapten ze uit de lift en liepen naar de auto.
Hij liep naar zijn kant van de auto, deed het portier open en stapte in. Even dacht ze dat hij gewoon zou wegrijden en haar zou laten staan. Maar hij strekte zijn hand uit en trok het knopje aan haar kant van de auto omhoog. Daarna drukte hij op de kruk en deed hij her portier voor haar open, maar niet verder dan op een kier. Donna trok het open en stapte in. Ze had het gevoel dat ze de laatste tijd niet anders deed dan auto's in- en uitstappen. 'Nou, wat wilde je zeggen?' vroeg ze toen ze de snelweg opreden.
'Laten we maar helemaal niets zeggen tot we thuis zijn, goed?' Het was meer een vaststelling dan een vraag. 'Op dit moment ben ik zo woedend dat ik al mijn hersens nodig heb om te rijden...'
'Ik snap niet, waar jij zo woedend over bent...' 'Dat zal ik je dan wel uitleggen,' beloofde hij.
Toen ze thuiskwamen was het huis in duisternis gehuld; alleen de buitenlamp brandde. Ze liepen naar binnen en Mel deed het licht in de hal aan, maar deed het meteen weer uit. Ze stonden in het halfduister, als figuren die verstard waren in het flitslicht van een camera. Alleen de maan en de sterren wierpen hun licht door het raampje boven de voordeur, waardoor hun gestalten iets griezeligs kregen. Het was halftwaalf. Ze zeiden geen van beiden iets. Donna realiseerde zich een beetje geschrokken dat ze eigenlijk niet goed iets durfde te zeggen. Ze had Mel nog nooit zo gezien; hij was doorgaans niet gauw boos. Donna keek naar zijn gezicht - onbewogen, ernstig, zijn profiel deels verlicht, deels in de schaduw. Ze kon niet eens goed zien waar zijn baard ophield en de duisternis begon. Ze wilde haar armen naar hem uitstrekken en dat tedere gezicht naast haar strelen, maar ze kon zich gewoon niet verroeren.
'Laten we naar de achterkamer gaan,' zei hij en zonder haar aan te kijken liep hij erheen. Donna volgde hem zwijgend. De kamer aan de achterkant van het huis was oorspronkelijk bedoeld geweest als naaikamer voor Kate, maar de laatste jaren was ze eigenlijk nauwelijks meer gebruikt. Toen Donna de kamer voor het eerst had gezien, had ze gedacht dat het een geweldige speelkamer zou zijn voor de kinderen. In de deuropening bleef ze staan. Waarom nam hij haar mee hier naartoe.' Hij wist dat ze er altijd een speelkamer voor Adam en Sharon van had willen maken.
'Waarom kunnen we niet in de woonkamer praten?' vroeg ze vanuit de deuropening.
Mei, die nu midden in de kamer stond, draaide zich naar haar om. Voor het eerst sinds hun vertrek van het feestje keek hij haar recht aan. 'Omdat ik niet het risico wil lopen dat we Annie of mevrouw Harrison wakker maken.'
'Ben je dan van plan te gaan schreeuwen?' vroeg ze, bijna luchtig, in de hoop de scène waarvoor ze zelf bijna volledig verantwoordelijk was, nog te kunnen afwenden. Ze erkende dat het al maandenlang onafwendbaar was; en enerzijds zou ze het conflict willen ontlopen, anderzijds verlangde ze ernaar nu tot de kern van de zaak door te dringen.
ik weet niet wat ik van plan ben.' Geen tijd voor spelletjes. Te laat voor spelletjes.
ik wil deze kamer niet in.'
'Je ziet spoken.' Hij zweeg even. 'Waarom niet?'
Ze aarzelde. 'Je weet toch wat voor plannen ik altijd met deze kamer heb gehad?' Ze hield hem het aas voor. Als hij hapte, had hij zijn schuld toegegeven.
