Hoofdstuk 6
De zoon van je gezellin heeft goed werk geleverd, Brun. Het
was een mooie zuivere stoot,' zei Zoug, toen de jagers het grote
beest voor de grot neerlieten. 'Je hebt een nieuwe jager op wie je
trots kunt zijn.
Hij heeft laten zien moed en een sterke arm te bezitten,'
gebaarde Brun. Hij legde zijn hand op de schouder van de jonge man,
zijn ogen schitterden van trots. Broud liet zich de warme
loftuitingen genietend welgevallen.
Zoug en Dorv bekeken de geweldige jonge stier vol bewondering
en met een licht heimwee naar de opwinding en vreugde van een
geslaagde jacht, daarbij de gevaren en teleurstellingen vergelend
die evenzeer deel uitmaakten van de avontuurlijke jacht op groot
wild. Omdat ze niet langer in staat waren met de jongere mannen mee
te gaan, maar ook niet van zins om zich uitgerangeerd te voelen,
hadden de beide oude mannen de beboste heuvels afgestroopt naar
kleinere buit. Ik zie dat jij en Dorv een goed gebruik van jullie
slingers hebben gemaakt. Ik kon de braadlucht al halverwege de
heuvel ruiken,' ging Brun verder. 'Als we de nieuwe grot in gebruik
hebben genomen, zullen we een plek moeten vinden waar we met de
slinger kunnen oefenen. De stam zou er wel bij varen als alle
lagers jouw handigheid ermee bezaten, Zoug. En het zal ook niet
meer zo lang duren voor we Vorn moeten gaan opleiden.' De leider
was zich ervan bewust dat de oudere mannen nog .leeds een Hink
aandeel inde vleesvoorziening van de stam leverden en wilde hen dat
laten weten. De jagers hadden niet altijd •.mees bij de jacht. Meer
dan eens was er alleen vlees dankzij de inspanningen van de oudere
mannen en tijdens de zware sneeuwval in de winter werd het af en
toe verschijnende verse vlees dikwijls gemakkelijker met de slinger
neergelegd. Het vormde een welkome afwisseling in hun winters dieet
van gedroogd, geconserveerd vlees, vooral later in het seizoen
wanneer de bevroren voorraden van de late herfstjachten opraakten.
Niet zo indrukwekkend als de jonge bizon daar, maar we hebben wat
konijnen en een vette bever. Het eten is klaar, we zaten alleen nog
maar op jullie te wachten,' gebaarde Zoug. 'Ik heb met ver hier
vandaan inderdaad al een mooi vlak, open veldje gezien dat goed
geschikt is als oefenterrein.' Zoug, die sinds de dood van zijn
partner bij Grods vuur woonde had zijn behendigheid met de slinger
verder ontwikkeld nadat hij zich uit de rijen van Bruns jagers had
teruggetrokken. De slinger en de bola waren voor de mannen van de
stam de moei¬lijkste wapens om mee om te leren gaan. Hoewel hun
gespierde, van zware botten voorziene en licht gebogen armen
ontzaglijk sterk waren, konden ze er toch erg fijn en precies werk
mee ver¬richten, zoals het aftikken van vuursteenschilfers. De bouw
van hun armgewrichten, vooral de wijze waarop spieren en pezen aan
de beenderen waren gehecht, gaf hun een goede motoriek gekoppeld
aan een ongelooflijke kracht. Maar daar moesten ze wel een zekere
tol voor betalen. De bouw van de gewrichten beperkte de arm in zijn
bewegingen. Ze konden er geen volledige boog mee beschrijven,
waardoor ze minder goed in staat waren dingen weg te werpen. Niet
de fijne spierbeheersing, maar de hefboomfunctie moesten ze
inleveren in ruil voor hun kracht. Hun speer was niet de over grote
afstand geworpen spies, maar eerder een lans waarmee van korte
afstand en met grote kracht toegestoten werd. Het trainen met speer
en knots behelsde wei¬nig meer dan het ontwikkelen van machtige
spierbundels, maar het leren hanteren van slinger of bola vereiste
jaren van gecon-centreerd oefenen. De slinger, een reep soepel leer
die met beide uiteinden in een hand bijeengehouden boven het hoofd
werd rondgezwaaid om vaart te krijgen voordat de ronde, in de
uit¬stulping in het midden rustende steen werd weggeslingerd, vroeg
veel oefening en inspanning en Zoug was trots op zijn vermogen een
steen trefzeker weg te schieten. Hij was er al evenzeer trots op
dat Brun een beroep op hem deed om jonge jagers in het hanteren van
dat wapen te onderrichten. Terwijl Zoug en Dorv met hun slingers
over de heuvels rond¬zwierven, hadden de vrouwen in hetzelfde
gebied gefoerageerd, en het prikkelend aroma van voedsel dat op het
vuur staat, wekte de eetlust van de jagers op. Ze hoefden niet lang
te wachten. Na het maal ontspanden de mannen zich, één en al
verzadigde voldaanheid, en namen nog eens de gebeurtenissen van de
opwindende jacht door, zowel voor hun eigen genoegen als ten
behoeve van Zoug en Dorv. Broud, die gloeide van trots over zijn
nieuwe status en alle gelukwensen van zijn nieuwe gelijken,
bemerkte dat Vorn met onverbloemde bewondering naar hem stond te
kijken. Tot die ochtend waren Broud en Vorn eikaars gelijken en
Vorn was zijn enig mannelijk gezelschap onder de kinderen geweest
sinds Goov een man geworden was. Broud herinnerde zich hoe hij na
hun terugkeer van de jacht bij de jagers had rondgehangen, net als
Vorn nu deed. Vanaf nu zou hij niet meer aan de kant hoeven staan,
door de mannen genegeerd maar gretig toekijkend terwijl ze hun
verhalen vertelden. Hij zou niet meer aan de bevelen van zijn
moeder en de andere vrouwen om met allerlei karweitjes te komen
helpen hoeven gehoorzamen. Hij was nu een jager, een man. Alleen de
laatste rite ontbrak nog aan zijn status van man en die zou deel
uitma¬ken van de grotceremonie, wat er een bijzonder tintje aan gaf
en hem geluk zou brengen.
