***

De vrouw reed in noordelijke richting over Highway 1, met Donna vlak achter haar. Ze keek verschillende malen in haar achteruitkijkspiegeltje. Elke keer hoog Donna het hoofd en hield de adem in. Realiseerde ze zich dat ze gevolgd werd.' Herkende ze Donna van de supermarkt? Had Victor haar haar foto laten zien? Haar gezegd dat ze voorzichtig moest zijn, wanneer ze ooit dacht de vrouw van die foto te zien? Donna keek in haar achteruitkijkspiegel. Hoewel ze net boven de maximumsnelheid zat, deed een chroomkleurige sportwagen zijn uiterste best haar te passeren, eerst links, toen rechts. Na enkele ogenblikken kat en muis gespeeld te hebben, tikte Donna met haar vinger op haar voorhoofd en tot haar verbazing zag ze dar hij meteen snelheid minderde. Ze ontspande zich, maar merkte algauw dat hij alleen snelheid had teruggenomen om zich voor te bereiden op een tweede aanval. Hij was nu vastbesloten haar te passeren, ook al zou dat betekenen dat hij dwars door haar heen moest. Verdomme, zei ze bij zichzelf, toen hij haar plotseling met brullende motor rechts inhaalde en zijn sportwagentje tussen Donna en haar kind manoeuvreerde. Toen nam hij gas terug. Opzettelijk. Om haar te pesten. Zijn snelheid liep terug tot een slakkengangetje. Donna vloekte, eerst in stilte, toen hardop. Ze wilde toeteren, maar ze was bang de aandacht van de Plymouth te trekken. Ze kon de auto nog altijd zien - en zolang ze hem nog kon zien, was er niets aan de hand. Het leek echter wel alsof de Plymouth steeds harder ging rijden, terwijl her tempo van de sportwagen voortdu

rend lager kwam te liggen. 'Schiet op. klootzak!' schreeuwde Donna, dol van angst.

Alsof hij haar gehoord had, begon de chauffeur van de sportwagen plotseling harder te rijden. Hij trapte het gaspedaal diep in en zette de auto in de vierde versnelling. Hij haalde zonder moeite de Volare in, in zijn kielzog een enorme stofwolk en het bekende gebaar van de geheven middelvinger. 'Hufter!' mopperde Donna en ze ging dichter achter de auto met haar dochtertje erin te rijden.

Plotseling sloeg de vrouw linksaf en Donna volgde de wagen over de inmiddels vertrouwde Ocean Avenue. De vrouw reed vervolgens via Ocean Avenue naar Casanova Avenue, waar ze opnieuw linksaf ging en pas na vijf zijstraten afsloeg. Donna volgde op ruime afstand. Ze zag dat de vrouw het tuinpad van een groot, maar pretentieloos huis opreed. Woonden ze hier.'

De vrouw toeterde, eerst één keer, toen nog eens, minder geduldig. Donna besloot dat ze hier niet woonden. Ze herinnerde zich dat de vrouw gezegd had 'We gaan je broer halen en dan haar huis'. Er kwam geen reactie op her getoeter. Sharon zat veilig in haar kinderzitje, dus de vrouw stapte uit de auto en liep naar de voordeur. Op dat moment ging de deur van het huis open en een heleboel kinderen stroomden naar buiten, rollebollend over elkaar. Het waren allemaal jongetjes, allemaal ongeveer even lang, de één misschien wat robuuster dan de rest. Ze lachten en stoeiden en rolden over elkaar heen, terwijl de vrouw zich vastberaden tussen het gewoel begaf en er een van de vechtende jongetjes uit viste.