Maar hij hapte niet. 'Doe daar nou niet zo idioot over, Donna. Kom binnen en doe de deur dicht. Je kunt geen herinneringen hebben aan iets dat nooit bestaan heeft.' 'Maar mijn kinderen hebben wei bestaan!' 'Je kinderen bestaan nog steeds! En als er spoken in deze kamer zijn, dan zitten die in jouw hoofd, Donna!' Donna werd steeds bozer. Daardoor ging ze de kamer binnen en deed ze de deur achter zich dicht. Ze keek om zich heen in de grote, met boekenkasten gevulde kamer. Er stonden twee groene banken en een lange, lage tafel. 'Zou je nu misschien willen ophouden met dat abracadabra, dokter?' 'Moet ik het echt voor je uitkauwen, Donna?' 'Ja, dat moet echt.'
'Heb je er geen idee van wat ik wil zeggen?' 'Hou verdomme eens op met je raadseltjes. Jij wilde toch zo nodig praten!'
Mel begon woedend heen en weer te lopen, ik snap nog steeds niet waarom je zo woedend bent,' vervolgde Donna zonder zijn reactie af te wachten, inmiddels bang voor wat hij zou zeggen, ik ben toch met je naar dat rotfeestje geweest, of niet soms.' Waar je na een uur verdween en ik kon toekijken hoe je de rest van de avond eerst een uur lang met alle meisjes op het feest flirtte, om het laatste uur - je heerlijkste uur - helemaal aan die griet met dat rode haar en die enorme tieten te besteden. Ik heb mezelf niet op een van de aanwezige heren gestort. Ik heb je niet in verlegenheid gebracht.' 'Nee, je hebt niets verkeerds gedaan! Je bent met me naar dat feestje gegaan. Je hebt Rod en Bessie begroet. Je hebt misschien zelfs wel een keer gelachen. Dat laatste weet ik niet zeker, misschien is de wens wel de vader van de gedachte. En verder heb je niets gedaan... o ja, en je hebt om de drie minuten op je horloge gekeken.'
'Het begint me allemaal erg vertrouwd in de oren te klinken,' viel Donna hem in de rede. 'Nu ga je waarschijnlijk zeggen dat het mijn schuld is dat je je gedroeg zoals je hebt gedaan...' 'Nee!' Het klonk als een hamerslag. 'Ik heb je al eerder gezegd dat ik de enige ben die verantwoordelijk is voor wat ik doe. En ik kan je wel vertellen dat ik kots van mijn gedrag van vanavond. Ik heb mensen gebruikt. En het is lang geleden dat ik dat zo schaamteloos heb gedaan.'
'Ja, op de middelbare school,' zei Donna kortaf. 'Dat heb je me verteld.'
ik besef nu waarom het zo belangrijk voor me was om vanavond met jou naar dat feestje te gaan. O, natuurlijk, ik vond dat we meer moesten uitgaan. Maar dat was niet de voornaamste reden. De voornaamste reden was dat ik deze scène wilde ontlopen; ik wilde de gebeurtenissen van de komende paar minuten een paar uur voor me uit schuiven. Maar het is niet zo gelopen als ik gehoopt had. Want ik loop dit al zo lang op te kroppen dat mijn woede een andere manier heeft gezocht om zich te uiten. En dus werd dokter Mel Segal ineens een heel aantrekkelijke partij. Er was geen vrouw op dat feestje die ik niet in mijn armen heb gehad. En er waren er een paar die echt op me vielen. En dat meisje met dat rode haar had behalve mooie tieten nog iets dat haar aantrekkelijk maakte, iets heel simpels...' Hij zweeg even, slikte en liep langzaam om de tafel heen. Donna keek. Ze zei niets. 'Jij had het vroeger ook,' vervolgde hij. 'Dat weet ik nog wel.' Hij zweeg even om het effect van zijn woorden te vergroten. 'Ze had gevoel voor humor,' zei hij toen rustig. 'Jij had dat ook, al stortte de hele wereld om je heen in.' Hij hief de handen omhoog, alsof hij net te horen had gekregen dat er een pistool op zijn achterhoofd gericht was. 'Dat is het. Gewoon een beetje... een beetje leven.'
