Hoofdstuk 3
Het kind rolde om en begon om zich heen te slaan. Moeder,'
kreunde ze. Wild met haar armen door de lucht maaiend riep ze weer,
nu luider, 'Moeder!' Iza nam de kleine in haar armen en maakte
zachte brommende geluidjes. De warme nabijheid van haar lichaam en
de sussende I linken drongen door de koortsnevels heen en stelden
het meisje gerust. Ze had de hele nacht onrustig geslapen en de
vrouw dikwijls met haar woelen en kreunen en verward gemompel
gewekt. Ze stootte vreemde klanken uit, anders dan de woorden die
de stamleden gebruikten. Ze kwamen gemakkelijk en vloeiend, de ene
klank ging in de ander over. Iza kon geen enkele ervan ook maar
enigszins benaderen; haar gehoor was er zelfs niet voor toegerust
om de fijnere nuances te onderscheiden. Maar die ene bepaalde
combinatie werd zo vaak herhaald dat Iza vermoedde 'lat liet de
naam was van iemand die het kind zeer na stond, en turn ze zag dat
haar aanwezigheid het troostte, begreep ze wel wie die iemand
was.
Ze kan niet zo heel oud zijn, dacht Iza, ze kon nog niet eens
zelf voedsel vinden. Ik vraag me af hoe lang ze alleen is geweest?
Wat zou haar familie overkomen zijn? Zou het de aardbeving zijn
geweest? Heeft ze werkelijk zo lang alleen rondgezworven? En hoe is
ze aan de holeleeuw ontkomen, met alleen een paar krabben? Iza had
genoeg wonden behandeld om te weten dat die van het meisje door de
grote kat waren toegebracht. Ze moet wel door machtige geesten
beschermd worden, dacht Iza bij zichzelf. Het was nog donker,
hoewel de dag spoedig zou aanbreken, toen de koorts zich eindelijk
in een vloedgolf van zweet ontlaadde. Iza lm ld het kind dicht
tegen zich aan om haar haar eigen warmte te warmen en verzekerde
zich ervan dat ze goed was toegedekt. Kort daarop werd het meisje
wakker en vroeg zich af waar ze was, maar het was te donker om iets
te zien. Ze voelde het lichaam van de vrouw geruststellend tegen
het hare en sloot haar ogen wen; daarop gleed ze weg in een rustige
slaap. Toen de hemel lichter werd en de silhouetten van de bomen
zich i" ponnen af te tekenen, kroop Iza zachtjes uit de warme vacht
ze porde het vuur open legde er wat hout bij. Vervolgens ging ze
naar het riviertje om haar kom te vullen en wat wilgebast te lullen
Ze stond even stil, omklemde haar amulet en dankte de geesten voor
de wilg. Ze dankte de geesten altijd voor de wilg, zowel voor zijn
alomtegenwoordigheid als voor zijn pijnstillende bast. Ze wist niet
meer hoe dikwijls ze al wilgebast van de boom had geschild om er
een thee van te trekken die pijntjes en pijnen verlichtte. Ze kende
wel sterkere pijnstillers, maar die verdoofden tevens de zintuigen.
De wilgebast werkte alleen verzachtend en deed de koorts
dalen.
Ook andere stamleden begonnen zich te roeren toen Iza weer
over het vuur gebogen zat en hete steentjes in de kom water en
wilgebast deed. Toen de thee klaar was, droeg ze de kom naar de
vacht terug, zette hem voorzichtig in een kuiltje in de grond en
nestelde zich weer naast het kind. Ze zag dat haar ademhaling
normaal was en bleef een tijdje naar het slapende meisje kijken,
geboeid door haar ongewoon gezichtje. De verbrande huid was
goudbruin geworden, behalve een stukje op de brug van haar neus dat
vervelde.
Iza had haar soort eenmaal eerder gezien, maar alleen op
afstand. De vrouwen van de Stam renden altijd weg om zich voor hen
te verbergen. Op Stambijeenkomsten had men het wel eens over
vervelende gebeurtenissen die zich bij toevallige ontmoetingen
tussen de Stam en de Anderen hadden voorgedaan, en Stamleden
plachten ze te ontwijken. Vooral vrouwen mochten maar weinig
contact met ze hebben. Maar de ervaringen van hun stam waren niet
zo slecht geweest. Iza herinnerde zich haar gesprek met Creb over
de man die lang geleden hun grot was binnengestrompeld, bijna
buiten zinnen van pijn door zijn ernstig gehavende en gebroken
arm.
Hij had een beetje van hun taal geleerd, maar hij hield er wel
eigenaardige gewoonten op na. Hij sprak bijvoorbeeld ook graag met
de vrouwen en trad de medicijnvrouw met grote eerbied, bijna
verering tegemoet. Desondanks had hij het respect van de mannen
afgedwongen. Onder de steeds lichter wordende hemel lag Iza
klaarwakker en vol nieuwsgierige gedachten over de Anderen naar het
kind te kijken.
En terwijl ze naar haar keek, viel er op haar gezichtje een
bundel stralen van de helle vuurbol die juist boven de einder rees.
De oogleden van het meisje trilden. Ze opende haar ogen en keek
recht in een paar grote diepliggende bruine ogen, overwelfd door
zware wenkbrauwbogen in een gezicht dat enigszins naar voren stak,
als een snuit.