Donna spande haar ogen in om zijn gezicht te kunnen onderscheiden, maar de afstand was te groot. Ze zag hoe hij zich losrukte en als een dolleman een paar rondjes om de auto holde in een poging om althans nog een of twee van de jongetjes, die nu allemaal weggingen, in de auto te krijgen. Uiteindelijk duwde de vrouw hem naast zijn zusje op de achterbank. Ze deed haar eigen portier open, zwaaide bij wijze van afscheid naar de vrouw die een paar tellen tevoren in de deuropening was verschenen. En Donna stelde zich voor wat ze tegen elkaar zeiden: 'Dag, mevrouw Smith. Fijn dat Adam na school bij u kon spelen. Be- dankt.' 'Graag gedaan, mevrouw Jones. Als u hem nog eens een keer kwijt moet, laat u het me maar weten.' Nee, dank u, mevrouw Smith, dacht Donna. Nee, dank u, mevrouw Jones. Er komt niet 'nog eens een keer.' Niet 'nog eens een keer.'

De vrouw reed achteruit het tuinpad af, de straat op. Donna volgde haar weer op veilige afstand. Allebei haar kinderen zaten nu in de auto. Misschien scheidde maar een meter of acht hen. Acht meter staal, chroom en beton. Hoelang zou het nog duren voordat ze hen weer bij zich had? Ze probeerde tot de avond vooruit te denken. Over een paar uur zou dit allemaal voorbij zijn. Alle verdriet, alle angst, al het verlangen zouden tot het verleden behoren. Alles zou opgelost zijn - hoe die oplossing er ook uit mocht zien.

De vrouw reed verder over Casanova Avenue tot ze bij Thirteenth Avenue gekomen was. Daar sloeg ze rechtsaf, in de richting van de zee. Ze passeerde twee zijstraten, de derde sloeg ze in, de San Antonio, waar de achtertuinen van de huizen rechtstreeks uitkeken over Carmel Bay. Her was een adembenemend gezicht: op slechts een steenworp afstand strekte her strand zich uit in het zwakker wordende zonlicht. De vrouw reed nog een klein eindje door en draaide toen het tuinpad in van een van de aan zee gelegen huizen. Donna reed een paar huizen verder en parkeerde de auto toen. Ze stapte vlug uit, deed zachtjes het portier dicht, zonder de auto af te sluiten en ging toen zo staan dat ze de vrouw met haar kinderen kon gadeslaan zonder zelf gezien te worden. De vrouw deed her smeedijzeren hek open en de kinderen holden stoeiend de tuin in. 'Jullie kunnen in de achtertuin gaan spelen tot we moeten eten,' riep de vrouw hen na. Ze deed de kofferbak van de auto open en tilde er een van de grote bruine zakken uit.

Het eten, dacht Donna en ze besefte dat het al over vijven moest zijn. Victor kon ieder moment thuiskomen. Zo re zien was hij er nu niet. Donna keek naar een paar passerende auto's, dacht even aan Mel die ze in Carmel Valley had laten zitten, en richtte haar aandacht toen weer op de vrouw die inmiddels de tweede zak boodschappen uit de kofferbak tilde.

Schiet op, verdomme, wilde ze wel schreeuwen. We hebben niet de hele dag de tijd!

Maar de vrouw had niet zoveel haast. Een voor een laadde ze haar zakken met boodschappen uit en droeg ze door het hek naar het zachtbruin geschilderde houten huis met de witte luiken.

Toen de laatste zak uit de auto was gehaald en de vrouw in huis was verdwenen, holde Donna naar het huis toe. Ze was bijna bij het hek, toen de voordeur openging en de vrouw weer verscheen. Donna holde vlug naar de dichtstbijzijnde struik en buiten adem verborg ze zich daarachter. O, zie me alsjeblieft niet, bad ze. Niet nu. Nog niet.