Hij zweeg even en vervolgde toen: 'Ik praatte tegen haar en zij praatte tegen mij en ik realiseerde me dat ik voor het eerst sinds maanden me niet steeds stond re verontschuldigen. Ik luisterde naar haar en, o wonder, zij luisterde echt naar mij. Ze dacht dat ik misschien weieens iets interessants te melden zou kunnen hebben. Ze lachte zelfs om een paar grapjes van me. Ik vertelde dar ik een dochtertje had en toen glimlachte ze zowaar. Sterker nog, ze toonde zelfs belangstelling voor haar. Nou weet ik natuurlijk ook wel dat haar belangstelling voor mijn dochter niet los gezien kan worden van haar belangstelling voor mij, en ik weet ook maar al te goed dat die belangstelling niet wederzijds was, omdat ik toevallig nog altijd van jou hou...'
Donna merkte dat Mel bijna in tranen was. Hij deed geen poging ze te verbergen of ze tegen te houden. 'En ik realiseerde me hoe lullig ik me gedroeg, tegenover jou, tegenover dat meisje met haar rode haar - ze heer Caroline tussen twee haakjes - en tegenover mezelf.' Hij zweeg, maakte zijn ronde om de tafel af en begon aan een nieuwe, ik heb je over Tinka Segal verteld; dat was een fantastische vrouw. Er waren natuurlijk heel wat clichés op haar van toepassing die voor moeders gelden, maar daar zijn moeders ten dele ook voor. Een van Tinka's favoriete uitspraken kwam van Shakespeare, die glorieuze bron van zoveel hedendaagse clichés van niveau. "Hou altijd dit voor ogen," zei ze altijd. "Blijf getrouw aan uw eigen persoonlijkheid!'"
Donna hield de adem in. Ze herinnerde zich dat haar moeder dat ook altijd zei. 'Enfin,' vervolgde hij, 'ik realiseerde me dat ik kennelijk op een punt in onze relatie was gekomen waarop ik niet langer getrouw was aan mijn eigen persoonlijkheid. Of althans op een punt waarop ik moest kiezen tussen trouw blijven aan mezelf en deel van deze relatie blijven uitmaken.' Donna voelde zich koud worden over haar hele lichaam. Dit gebeurde niet echt. Ze had het gevoel dat haar keel werd dichtgesnoerd.
'Ik hou van je, Donna. Ik hou echt van je. Je moet me geloven als ik zeg dat ik weet wat je doormaakt. Ik weet wat je allemaal al hebt doorgemaakt en wat je op dit moment doormaakt. Ik begrijp het. En misschien zou ik het allemaal nog wat langer kunnen volhouden, als ik alleen met mezelf te maken had. Dat weet ik niet. Ik weet het echt niet. En dar zal ik ook wel nooit weten, want het gaat niet alleen om mij. Er ligt hierboven een kind van acht, dat binnenkort veertig is als ik niet oppas. Een halfjaar geleden was ze het gelukkigste kind dat je je kon voorstellen. En nu durft ze zich amper te verroeren. Toen ze gisteravond haar beker melk omgooide, ging jij tegen haar tekeer alsof ze het met opzet had gedaan, alleen om jou op de zenuwen te kunnen werken. Ze durft amper iets te zeggen, als jij erbij bent. Want wat ze zegt deugt toch nooit! Herken je dit niet, Donna.' Komt dit je niet pijnlijk bekend voor?'
Donna probeerde iets te zeggen, maar kon geen woord uitbrengen.