Het meisje gilde en kneep haar ogen weer stijf dicht. Iza trok
het kind dicht tegen zich aan, waarbij ze het uitgeteerde
lichaampje voelde trillen van angst, en maakte kalmerende
murmelende geluidjes. Deze waren het kind op de een of andere wijze
vertrouwd, en het warme troostende lichaam was dat nog meer.
langzaam nam het trillen af. Het meisje deed haar ogen op een
kiertje open en gluurde weer even naar Iza. Deze keer gilde ze mei.
Toen deed ze haar ogen helemaal open en staarde de vrouw in het
angstaanjagend, volkomen onbekend gezicht. En Iza staarde vol
verbazing terug. Ze had nog nooit ogen met de I leur van de hemel
gezien. Even vroeg ze zich af of het kind blind was. hij oudere
Stamleden groeide er soms een dun vlies over de "gen, en naarmate
dit troebeler en lichter van kleur werd, nam hel gezichtsvermogen
verder af. Maar de pupillen van het kind verwijdden zich normaal en
er was geen twijfel aan dat ze Iza gezien had. Die lichte
blauwgrijze kleur moet normaal voor haar zijn, dacht Iza.
Het kleine meisje lag doodstil, bang om een spier te bewegen,
en nu l wijd open ogen. Toen ze met Iza's hulp overeind ging
zitten, vertok haar gezichtje van pijn en haar herinneringen
keerden in een vloedgolf terug. Ze dacht met een rilling terug aan
de monsterachtige leeuw en zag weer de scherpe klauw haar been
openrijten. Ze herinnerde zich haar moeilijke gang naar de rivier
toen haar dorst sterker werd dan haar angst, en de pijn in haar
been, maar van daarvóór herinnerde ze zich niets meer. Haar geest
luid alle herinnering aan haar eenzame zwerftocht vol honger en,
aan de vreselijke aardbeving, en aan de dierbaren die ze jaren had
uit haar bewustzijn gesloten, Iza bracht de kom met vloeistof naar
de mond van het kind. Ze had dorst en dronk wat, en trok een vies
gezicht vanwege de bittere smaak. Maar toen de vrouw de kom opnieuw
bij haar lippen hield, dronk ze weer, te bang om tegen te
stribbelen. Iza hukte goedkeurend en ging daarop de vrouwen helpen
bij de i" leiding van het ochtendmaal. De ogen van het kleine
meisje volgden haar en openden zich nog wijder toen ze voor het
eerst Het kamp zag, vol mensen die er net zo uitzagen als de vrouw.
Door de kookgeuren trok haar maag samen van de honger en toen de
vrouw met een kommetje vol met, met graan tot een pap verdikt,
vleesvocht terugkeerde, sloeg het kind het voedsel uitgehongerd
naar binnen. Haar verschrompelde maag was snel gevuld en Iza deed
de rest in een waterzak, zodat het kind er onderweg van drinken
kon. Toen het meisje klaar was, legde Iza haar weer neer en
verwijderde het papje op de wond. De pus was mi de wond gelopen en
de zwelling verdwenen.
'Fijn,' zei Iza luidop.
Het kind schrok van de scherpe kelige klank van het woord, het
eerste dat ze de vrouw hoorde uitspreken. In de niet met hun taal
vertrouwde oren van het meisje klonk het helemaal niet als een
woord, meer als het grommen of knorren van een dier. Maar Iza's
handelingen waren niet die van een dier, ze waren die van een mens,
en zeer menslievend. De medicijnvrouw had al een nieuw wortelpapje
klaar en terwijl ze dat op de wond legde, strompelde er een
mismaakte, scheefgegroeide man op hen af. Het was de griezeligste
en meest afstotelijke man die het meisje ooit had gezien. Eén kant
van zijn gezicht was overdekt met littekens en een huidplooi
bedekte de plek waar een van zijn ogen had moeten zitten. Maar deze
mensen kwamen haar allemaal zo vreemd en lelijk voor dat zijn
weerzinwekkende mismaaktheid alleen een kwestie van meer of minder
was. Ze wist niet wie ze waren of hoe ze bij hen terechtgekomen
was, maar ze wist wel dat de vrouw haar verzorgde. Ze had voedsel
gekregen, het verband verkoelde haar been en verzachtte de pijn, en
vooral: diep van binnen voelde ze de spanning wijken die haar met
schrijnende angst had vervuld. Hoe vreemd deze mensen ook waren,
bij hen was ze tenminste niet langer alleen.
De mismaakte ging bij haar zitten en keek naar het kind. Ze
keek terug met een vrijmoedige nieuwsgierigheid die hem verraste.
De kinderen van zijn stam waren altijd een beetje bang voor hem. Ze
hadden al vroeg in de gaten dat zelfs de volwassenen ontzag voor
hem hadden, en zijn gereserveerde houding moedigde
vertrouwelijkheden niet aan. De kloof werd nog breder doordat
moeders vaak dreigden Mog-ur te zullen roepen als de kinderen zich
misdroegen. Tegen de tijd dat de kinderen bijna volwassen waren,
voelden ze werkelijk angst voor hem, vooral de meisjes. Pas wanneer
ze de rijpere leeftijd bereikten, verminderde de vrees van de
stamleden en veranderde in eerbied. Crebs goede oog schitterde van
geamuseerde belangstelling voor dit vreemde kind dat hem zo
onbevreesd opnam. 'Het kind is veel beter, Iza,' zei hij. Zijn stem
was lager dan die van de vrouw, maar ook de geluiden die hij maakte
kwamen het meisje meer als knorren voor dan als woorden. Ze merkte
de bijbehorende handgebaren niet op. De taal was haar volstrekt
vreemd; ze wist alleen dat de man de vrouw iets had
meegedeeld.