De vrouw liep terug naar de auto en deed haar portier open. Ze drukte op de afstandsbediening op een van de zonneschermpjes van de auto, wat ze blijkbaar deed om de garagedeur open te maken. Toen reed ze de auto de garage binnen. Enkele ogenblikken later kwam ze weer naar buiten en liep via het hek de tuin van het huis weer in. Donna had het gevoel dat ze eindeloos achter die struik had gezeten, toen ze uiteindelijk opstond. Op dat moment kwam de garagedeur met een klap naar beneden, alsof de vrouw binnen al die tijd al had geweten dat Donna er was en haar handelingen precies op die van Donna afstemde, zodat die echt op de toppen van haar zenuwen leefde. Donna stond stil. Haar hart bonsde. Een vrouwelijke Columbo had Mel haar genoemd. Nee, dacht ze terwijl ze de slordige detective voor zich zag, nee. Ze haalde absoluut het niveau van Columbo niet. Ze was meer een onhandige held uit Sesamstraat. Die gedachte verdreef haar angst onmiddellijk. Haar eigen kleine Pino wachtte op haar in de achtertuin. Ze had nu geen tijd om bang te zijn.

Ze liep langzaam en voorzichtig naar het hek van de voortuin. Stel je voor dat Victor nu kwam aanrijden. Stel je voor dat hij ineens achter haar stond. Ze hoorde voetstappen. O, god, nee, dacht ze, en ze voelde dat hij achter haar kwam aanlopen. Met een ruk draaide ze zich om. Een jongeman liep langs haar heen zonder acht op haar te slaan. Misschien was ze er niet echt, dacht ze. Misschien was dit allemaal een droom. Net als die slangen. Nu ja, als het dan toch maar een droom is, zei ze tegen zichzelf, terwijl ze zich omdraaide naar het hek en dat heel voorzichtig openmaakte, dan kan ik die net zo goed helemaal uitdromen. Het hek ging gemakkelijk en geluidloos open. Eenmaal in de gezellige voortuin deed ze het hek achter zich dicht, waarna ze even stilstond om te luisteren naar de geluiden vanuit de achtertuin waar haar twee kinderen speelden. Het huis had een grote, glazen erker aan de voorkant. Donna staarde er langdurig naar, terwijl ze probeerde zich exact voor te stellen wat ze zou doen. Ze zou zachtjes langs de zijkant van het huis sluipen, de achtertuin in. Daar zou ze haar kinderen zien, vertellen wie ze was en dan met hen naar de auto rennen. Donna gluurde door de ramen van de erker. Wist ze maar waar de vrouw was. Hoogstwaarschijnlijk was ze haar boodschappen aan het uitpakken en het eten aan het klaarmaken. Dat betekende dat ze in de keuken moest zijn, en de keuken lag zeer waarschijnlijk aan de achterkant van het huis en keek dan uit op de achtertuin. Verdomme, dacht Donna. Kan dan niemand me helpen? Je hebt alleen jezelf, hoorde ze plotseling een stem zeggen. Haar eigen stem. Een stem die ze de laatste maanden steeds vaker hoorde. Steeds sterker. Elke keer krachtiger. Vooruit, Donna, zei die stem. Donna deed twee schuchtere stappen naar de zijkant van het huis. En meteen struikelde ze over een grote, gele strandbal, die ze op de een of andere manier over het hoofd had gezien. Ze krabbelde snel overeind en gooide de bal weg. Ze zag dat die vlak voor het trapje naar de voordeur terechtkwam.

Ze stond op een vrij breed betonnen pad dat naar de achterkant van het huis leidde. Langzaam en met één oog op de zijmuur gericht, attent op mogelijke onverwachte ramen, liep Donna over het pad naar de achtertuin. De zee brulde bij wijze van aanmoediging; Donna voelde zich opgewonden en licht in het hoofd. Ze kwam bij het eerste raam en gluurde naar binnen, naar een keurige, traditioneel ingerichte woonkamer. Er slingerden een paar stukjes speelgoed, maar het leek wel alsof die daar opzettelijk en met keurig gelijke tussenruimten waren neergelegd. Zelfs deze wanorde had iets heel georganiseerds. Donna liep verder langs de muur. Via de volgende ramen keek ze in een slaapkamer, waarschijnlijk die van de huishoudster. Het vertrek leek te klein om Victors slaapkamer te zijn en was niet fleurig genoeg voor een kinderslaapkamer. Vlak daarnaast lagen de ramen van de keuken. Donna's maag begon te draaien. De vrouw zou haar vast en zeker zien. Donna drukte zich plat tegen de buitenmuur aan.