'Denk eens even na, Donna,' vervolgde Mei. 'Sta er toch eens bij stil wat je mijn dochter aandoet!' Hij keek hulpeloos de kamer rond. 'En mij! Ja!' blafte hij. Hij begon in steeds grotere kringen om de tafel heen te lopen. 'Laten we het er nu maar meteen allemaal uitgooien. Ik heb voortdurend het gevoel dat ik door een mijnenveld loop; één verkeerde beweging en wham! we vliegen allemaal de lucht in! Ik moet alles wat ik tegen je zeg eerst zorgvuldig afwegen. Wanneer ik in de kliniek een interessant geval heb gehad, maar het gaat om een kind, dan kan ik het je beter niet vertellen. Want je raakt van streek als we het over kinderen hebben. En dat maakt her allemaal dubbel zo moeilijk voor me, want ik vind hel heerlijk om over kinderen te praten. Ik ben verdomme stapelgek op mijn eigen kind. Volgens mij heb ik me de afgelopen maanden ten onrechte laten leiden door de veronderstelling dat de Donna op wie ik verliefd ben geworden, binnenkort wel weer tot zichzelf zou komen. Want ik moet steeds aan die Donna denken. Ik weet nog goed dat ik haar voor het eerst zag; dat ik haar voor her eerst kuste; dat we voor het eerst met elkaar naar bed gingen. Toen zag ze eruit als een kleine jongen met haar korte haren. Ik weet nog goed hoe ze was in die eerste maanden na de scheiding; en ik denk zelfs met intens veel liefde terug aan die wanhopige, ongelukkig getrouwde vrouw, die ze eens was, want toen vocht ze tenminste nog voor haar geluk. En niet op de wanhopige manier zoals nu, want toen vocht ze echt om te overleven. Nu maak je alleen maar dingen kapot met je gevecht.' Zijn stem klonk plotseling erg vermoeid. 'Victor heeft precies gedaan wat hij voorspeld had, Donna: hij heeft je kapotgemaakt. Je bestaat gewoon niet meer.' Hij zweeg even en begon toen plotseling opnieuw re praten, steeds sneller en steeds indringender. 'Wat ik niet kan begrijpen is waarom je hem daartoe de kans hebt gegeven. Toen je nog getrouwd was, liep je liever weg dan dar je je door hem kapot liet maken. Nu lijkt het we! alsof je niet weet hoe hard je weer naar hem roe moet rennen.' Hij schudde het hoofd. 'Mijn moeder heelt ook nog iets anders gezegd. Dat was toen ik haar moest vertellen dat Kate en ik uit elkaar gingen. Misschien vier maanden voor ze stierf. Ik probeerde haar uit te leggen dat Kate op zoek was naar haar identiteit enzovoorts, enzovoorts. En weet je wat ze toen zei.' Ze zei dat al dat moderne gedoe over zoeken naar je identiteit louter waanzin was. Ze zei dat je identiteit ligt in wat je doet. In de manier waarop je je gedraagt.' Hij zweeg even. 'Ze had gelijk.' Vermoeid haalde hij zijn hand door zijn haar. 'Je bent zes jaar met Victor getrouwd geweest, Donna. Volgens mij is dat meer dan wij samen aankunnen.'
Donna stond als verdoofd midden in de kamer. Minutenlang was het doodstil. 'Wil je daarmee zeggen dat je me hier niet meer kunt gebruiken?' Ze vroeg het als een kind. 'ik probeer je duidelijk te maken dat ik van Donna Cressy hou. Maar dat ik niet kan samenleven met de vrouw tot wie ze zich laat verworden.'
Donna schudde heftig het hoofd. 'Dus jij laat me nu ook in de steek.' Mijn kinderen zijn weg, dus waarom maken jullie me niet meteen af.' Is dat de bedoeling? Met zijn allen tegen Donna?' 'Zo wil ik het helemaal niet.'
'Je bent wat je doet, dokter!' snauwde ze. Mel sloeg de ogen neer. 'Je hebt gezegd dar je me nooit in de steek zou laten! Je hebt me beloofd dat je me nooit in de steek zou laten!' Langzaam sloeg hij de ogen weer op. maar hij zei niets. Er stond slechts pijn op zijn gezicht te lezen. En intens verdriet. 'Je hebt me beloofd dat je me zou helpen mijn kinderen terug te vinden!'