'Ze is nog zwak van de honger,' zei Iza, 'maar de wond ziet er
veel beter uit. Het waren diepe krabben, maar niet diep genoeg "in
haar been ernstig te beschadigen, en de etter loopt weg. Ze is door
een holeleeuw aangevallen, Creb. Heb je ooit meegemaakt dat een
holeleeuw het bij een paar krabben liet wanneer hij besloten had
aan te vallen? Het verbaast me dat ze nog leeft. Ze moet een sterke
beschermgeest hebben. Maar,' voegde Iza er aan toe, 'wat weet ik
van geesten?'
Het lag allerminst op de weg van een vrouw, zelfs al was ze
zijn bloedverwante, om Mog-ur iets over geesten te vertellen. Ze
mankte een verontschuldigend gebaar om zijn vergeving voor haar
aanmatiging te vragen. Hij reageerde niet dat had ze ook niet
verwacht maar hij bekeek het kind na haar opmerking "vi i een
sterke beschermgeest met nog meer belangstelling. Hij had zelf
ongeveer hetzelfde gedacht en hoewel hij dat nooit zou i'" geven,
hechtte hij veel waarde aan de mening van zijn bloedverwante, en
deze bevestigde zijn eigen indrukken.
Het kamp werd snel opgebroken. Beladen met haar mand en
bundels bukte Iza zich, hees het kind op haar heup en nam achter
Brun en Grod haar plaats in de rij in. Schrijlings op haar heup
gezeten keek het kleine meisje nieuwsgierig om zich heen, alles wat
Iza en de vrouwen deden met de ogen volgend. Ze was geïnteresseerd
wanneer ze bleven staan om voedsel te verzamelen. Iza gaf haar
dikwijls een hapje van een verse knop of een malse jonge scheut en
dat riep een vage herinnering op aan ''een andere vrouw, die dat
ook deed. Maar nu begon het kind de planten beter te bekijken en de
specifieke kenmerken te onderscheiden. Haar dagen van honger deden
in het kleine meisje een sterk verlangen ontwaken ook voedsel te
leren vinden. Ze wees "in ren plant en was in haar schik toen de
vrouw stilstond en de wortel ervan opgroef. Ook Iza was in haar
schik. Het kind is vlug
ui begrip, dacht ze. Ze kan dat vroeger niet geweten
hebben,
anders had ze de wortel toen wel gegeten, tegen het middaguur
hielden ze halt voor een rustpauze, terwijl Brun een mogelijke
woongrot ging bekijken, en nadat ze de kleine het laatste
vleesvocht uit de waterzak had laten drinken, gaf haar een reep
hard droog vlees in de hand om op te kauwen, De grot beantwoordde
niet aan hun eisen. Later in de middag begon het been van het
meisje weer te kloppen, toen het wilgebastverband uitgewerkt
raakte. Ze schoof onrustig heen en
Iza gaf haar een bemoedigend klopje en verplaatste haar
gewicht, zodat ze wat gemakkelijker zat. Het meisje gaf zich•II'
die aan de zorgen van de vrouw over. Geheel ontspannen en vol
vertrouwen sloeg ze de dunne armpjes om Iza's hals en legde haar
hoofd tegen de brede schouder van de vrouw. De medicijnvrouw, zo
lang kinderloos, voelde een golf van warmte voor het verweesde
meisje door zich heen gaan. Het kind was nog steeds zwak en
vermoeid, en op de cadans van Iza's stappen viel ze in slaap.
Tegen het vallen van de avond voelde Iza de vermoeienis van
het dragen van haar extra last wel en ze was blij het kind neer te
kunnen zetten toen Brun halt liet houden voor de nacht. Het meisje
had koorts, haar wangen waren rood en heet, haar ogen stonden
glazig, en terwijl de vrouw hout sprokkelde, keek ze tegelijk uit
naar planten waarmee ze het kind opnieuw kon behandelen. Iza wist
niet hoe infecties veroorzaakt werden, maar ze wist wél hoe ze ze
behandelen moest, en vele andere kwalen bovendien.
Hoewel geneeskunst als magie werd beschouwd en met geesten in
verband werd gebracht, was Iza's geneeskunst er niet minder
doeltreffend om. De oeroude Stam had altijd van jagen en verzamelen
geleefd en door generaties lang met wilde planten om te gaan hadden
ze, toevallig of welbewust, een schat aan kennis verworven. Dieren
werden gevild en opengesneden en hun organen onderzocht en
vergeleken. De vrouwen ontleedden de jachtbuit tegelijk met het
klaarmaken van het avondmaal en pasten hun bevindingen meteen in de
praktijk toe. Iza's moeder had haar als onderdeel van haar
opleiding de verschillende ingewanden laten zien en hun functie
uitgelegd, maar daarmee vertelde ze haar eigenlijk alleen maar iets
dat ze al wist. Iza was een telg uit een hogelijk gerespecteerd
geslacht van medicijnvrouwen en de dochters van een medicijnvrouw
verkregen hun kennis van de geneeskunst langs een geheimzinniger
weg dan via eenvoudig mondeling onderricht. Een beginnende
medicijnvrouw uit een vermaard geslacht bezat meer aanzien dan een
ervaren medicijnvrouw die zich daar niet op kon beroemen en niet
ten onrechte.