De vrouw stond aan de andere kant van de keuken, ze was nog altijd bezig met het uitpakken en wegzetten van de boodschappen. Het was een groot, vierkant vertrek, helemaal wit en slechts hier en daar door wat geel en groen geaccentueerd. Aan twee kanten waren ramen, de derde kant leidde naar de rest van het huis en de vierde, de meest westelijke kant gaf roegang tot een soort ontbijthoekje annex tuinkamer, die op zijn beurt weer uitzicht bood op een terras, de achtertuin en de zee. Als de vrouw in de keuken bezig bleef en niet in de tuinkamer kwam, dan gaf Donna zichzelf een redelijke kans om zonder de aandacht van de vrouw te trekken bij haar kinderen te komen. Enkele seconden bleef Donna doodstil tegen de zijkant van het huis staan. Toen rechtte ze instinctmatig haar rug en zei tegen zichzelf: Ik heb niet dat hele eind gereisd om hier met lege handen vandaan te gaan! Ze liep voorzichtig naar de hoek van het huis en vandaar kon ze haar kinderen zien spelen. Ze speelden met een bal - een kleine, vrolijke, veelkleurige plastic bal, die ze naar elkaar overgooiden. Of liever gezegd: Adam gooide en Sharon holde heen en weer. 'Nee!' riep de kleine jongen naar zijn zusje. 'Niet zo, ik zeg toch dat je je handen op moet houden... Niet zo!' Donna keek ingespannen naar het jongetje. Hij was erg groot voor zijn leeftijd, tenger en knap om te zien. Echt een klein mannetje. Onmiskenbaar haar zoon. Adam, zei ze geluidloos. Lieverd.

'Luister je nou?' vroeg hij ongeduldig. 'Ik blijf het niet uitleggen.' Hij holde naar zijn zusje en greep haar handen. 'Zo. En hou ze nu zo.' Hij keek op en stond ineens stil. Hij had haar gezien. Hij stond naar haar te staren. Zonder zich te bewegen.

Het meisje draaide zich langzaam naar Donna om. En zo stonden ze elkaar alledrie aan te staren. 'Hallo,' zei Sharon.

'Pappie heeft gezegd dat we niet met vreemde mensen mogen praten,' vermaande Adam. Donna voelde de tranen in haar ogen springen. Verdomme, ze wilde niet huilen. Adam keek op zijn hoede naar de achterdeur.

'Ik ben geen vreemde,' fluisterde Donna.

'Wat zegt u?' vroeg hij. ik kan u niet verstaan.'

Donna begon iets harder te praten. 'Weet je niet wie ik ben?'

vroeg ze. Hij was toch groot genoeg. Ze was er zeker van dat hij zich haar moest herinneren, al was het maar vaag.

'Wie bent u?' vroeg hij en instinctief sloeg hij beschermend een arm om de schouders van zijn zusje.

Donna slikte krampachtig. Ze ging op haar hurken zitten, zodat ze net zo klein was als de kinderen, ik ben jullie moeder,' zei ze. 'Ik ben jullie mammie.'