'Dat hebben we toch ook geprobeerd, Donna. We hebben alles gedaan wat naar menselijke maatstaven mogelijk was. Maar hoelang kun je je hele bestaan blijven afstemmen op een telefoon die misschien zal gaan' Hoe vaak kun je kleine kinderen op straat aanhouden, omdat ze net zo lang zijn als je zoontje? Hoeveel wandelwagens kun je achterna rennen, omdat Sharon er weieens in zou kunnen zitten? Ik zeg niet dat je alle hoop moet opgeven...'
'Nee!' Ze schreeuwde het uit en luisterde niet meer naar wat hij zei.
Hij praatte door. ik probeer je alleen duidelijk te maken dat jij, Donna Cressy, ook nog een eigen leven te leiden hebt, ongeacht of je je kinderen vindt of niet.'
Ze was hysterisch, niet meer tot bedaren te brengen. 'Je hebt tegen me gelogen!' gilde ze. 'Je hebt gelogen!' 'Donna...' Hij liep naar haar toe. 'Leugenaar! Leugenaar!'
'Donna...' Hij hief zijn arm op om haar te troosten. 'Nee!' schreeuwde ze.
'Probeer alsjeblieft tot rust te komen.' Hij liep in de richting van de deur. 'Laten we even een paar minuten tot rust komen. Ik zal wat voor je te drinken halen of zo...'
ik wil niets van je! Ik wil alleen nog maar weg.' Ze liep naar hem toe.
'Jij gaat vanavond nergens meer heen.'
'Dat zullen we dan verdomme nog weieens zien!'
'Donna, jij gaat nu nergens meer heen. Laten we proberen wat te slapen... dan praten we morgen verder.'
Ze probeerde zich langs hem heen te wringen, ik slaap hier niet! Je kunt me niet dwingen hier te blijven!'
Ze begon tegen hem aan te duwen.
'Donna...'
'Ga weg. Ik heb je niet nodig. Je bent gewoon een leugenaar! Laat me hier uit of ik schreeuw verdomme het hele huis wakker. Dat kan ik je beloven!'
Mel probeerde zijn armen naar haar uit re strekken, maar ze sloeg ze weg. 'Laat me erdoor! Raak me niet aan!' Daarna kon ze niet meer uitbrengen dan klanken, louter klanken, een gehuil diep uit haar keel, dat rechtstreeks uit haar hart leek te komen. Ze gilde alsof hij haar vermoordde. Als een dier dat al gewond is, dat met zijn poot hopeloos vastzit in een ijzeren klem en dat de jager ziet naderen met zijn mes. Mels hand schoot naar haar mond in een poging haar gegil te smoren. Donna schrok er verschrikkelijk van. Ze hield de adem in, het was alsof ze stikte. Ze beet hem hard in zijn hand. Hij schreeuwde het uit door de plotselinge pijn en probeerde haar de weg te versperren met zijn - veel bredere - lichaam. Maar ze ging als een razende tekeer, ze krabde, schopte, trapte. 'Laar me erdoor!'
Hij hield stand en ging niet voor haar geweld opzij. 'Godverdomme, ik haat je!' krijste ze. Toen sloeg ze hem met de volle hand hard in het gezicht.
Instinctmatig hief hij zijn hand op en beantwoordde haar klap met dezelfde kracht. Toen deinsden ze allebei terug, plotseling ontzet over wat ze hadden gedaan.
Hij sprak als eerste. 'O, Donna, dat spijt me...'
'Nee,' beet ze hem toe. ik wil niets meer horen.' Ze keek in zijn vermoeide, bruine ogen. 'Je bent nog erger dan Victor,' zei ze kalm. 'Je kunt van Victor een heleboel zeggen, maar hij heeft me nooit geslagen.'
Mel maakte plaats voor Donna, toen ze naar de deur liep. Zacht klonk zijn stem achter haar: 'Soms is het gemakkelijker om iemand te vermoorden zonder zelfs maar een vinger naar hem uit te steken.'
Donna deed de deur open en liep de kamer uit zonder nog achterom te kijken.