Reeds bij haar geboorte lag al de door haar voormoeders
verworven kennis in haar brein opgeslagen; en die voormoeders
vormden een lange keten van medicijnvrouwen, waar Iza rechtstreeks
van afstamde. Ze kon zich herinneren wat zij wisten. Dat ging niet
veel anders dan het zich te binnen brengen van haar eigen
herinneringen; en was het proces eenmaal op gang gebracht, dan
verliep het verder automatisch. Ze kon haar eigen herinneringen
vooral onderscheiden doordat ze zich ook de omstandigheden er
omheen herinnerde ze vergat nooit iets maar uit haar
voormoederlijke herinneringen kon ze alleen de kennis opdiepen,
niet de manier waarop ze verworven was. En hoewel Iza en haar beide
bloedverwanten dezelfde ouders hadden, bezat noch Creb noch Brun
haar medische kennis.
Bij Stamleden waren de herinneringen naar sekse gescheiden.
Vrouwen hadden net zo min behoefte aan oude jachtgeschiedenissen
als mannen aan een meer dan rudimentaire kennis van planten. Het
verschil tussen de hersenen van mannen en vrouwen was door de
natuur verordonneerd, en door de cultuur alleen nog maar versterkt.
Ook dit was een van die pogingen van de natuur om de omvang van hun
brein te beperken, teneinde het ras langer te laten voortbestaan.
Een kind dat bij zijn geboorte kennis bezat die eigenlijk aan de
andere sekse toebehoorde, had deze door gebrek aan stimulatie
verloren tegen de tijd dat hij volwassen werd.
Maar de pogingen van de natuur om de soort voor uitsterven te
behoeden droegen de elementen tot hun eigen verijdeling al in zich.
De beide geslachten hadden elkaar niet alleen nodig voor de
voortplanting, maar ook voor het leven van alledag; het ene kon
niet lang overleven zonder het andere. En elkaars vaardigheden
konden ze niet leren, ze hadden er de herinneringen niet
voor.
Maar de ogen en hersenen van de Stam hadden de beide seksen
ook een scherp en helder gezichtsvermogen geschonken, hoewel ze het
voor verschillende doeleinden aanwendden. Het terrein was gedurende
hun tocht geleidelijk veranderd en onbewust legde lza ieder detail
van het landschap waar ze doorheen trokken in haar geheugen vast,
waarbij ze vooral op de begroeiing lette, Ze kon kleine
veranderingen in de vorm van een blad of de lengte vuil een stengel
al van grote afstand waarnemen, en hoewel er enkele planten, wat
bloemen, en hier en daar een boom of een Huik waren die ze nooit
eerder had gezien, kwamen ze haar inch niet onbekend voor. Vanuit
een klein hoekje ergens achterin haar grote schedel kwam een
herinnering eraan naar boven, een herinnering die niet van haarzelf
was. Maar zelfs met dit reusachtige spaarbekken van informatie tot
haar beschikking had ze toch al wel eens begroeiing gezien die haar
volkomen onbekend was, even onbekend als het land. Ze had de
planten graag van dn hierbij willen bekijken. Alle vrouwen waren
nieuwsgierig naai onbekend plantaardig leven. Hoewel dit het
opnemen van nieuwe kennis betekende, was het voor de directe
overleving
plaatsten nieuwe in de groep van de verwanten, maar ze wist
hor gevaarlijk het was om aan te nemen dat overeenkomstige ken
merken op gelijksoortige eigenschappen wezen. De manier van testen
was simpel. Ze nam een klein hapje. Als de smaak onaangenaam was,
spuwde ze het onmiddellijk weer uit. Was d< smaak goed, dan
hield ze het kleine stukje in haar mond en lette scherp op of ze
het voelde prikken of branden of van smaak vei anderen. Zo niet,
dan slikte ze het door en wachtte af of ze enige uitwerking
bespeurde. De volgende dag nam ze een grotere hap en werkte
dezelfde procedure af. Als ze na de derde proef geen schadelijke
effecten bemerkte, beschouwde ze het nieuwe voedsel als eetbaar,
maar at het aanvankelijk nog in kleine porties. Maar Iza was vaak
meer geïnteresseerd als ze een duidelijk effect waarnam, want dat
wees op een mogelijke toepasbaarheid als geneesmiddel. De andere
vrouwen brachten haar alle planten waar ze bij het uitvoeren van
een eetbaarheidtest iets ongewoons aan hadden opgemerkt, of die
kenmerken bezaten die overeenkwamen met die van als giftig of
verdovend bekend staande planten. Ook met deze planten
experimenteerde ze voorzichtig volgens haar eigen methodes. Maar
zulke proeven kostten tijd, en als ze op reis waren, hield ze zich
maar bij plan ten die ze kende.
Dicht bij de nieuwe kampplaats vond Iza verscheidene hoge,
slankgesteelde stokrozen met grote felgekleurde bloemen. De wortels
van de veelkleurige bloemplanten konden verwerkt worden tot een
soortgelijk compres als dat van de iriswortels, om hel
genezingsproces te bevorderen en zwellingen en infecties tegen te
gaan. Een aftreksel van de bloemen zou het kind minder pijn doen
voelen en haar slaperig maken. Iza nam de planten tegelijk met haar
brandhout mee.