Sharons ogen werden groot van nieuwsgierigheid. In Adams ogen stond angst te lezen. Hij deed enkele stappen achteruit. Sharon bleef koppig staan waar ze stond. 'Jij bent onze mammie niet!' zei Adam uitdagend. 'Onze mammie heeft ons in de steek gelaten. Die wilde ons niet meer!' Donna keek in de verschrikte ogen van de jongen. Hoe kon Victor je dat zeggen? vroeg ze in stilte. Hoe kon iemand zo gemeen zijn? Hoe kon iemand zoveel haat koesteren? 'Dat is niet waar. Ik heb jullie nooit in de steek gelaten. Ik heb steeds naar jullie verlangd. Sinds jullie pappie jullie bij mij heeft weggehaald, ben ik steeds naar jullie op zoek geweest.' 'U liegt!' schreeuwde de kleine jongen. Donna keek meteen naar het raam, maar de vrouw was nog steeds druk bezig. Ze was het voortdurende gegil van haar beschermelingetjes ongetwijfeld gewend.

'Je weet heel goed dat ik niet lieg, Adam,' zei Donna zacht. 'Je bent oud genoeg om je mij nog re kunnen herinneren. Je kunt me niet helemaal vergeten zijn. Je weer best dat ik je mammie ben!'

'Je bent mijn mammie niet!' Hij begon te huilen.

'O, lieverdje, toe nou, ik wil je niet aan het huilen maken. Ik wil je alleen maar in mijn armen nemen. Ik wil je knuffelen. Je mee naar huis nemen. Naar Florida.'

'Dit is mijn huis. Jij bent mijn mammie niet!' 'Ik ben je mammie wel. Ik zou er alles voor over hebben om jou terug te krijgen.'

Adam zei niets. Hij staarde naar Donna door zijn tranen heen, die inmiddels in stromen over zijn wangen liepen. Plotseling merkte Donna, dat Sharon niet langer stilstond. Ze liep langzaam, maar zeer vastberaden in Donna's richting. Donna hield haar ogen op beide kinderen gericht, terwijl Sharon steeds dichter bij haar kwam, haar grote ogen keken recht in die van Donna.

Ze bleef vlak voor Donna staan, die nog altijd op haar hurken zat. Langzaam hief Sharon haar rechterarmpje op en voorzichtig strekte ze haar handje naar Donna uit en streelde ze Donna's wang. 'Mammie?' vroeg ze zachtjes.

Donna sloeg meteen haar armen om haar heen en omhelsde het meisje met een intensiteit die ze nooit eerder ervaren had. 'O, lieverdje,' huilde ze. 'Lieverdje van me, lieverdje!' Ze bedekte Sharons wangen met kussen. 'God, wat hou ik veel van je. Ik hou zoveel van je.'

'Ze is onze mammie niet!' riep Adam en er klonk nu duidelijk hysterie in zijn stem door. 'Onze mammie wilde ons niet. Die wilde ons niet!'

Donna hoorde voor het huis een portier in het slot vallen. Grote genade, Victor! Ze hees Sharon onder een arm, holde naar Adam en legde haar hand tegen zijn mond, juist toen hij het op een schreeuwen wilde zetten. Hij schopte haar, beet in haar hand, probeerde haar hand van zijn mond te trekken. Ze hoorde de voordeur in het slot vallen. Victor was binnen. Haar enige hoop was nu om naar de voorkant van het huis te rennen, terwijl Victor naar de achterkant liep. Ze had zich nooit gerealiseerd dat ze zo sterk was. Maar Donna slingerde de tegenspartelende jongen onder haar andere arm en begon te rennen.

'Pappie!' schreeuwde hij. 'Mevrouw Wilson!' Mevrouw Wilson hoorde haar naam roepen, hoorde ook de wanhoop in die kreet, en keek naar buiten, in de richting van het geluid. Ze zag Donna wegrennen, een kind onder iedere arm; en op datzelfde moment kwam Victor de keuken binnen. Hij keek naar het raam. En het was alsof één moment alles werd stilgezet - alsof er een film werd stilgezet en een beeld daaruit plotseling sterk vergroot werd. In een fractie van de seconde die daarop volgde keken Victor en Donna elkaar recht in de ogen. Ooit hadden die twee tinten blauw zo mooi met elkaar geharmonieerd, nu was het alsof ze vloekten, leken hun ogen diepe poelen vol ongeneeslijke haat.