Na het avondmaal zat het kleine meisje tegen een grote rots
geleund naar de bedrijvigheid van de mensen om haar heen te kijken.
Voedsel en een vers nat verband hadden haar gesterkt en ze zat
tegen Iza te snateren, hoewel ze kon zien dat de vrouw haar niet
verstond. Andere stamleden wierpen afkeurende blik ken in haar
richting, maar ze was zich de betekenis van die blik ken niet
bewust. Hun onderontwikkelde spraakorganen maak ten de mensen van
de Stam duidelijk articuleren onmogelijk. De tradities hun
voornaamste communicatiemiddelen handgebaren, houdingen, een uit
nauw contact geboren intuïtie, gevestigde gebruiken en een scherp
oog voor gelaatsuitdrukking en lichaamshouding waren expressief
maar beperkt. Bepaalde dingen die de een had gezien, lieten zich
moeilijk aan de anderen beschrijven, en met abstracte begrippen
werd dat nog ingewikkelder. De spraakwaterval van het kind
verbijsterde de Stamleden en maakte hen achterdochtig.
Ze waren dol op kinderen en brachten hen groot met veel warmte
en aandacht en een milde tucht die strenger werd naarmate ze ouder
werden. Baby's werden zowel door mannen als door vrouwen
vertroeteld, kleine kinderen alleen terechtgewezen door hen te
negeren. Wanneer deze zich de hogere status van oudere kinderen en
volwassenen bewust werden, begonnen ze de ouderen na te streven en
wilden ze zich niet meer als baby's laten knuffelen de kleintjes
leerden al vroeg binnen de strikte grenzen van de gevestigde orde
te blijven, en één regel daarvan was dat overbodige geluiden niet
te pas kwamen. Door haar lengte leek het meisje ouder dan haar
jaren en de stam beschouwde haar als ongedisciplineerd, niet goed
opgevoed.
Iza die haar van veel dichterbij had meegemaakt, vermoedde wel
dat ze jonger was dan ze leek. Ze was tot een vrij nauwkeurige
schatting van de ware leeftijd van het meisje gekomen en reageerde
toleranter op haar hulpeloosheid. Ook vermoedde ze opgrond van haar
gemompel tijdens haar ijlkoortsen dat haar gemakkelijker en
meer verbaliseerde. Iza's hart trok naar In i I' nul dat voor haar
leven van haar afhankelijk was en dat met zo'n volledig vertrouwen
de stakige armpjes om haar hals had geslagen Tijd genoeg om haar
betere manieren te leren, dacht Iza Ze begon het kind al als het
hare te beschouwen.
Toen Iza kokend water over de stokroosbloemen goot, kwam Creb
naar hen toe hobbelen en ging dicht bij het kind zitten. Hij voelde
een grote belangstelling voor de vreemdelinge, en daar de In
leidingen voor de avondceremonie nog niet waren afgerond, kwam hij
eens kijken hoe haar herstel vorderde. Ze staarden eIkaar aan, het
kleine meisje en de manke, getekende, oude man bekeken elkaar met
even grote interesse. Hij was nooit eerder zo dicht bij een van
haar soort geweest en had al helemaal nooit een kind van de Anderen
gezien. Zij had niet eens van het bestaan van de mensen van de Stam
af geweten tot ze in hun midden ontwaakte, maar méér dan hun
raskenmerken wekte de verfrommelde huid van zijn gezicht haar
nieuwsgierigheid. Nog nooit in haar korte leventje had ze een
gezicht zo vreselijk vol littekens gezien. Impulsief, met de
spontane reactie van een kind, strekte ze haar hand uit om te zien
of de littekens anders aanvoelden.
Creb was enigszins van zijn stuk gebracht toen ze zachtjes
over zijn gezicht streek. Geen van de kinderen van de stam had ooit
op die manier een handje naar hem uitgestoken. De volwassenen
trouwens ook niet. Ze vermeden lichamelijk contact met hem, alsof
ze door de aanraking met zijn mismaaktheid zelf besmet zouden
worden. Alleen Iza die hem verpleegde tijdens de jichtaanvallen die
hem iedere winter met grotere hevigheid kwelden, scheen er geen
problemen mee te hebben. Ze voelde geen afkeer voor zijn misvormde
lichaam en de akelige littekens, evenmin als ontzag voor zijn macht
en positie. De zachte aanraking van het kleine meisje deed een
gevoelige snaar trillen in zijn eenzame oude hart. Hij wilde met
haar praten en dacht een ogenblik na hoe hij moest beginnen.
'Creb,' zei hij toen, op zichzelf wijzend. Iza keek zwijgend
toe terwijl ze wachtte tot de bloementhee getrokken was. Ze was
blij dat Creb belangstelling voor het meisje had en het feit dat
hij zijn eigen naam gebruikte, ontging haar niet. 'Creb,' zei hij
nog eens, zichzelf op de borst kloppend. Het kind hield haar
hoofdje scheef in een poging tot begrijpen. Hij wilde iets van
haar. Creb zei zijn naam voor de derde maal. Plotseling klaarde
haar gezichtje op, ze ging rechtop zitten en glimlachte.
'Grub?' zei ze terug, met een zwaar rollende r in imitatie van
de zijne.
De oude man knikte goedkeurend; haar uitspraak kwam er dicht
bij. Daarop wees hij op haar. Ze fronste licht, onzeker wat hij nu
zou willen. Hij klopte op zijn borst, zei opnieuw zijn naam, en
tikte toen op de hare. Haar brede begrijpende glimlach was in zijn
ogen een vreemde grimas en het veellettergrepige woord dal uit haar
mond kwam rollen, was voor hem niet alleen niet uit te spreken, het
was bijna niet te volgen. Hij maakte nogmaals de bewegingen en
leunde naar voren om beter te kunnen luisteren. Ze zei haar
naam.
'Aay-rr,' aarzelde hij, schudde zijn hoofd, probeerde het
opnieuw. 'Aay-lla, Ay-la?' Dichter kon hij er niet bij komen. Er
waren er niet veel in de stam die het hem na zouden doen. Ze
straalde en bewoog haar hoofd heftig op en neer. Het was niet
helemaal wat ze gezegd had, maar ze had er vrede mee; jong als ze
was voelde ze aan dat hij het woord voor haar naam niet beter kon
zeggen.
'Ayla,' herhaalde Creb, om aan de klank te wennen. 'Creb?'
vroeg het meisje, aan zijn arm trekkend om zijn aandacht te vangen,
en wees vervolgens op de vrouw. 'Iza,' zei Creb, 'Iza.' 'Iza,'
herhaalde ze. Ze genoot van het woordenspel. 'Iza, Iza,' zei ze
nogmaals, de vrouw aankijkend.
Iza knikte ernstig; naamklanken waren heel belangrijk. Ze boog
zich voorover en tikte het kind op de borst zoals Creb had gedaan,
om haar haar naamwoord nog eens te laten zeggen. Het kind herhaalde
haar volledige naam, maar Iza schudde slechts het hoofd. Ze zou op
geen enkele manier ooit die combinatie van klanken kunnen maken die
het meisje zo gemakkelijk uitsprak. I let kind keek verslagen, zei
toen met een blik naar Creb haar naam zoals hij die uitgesproken
had.
' Aag-gha?' probeerde de vrouw. Het meisje schudde haar hoofd
en zei het nog eens. 'Aay-ga?' probeerde Iza opnieuw. 'Ay, Ay, niet
Aay,' zei Creb. 'Ay-lla,' herhaalde hij heel langzaam, zodat Iza de
ongewone klankcombinatie kon horen. 'Ay-lla,' zei de vrouw
zorgvuldig, zich inspannend om het woord nel zo te vormen als Creb
het deed.
I lel meisje glimlachte. Het gaf niet dat de naam niet
helemaal correct was. Iza had zich zoveel moeite getroost de naam
die Creb haar gegeven had uit te spreken dat ze hem als de hare
accepteerde. Voor hen zou ze Ayla zijn. Impulsief strekte ze haar
armpjes uit en omhelsde de vrouw.
lza drukte haar even tegen zich aan en trok zich toen terug.
Ze zou het kind moeten leren dat uitingen van genegenheid in het
openbaar ongepast waren, maar ze was er niettemin blij mee. Ayla
was buiten zichzelf van vreugde. Ze had zich onder deze vreemde
mensen zo verloren en zo geïsoleerd gevoeld. Ze had zo wanhopig
geprobeerd contact te krijgen met de vrouw die voor haai zorgde en
ze was zo teleurgesteld toen al haar pogingen laaiden. Het was nog
maar een begin, maar ze had nu tenminste een naam om de vrouw mee
aan te spreken, en een naam om mee aangesproken te worden. Ze
wendde zich weer tot de man die de communicatie had ingeleid. Hij
leek haar lang zo lelijk niet meer. Ze borrelde over van vreugde en
voelde een grote warmte van binnen naar hem uitgaan, en zoals ze
vele malen gedaan had bij een andere man die ze zich nog maar vaag
herinnerde, legde het kleine meisje haar armen rond de hals van de
mismaakte, trok zijn hoofd naar zich toe en legde haar wang tegen
de zijne.
Haar gebaar van affectie bracht hem uit zijn evenwicht. Hij
weerstond een impuls om de omhelzing te beantwoorden. Het zou
uiterst onbetamelijk zijn stel dat men hem dit vreemde schepseltje
zag knuffelen en dan nog wel buiten de begrenzingen van de
familiekring. Maar hij liet haar nog een kort moment haar gladde
stevige wangetje tegen zijn ruig bebaard gezicht drukken voor hij
zachtjes haar armen losmaakte van rond zijn hals.
Creb raapte zijn staf op en hees zich ermee omhoog. Onder het
weghinken dacht hij over het meisje na. Ik moet haar leren spreken,
ze moet behoorlijk leren communiceren, dacht hij. Tenslotte kan ik
toch niet haar hele opvoeding aan een vrouw overlaten. Hij wist
echter dat hij eigenlijk alleen maar graag meer tijd met haar wilde
doorbrengen. Zonder het te beseffen zag hij haar al als een
blijvend lid van de Stam.