Donna holde het pad langs de zijkant van het huis af. Ze wist dat Victor dezelfde weg volgde, maar dan binnenshuis. Adam schopte als een bezetene tegen haar benen; Sharon bood geen verzet. Ze zag het hek, nog maar een paar meter voor haar, ze hoorde Victor de voordeur openduwen, hoorde zijn snelle voetstappen, zag hoe zijn armen naar haar grepen, toen ze langs hem rende. Ze voelde zijn handen langs haar schouders strijken, hoe zijn vingers zich spanden om haar bij haar blouse te grijpen, maar toen verslapte zijn greep omdat hij onderuitging. De gele strandbal schoor onder hem vandaan en hij lag in het gras. Donna kwam bij het hek en duwde het open op het moment dat Victor zich van de schrik hersteld had en overeind krabbelde. Zodra ze op straat waren, begon Adam luidkeels te schreeuwen. Maar als er al iemand aandacht aan besteedde, dan had Donna het te druk om zich daarvan iets aan te trekken; als er voorbijgangers met hun auto zouden stoppen, dan zouden ze toch achter Victors auto moeren gaan staan. Niemand hield haar nog regen. Haar enige gedachte was om bij de auto te komen. Ze had nog een paar seconden. Ze hoorde het hek dichtvallen; ze wist dat Victor vlak achter haar was.

De auto leek wel verder weg te staan dan ze zich herinnerde. Ze begon moe te worden, haar lichaam begon pijn te doen. Nee, nog niet, zei ze tegen zichzelf, terwijl ze haar zoon war beter in de greep nam. Ze bereikte de auto, deed het portier open, gooide de kinderen erin - eerst haar dochter, toen haar zoon - sprong er toen zelf in en smeet het portier dicht. Net toen Victor naar de hendel greep, vergrendelde ze het portier van binnenuit. Weer keken ze elkaar in de ogen. Hun ogen schoten vuur. Toen wendde Donna haar blik af. Ze had genoeg haat gezien in zijn ogen. Ze startte de auto en voelde Victor met zijn vuisten tegen het raampje beuken, terwijl Adam met zijn vuistjes tegen haar gezicht stompte.

'Adam, toe, lieverdje...'

'Je bent mijn mammie niet. Je bent mijn mammie niet!' Victor ging vlak voor Donna's auto staan in de veronderstelling dat ze nier op hem zou durven inrijden. Drijf me niet tot het uiterste, zei Donna in gedachten. De motor liep, de auto stond klaar om weg te rijden. Donna staarde recht voor zich uit in Victors gezicht. Ze zag de vastberaden uitdrukking op zijn gezicht, kende de koppigheid waarmee ze te maken had. Hij was in staat hier voor de ogen van zijn kinderen te sterven in plaats van één stap opzij te doen. Voorzichtig, bedachtzaam en zonder dat hij het merkte, keek ze razendsnel in haar achteruitkijkspiegeltje. Er stond niemand achter haar. Ze keek opnieuw naar Victor, werkte zich los uit Adams handjes en hield haar rechterarm beschermend voor de kleintjes naast zich. Toen zette ze de auto in de achteruit, trapte het gaspedaal diep in en reed met grote snelheid achteruit in de richting van Thirteenth Avenue.