Brun had de gevolgen van zijn toestemming aan Iza om zomaar
een vreemd kind mee te nemen niet overzien. Dat was geen tekort van
hem als leider, het was het tekort van zijn ras. Hij had niet
kunnen voorzien dat ze een kind zouden vinden dat niet tot de Stam
behoorde, en hij had de logische gevolgen van het redden van dat
kind niet kunnen overzien. Ze hadden haar inderdaad het leven
gered; het enige alternatief was haar weer in haar eentje op pad
sturen. Alleen kon ze niet overleven men hoefde niet helderziende
te zijn om dat te weten, dat was eenvoudig zo. Om haar de dood in
te sturen na eerst haar leven gered te hebben, zou hij Iza moeten
trotseren, die hoewel ze geen persoonlijke macht bezat, wel een
formidabele stoet geesten aan haar zijde had en nu ook Creb, de
Mog-ur, die iedere willekeurige geest te hulp kon roepen. Geesten
waren voor Brun een macht waar niet mee te spotten viel en hij had
er geen behoefte aan met hen in conflict te komen. Om hem recht te
doen dient gezegd dat juist die mogelijkheid hem met betrekking tot
het meisje had bezwaard. Hij had het voor zichzelf niet onder
woorden kunnen brengen, maar de gedachte was op de achtergrond
aanwezig geweest. Brun wist het nog niet, maar zijn stam bestond nu
uit eenentwintig leden.
Toen de medicijnvrouw de volgende ochtend Ayla's been bekeek,
kon ze de vooruitgang zien. Dankzij haar deskundige verzorging was
de ontsteking bijna verdwenen en de vier evenwijdige groeven in het
been hadden zich gesloten en waren aan het genezen, hoewel het
meisje er altijd de littekens van zou dragen. Iza besloot dat een
compres niet langer nodig was, maar ze maakte nog wel wilgebastthee
voor het kind. Toen ze haar van de slaapvacht optilde, probeerde
Ayla te gaan staan. Iza hielp haar en ondersteunde haar terwijl het
meisje behoedzaam haar gewicht op haar gewonde been probeerde over
te brengen. Het deed pijn, maar na een paar voorzichtige stapjes
ging het al beter.
Nu ze rechtop stond, was het meisje zelfs nog langer dan Iza
gedacht had. Haar benen waren lang en spichtig, met knokige knieën,
en recht. Iza vroeg zich af of ze soms mismaakt was de benen van de
Stamleden waren enigszins buitenwaarts gebogen maar afgezien van
een lichte mankheid bewoog het meisje zich vei der zonder
problemen. Rechte benen zijn voor haar zeker ook normaal, besloot
Iza, net als blauwe ogen.
Toen de stam op weg ging, sloeg de medicijnvrouw de mantel om
het kind heen en tilde haar weer op haar heup; haar been was nog
met voldoende genezen om er langere afstanden op te lopen.
Tijdens de mars van die dag zette Iza haar af en toe neer om
een tukje te lopen. Het meisje had gegeten als een wolf om
haar
lange hongerperiode in te halen en Iza meende al een
gewichtstoename te bemerken. Ze was blij nu en dan van de extra
last verlost te zijn, vooral nu het voortgaan moeilijker
werd.
De stam liet de wijde vlakke steppe achter zich en trok de
volgende paar dagen door golvende heuvels die geleidelijk aan
steiler werden. Ze bevonden zich in de uitlopers van de bergen,
wier fluisterende mutsen van ijs iedere dag dichterbij kwamen. De
heuvels waren dichtbegroeid, niet met de naaldbomen van het
noordelijke woud, maar met het volle groen en de dikke
knoestige
stammen van breedbladige loofbomen. De temperatuur was veel
sneller gestegen dan in dit seizoen normaal was, wat Brun sterk vei
wonderde. De mannen hadden hun omslag verwisseld voor een kortere
leren lap die het bovenlichaam onbedekt liet. De vrouwen droegen
nog hun winterkleding; dat vergemakkelijkte In t dragen van hun
last en ging het schuren ervan langs het In haam tegen.I let
landschap verloor iedere gelijkenis met de koude grasvlakte die om
hun oude grot heen gelegen had. Iza moest meer en meer terugvallen
op herinneringen die ouder waren dan die van haarzelf toen de Stam
door beschaduwde bergdalen en over de grazige heuvels van een echt
loofbomenwoud uit de gematigde zone trok. De grove bruine stammen
van eik, beuk, walnoot, appel en esdoorn werden afgewisseld door de
rechte, dunschorsige van wilg, berk, haagbeuk, esp, en de
hoogopgaande struiken van els en hazelaar. De lucht had iets
prikkelends, iets wat Iza niet dadelijk thuis kon brengen en dat op
de warme lichte zuidenwind leek te worden meegevoerd. Er hingen nog
katjes aan al geheel uitgelopen berken. Tere roze en witte
bloemblaadjes zweefden omlaag, de bloesem van vruchtbomen en
notelaars, die al een overvloedige herfst beloofden.
Ze baanden zich een weg door het struikgewas en de
slingerplanten van het dichte woud en beklommen kale rotshellingen.
En terwijl ze over de steenachtige grond voortklauterden, gloeiden
om hen heen de heuvels op in alle mogelijke kleuren groen. De diepe
tinten van pijnbomen keerden bij het verder klimmen ook weer terug,
te zamen met die van de zilverspar. Nog hoger dook een enkele keer
een blauwspar op. Hier en daar verschenen de donkerder
kleurschakeringen van coniferen tussen het weelderige felle groen
van de grootbladige boomsoorten en het gelige en bleekwitte groen
van de kleinbladige variëteiten. Mossen en grassoorten droegen het
hunne bij tot het groene mozaïek van welige gewassen en kleine
planten, van oxalis, de klaverachtige boszuring, tot kleine
vetplantjes die zich aan de kale steen vastklemden. Overal in het
bos stonden wilde bloemen, witte trilliums, gele viooltjes,
rozerode hagedoorn, terwijl gele tijloos en blauwgele gentianen
sommige hoger gelegen weiden overdekten. Op enkele sterk
beschaduwde plekken staken de laatste gele, witte en paarse
krokussen nog dapper hun kopjes op. De stam hield op de top van een
steile heuvel stil voor een rustpauze. Onder hen ging het panorama
van beboste heuvels abrupt over in de zich tot de horizon
uitstrekkende steppen. Vanaf hun hoge uitkijkpost konden ze in de
verte verscheidene kudden hoefdieren zien grazen in het hoge gras
dat al tot zomers goudgeel verbleekte. Zich snel verplaatsende
jagers, die weinig bij zich hadden en niet door zwaar bepakte
vrouwen opgehouden werden, hadden een ruime keus uit de diverse
soorten jachtwild en konden de steppe gemakkelijk in minder dan een
halve morgen bereiken. In het oosten was de lucht boven de wijde
grasvlakte helder, maar in het zuiden pakten zich snel naderende
onweerswolken samen. Als ze zo bleven groeien, zou de hoge
bergketen in het noorden ervoor zorgen dat de wolken hun vochtige
lading over de stam zouden uitstorten.
Brun en de mannen gingen net buiten gehoorsafstand van de
vrouwen en kinderen in vergadering, maar de bezorgde gezichten en
handgebaren lieten geen twijfel bestaan over de inhoud van de
discussie. Ze probeerden uit te maken of ze terug zouden keren of
verder gaan. Ze kenden deze streek niet, maar wat belangrijker was,
ze verwijderden zich te ver van de steppen. Hoewel ze in de beboste
heuvels aan de voet van de bergen veel dieren hadden gezien, haalde
het niet bij de reusachtige kudden die van het overvloedig voedsel
op de grasrijke vlakten daar beneden leefden. Op open terrein was
de jacht gemakkelijker, de dieren waren beter zichtbaar zonder de
dekking van het woud, dekking die ook hun vierpotige vijanden
verborg. Dieren die op de vlakten leefden, waren socialer en
vormden veelal kudden, in plaats van zich alleen of in kleine
familiegroepjes te verplaatsen, als de prooidieren van het
woud.
lza verwachtte dat ze terug zouden gaan, zodat hun moeizame
tocht de heuvel op voor niets was geweest. De zich samenpakkende
bewolking en de dreigende regen wierpen sombere schaduwen over de
ontmoedigde reizigers. Omdat ze toch stonden te wachten, zette Iza
Ayla neer en bevrijdde zich van haar zware I» pakking. Het kind
dwaalde weg, blij met de bewegingsvrijheid die haar bijna genezen
been haar bood, nadat ze zo lang op Iza's heup had moeten zitten.
Iza zag haar nog juist rond een hoge richel in de rotsen recht voor
hen uit uit het gezicht verdwijnen, ze wilde niet dat het meisje te
ver afdwaalde. Het overleg kon ieder moment beëindigd worden en
Brun zou het haar niet in dank afnemen als het meisje hun vertrek
ophield. Ze ging haar achterna, en toen ze om de richel heengelopen
was, zag Iza het kind, maar wat ze achter het meisje zag deed haar
hart bonzen van opwinding.
Ze haastte zich terug, snelle blikken achterom werpend. Ze
durfde Brun en de mannen niet te storen en wachtte geduldig tot de
vergadering was afgelopen. Brun zag haar en hoewel hij het nu t
liet merken, wist hij dat er iets aan de hand was. Zodra de mannen
uiteengingen, rende Iza op Brun af en ging met neergelaten ogen
voor hem op de grond zitten de houding die aangaf dal ze hem graag
wilde spreken. Hij kon haar een gesprek toestaan of niet; de keus
was aan hem. Als hij haar negeerde, zou ze hem niet mogen vertellen
wat ze op het hart had.
Brun vroeg zich af wat ze wilde. Hij had gezien dat het meisje
op onderzoek was uitgegaan met betrekking tot zijn stam ontging hem
weinig maar hij had dringender zaken aan zijn hoofd. Het zal wel
iets over dat meisje zijn, dacht hij fronsend, en kwam in
verleiding om Iza's verzoek te negeren. Wat Mog-ur ook mocht
zeggen, het beviel hem niet dat het kind met hen meereisde.
Opkijkend, zag Brun de tovenaar naar hem kijken en probeerde uit
zijn blik op te maken wat er in de eenogige omging, maar er viel
van het onbewogen gezicht niets af te lezen. De leider keek weer
naar de vrouw die daar aan zijn voeten zat; uit haar houding sprak
haar intense innerlijke beroering. Ze is werkelijk van de kook,
dacht hij. Brun was geen ongevoelig man en hij had veel respect
voor zijn bloedverwante. Ondanks de problemen die ze met haar
partner had gehad, had ze zich altijd goed gedragen. Ze was een
voorbeeld voor de andere vrouwen en viel hem zelden met onbenullige
verzoeken lastig. Misschien moest hij haar toch maar laten spreken;
hij hoefde tenslotte niet in te gaan op wat ze hem wilde vragen.
Hij reikte omlaag en tikte haar op de schouder. Iza's adem
ontsnapte sissend bij zijn aanraking; ze wist niet eens dat ze hem
al die tijd had ingehouden. Ze mocht spreken! Hij had zo lang met
zijn besluit gewacht dat ze al overtuigd was dat hij haar zou
negeren. Iza stond op, wees in de richting van de richel en zei één
woord: 'Grot!'