Ze gunde zich slechts heel even de tijd om zichzelf te feliciteren, want ze wist dat Victor zich uiterst snel zou herstellen. Tegen de tijd dat ze kon afremmen en van richting kon veranderen - ze nam de westelijke route naar de brede, schilderachtige kustweg - was Victor al in zijn eigen bruine auto gesprongen die het midden hield tussen een sedan en een wat sportiever model - en reed er nog maar één auto achter haar. Als een gek stuurde ze over de bochtige kustweg, de zijstraten schoten met toenemende snelheid voorhij - Tenth, Ninth, Eighth, Seventh Avenue. Ze zag een bord waarop Pebble Beach en de beroemde strandroute van 30 kilometer natuurschoon stond aangegeven. Niet nu, dacht ze. Ze had geen tijd voor 30 kilometer natuurschoon, hoe spectaculair dat misschien ook was. Plotseling kwam Ocean Avenue in zicht. Die bekende naam gaf haar opeens weer het nodige vertrouwen. Ze sloeg abrupt rechtsaf en reed oostwaarts naar de snelweg. En dan? vroeg ze zich paniekerig af.

De blauwe auto tussen de hare en die van Victor was allang geleden zijn eigen weg gegaan en Victor verkleinde de afstand russen hem en Donna in snel tempo. Ze trapte het gaspedaal dieper in. Victor deed hetzelfde. En ondertussen bleef Donna worstelen met haar zoon. Zijn woedende, angstige gegil was bijna een soort surrogaat-radio, de a-capella-uitingen van de nieuwste trend in punk-rock. Ze trapte het gaspedaal nog dieper in en bij de volgende hoek sloeg ze nogmaals snel en onverwacht af. Achter zich hoorde ze het gegier van banden, ze wist dat Victor haar nog steeds vlak op de hielen zat. In een flits zag ze de verschrikte gezichten van enkele voetgangers. Ze zag hen achteruitdeinzen of verstijven van schrik als ze er aankwam, of zich zo snel mogelijk uit de voeten maken. Het lawaai in de auto begon oorverdovend te worden. Donna's hart bonsde. Waar zit de politie hier? vroeg ze zich voortdurend af. Is er dan niemand die een eind komt maken aan deze waanzin? Ze zag zichzelf tot in eeuwigheid rondrijden in een gehuurde, witte Buick, haar zoon met zijn vuistjes op haar hoofd stompend, haar dochter helemaal opgaand in het snel voorbijschietende landschap, opgejaagd in een eindeloze doolhof van straatjes in het schilderachtige Carmel. Als dar de hel kon zijn, dan was dat duizend maal erger dan de rest van de eeuwigheid te moeten afwassen, besloot ze.

Deze zotte gedachte kalmeerde haar. Ik zal het wel rooien, zei Donna tegen zichzelf, en ze herkende de schijnbare waanzin in die gedachte, sporen van hoe ze vroeger geweest was; de stukjes van de puzzel die het beeld van Donna Cressy voor het eerst sinds jaren helemaal compleet maakten. 'Het komt allemaal goed, jongens,' zei ze hardop. 'We zullen het wel rooien. Alles komt in orde.'

Plotseling hoorde ze een klap, ze voelde de auto plotseling vooruitschieten. En nog een keer. Donna keek in paniek achterom. 'Jezus christus,' vloekte ze, toen ze zag dat Victor weer dichterbij kwam voor een derde, opzettelijke botsing van de neus van zijn auto tegen de achterkant van de hare. 'Ben je gek geworden?' schreeuwde ze. 'Je kinderen zitten hier in!'

Victor ramde zijn auto opnieuw tegen de achterkant van de Buick. Door de schok schoten de kinderen naar voren, regen Donna's arm, die ze onmiddellijk had uitgestoken om hen tegen te houden. Als er nog zo'n klap zou volgen, kon ze hen misschien niet meer tegenhouden en zouden ze door de ruit kunnen vliegen. Zowel Adam als Sharon begon te huilen. Adam hield voor het eerst op zijn moeder te molesteren en keek achterom naar zijn vader.

Donna riep luidkeels en in paniek: 'Kunnen jullie de riemen vastmaken, jongens?'

Sharon huilde, ik ben bang,' jammerde ze. 'Dar weet ik, lieverd. Maar weet je hoe je je riem moet vastmaken."

'Ik weet het niet,' snikte het kind.

Donna keek naar haar dochter en mat in gedachten de afstand tussen haar en het kind. Ze kon met geen mogelijkheid over Adam heen leunen, het kind veilig vastmaken en ondertussen ook nog de auto besturen. Haar enige hoop was haar zoon. Ze keek naar de verstarde uitdrukking op zijn gezichtje. Hij zat op zijn knieën en staarde totaal ontredderd uit het achterraam naar het gezicht van zijn vader. 'Adam,' zei ze zacht en zo bezwerend mogelijk. 'Kun jij ons alsjeblieft helpen, lieverd.' Wil je de veiligheidsriem van je zusje vastmaken en die van jezelf ook.' Wil je dat doen?'

Ze zag Adams ogen groot worden van ontzetting; Victor stond op het punt de auto opnieuw te rammen. Donna trapte het gaspedaal weer dieper in, slaagde erin tijdelijk buiten zijn bereik te komen en keek weer naar haar zoon. 'Nee, pappie, nee!' begon hij te gillen. 'Hou op! Hou op!' 'Adam, alsjeblieft,' gilde Donna over zijn geschreeuw heen. 'Ga zitten. Help ons. Alsjeblieft. )e moet ons helpen!' Plotseling draaide de jongen zich om, hij strekte zijn arm uit en maakte de veiligheidsriem van zijn zusje vast en toen die van hemzelf. Donna slikte krampachtig, ze voelde zweet op haar voorhoofd en onder haar oksels, vlug sloeg ze weer een hoek om. Waar was ze.' Ze had alle gevoel voor richting verloren - en ze reed maar door. De kinderen jammerden angstig en ze zag dat ze elkaar stevig bij de hand hielden.

Na nog enkele paniekerige bochten merkte ze dat ze terug was op Highway 1, ook al kwam niets haar bekend voor. Waar was de politie? Ze had het gerechtelijk bevel in haar tas. Hield nu maar iemand haar aan. Hou ons alsjeblieft aan, huilde ze, hangend over het stuur. Hou ons aan, voordat hij ons vermoordt.

Ze voelde opnieuw een dreun; deze keer kwam die echter niet van achteren maar van opzij. Victors snelheid nam toe, hij haalde haar in en ramde de zijkant van zijn auto tegen de hare. 'O, god!'

Adam werd hoe langer hoe hysterischer. 'Hou op, pappie!' gilde hij. 'Hou alsjeblieft op, pappie!'

Donna klampte zich aan het stuur vast alsof ze ermee vergroeid was. Wat was er met Victor aan de hand? Hoe kon hij zijn eigen kinderen dit aandoen? Hoe kon hij hun dit aandoen? Ze keek uit haar zijraampje naar Victors auto, zag zijn gezicht en besefte dat hij zich op dit moment van niets anders bewust was dan van zijn haat jegens haar.

'Pappie, hou op!' gilde Adam weer, toen Victor de zijkant van de witte Buick opnieuw ramde.

Donna verloor enkele tellen de macht over het stuur en even ging de auto scheef, half in de berm, voordat ze erin slaagde hem weer op de snelweg te krijgen. De kinderen reageerden hysterisch.

'Hou op!' schreeuwde Adam en hij begon nu ook te snikken, net als zijn zusje.

'Hou alsjeblieft op! Mammie! Mammie! Hou alsjeblieft op!' Donna reageerde onmiddellijk op dat woord. Ze keek naar de betraande gezichtjes van haar kinderen. 'O, god, lievelingen toch!' riep ze. 'Wat doe ik jullie aan!' Ze nam zo snel mogelijk gas terug en stuurde de auto naar de kant van de weg. Daar bracht ze de auto tot stilstand en nam haar kinderen stevig in de armen. Binnen enkele seconden had Victor hen ingehaald en de auto een klein eindje verder langs de weggezet. Nu kwam hij woedend naar hun auto toerennen, waar ze met zijn drietjes dicht tegen elkaar aan zaten te huilen.