Wanneer dat gebeurd was, zou hij de laagst geplaatste onder de
mannen zijn, maar dat kon hem niet veel schelen. Dat zou nog wel
veranderen, zijn plaats was al bepaald. Hij was de zoon van de
gezellin van de leider; op een dag zou hij met de mantel van het
leiderschap bekleed worden. Vorn was wel eens vervelend geweest,
maar nu kon Broud het zich veroorloven grootmoedig te zijn. Hij
liep naar de vierjarige toe, waarbij hem niet ontging dat Vorns
ogen in gretige verwachting oplichtten toen hij de kersverse jager
zag naderen.
'Vorn, me dunkt dat je er inmiddels oud genoeg voor bent,'
gebaarde Broud, enigszins pompeus in zijn pogingen mannelijker te
lijken. 'Ik zal een speer voor je maken. Het is tijd dat je voor
jager begint te oefenen.'
Vorn kronkelde zich in allerlei bochten van verrukking, pure
aanbidding in zijn ogen terwijl hij opkeek naar de jonge man die zo
kort geleden de begeerde status van jager had verworven. 'Oh ja,'
knikte hij, hevig instemmend, ik ben er best oud genoeg voor,
Broud,' gebaarde het knaapje vervolgens verlegen. Hij wees naar de
zware speer met de donkere met bloed bevlekte punt. 'Mag ik hem
eventjes aanraken?'
Broud legde de speer voor de jongen op de grond. Vorn stak een
voorzichtige vinger uit en raakte het opgedroogde bloed van de
enorme bizon aan die nu voor de ingang van de grot lag. 'Was je
bang, Broud?' vroeg hij.
'Men zegt dat alle jagers nerveus zijn bij hun eerste jacht,'
ant¬woordde Broud, die zijn angst niet wilde toegeven. 'Vorn! Daar
ben je dus! Ik had 't kunnen weten. Je wordt veron¬dersteld Oga te
helpen met sprokkelen,' zei Aga, die haar van de vrouwen en
kinderen weggeglipte zoon ontdekte. Vorn volgde zijn moeder
schoorvoetend, over zijn schouder omkijkend naar zijn nieuwe afgod.
Brun had de zoon van zijn gezellin goedkeu¬rend gadegeslagen. Het
kenmerkt de goede leider, dacht hij, de jongen niet te vergeten
alleen omdat hij nog een kind is. Eéns zal Vorn ook jager zijn en
wanneer Broud dan leider is, zal Vorn zich dit nog
herinneren.
Broud zag Vorn met tegenzin achter zijn moeder aansloffen. Nog
maar een dag tevoren was Ebra hém komen halen om met het werk te
helpen, bedacht hij. Hij keek even naar de vrouwen die bezig waren
een gat te graven en had de neiging weg te slui¬pen zodat zijn
moeder hem niet zou zien, maar toen zag hij Oga in zijn richting
kijken. Mijn moeder kan me de wet niet meer voorschrijven. Ik ben
geen kind meer, ik ben een man. Ze moet nu mij gehoorzamen, dacht
Broud, een hoge borst opzettend. Zo is het toch ... en Oga
kijkt.
'Ebra! Breng me eens wat water te drinken!' commandeerde hij
arrogant, op de vrouwen afstappend. Hij verwachtte half en half dat
zijn moeder hem zou bevelen hout te gaan halen. Strikt genomen zou
hij pas na zijn mannelijkheidsrite een man zijn. Ebra keek naar hem
op en haar ogen straalden van trots. Dat was haar fijne jongen die
zich zo uitstekend van zijn taak gekwe¬ten had, haar zoon die de
verheven status van man bereikt had. Ze sprong op, ging naar de
poel bij de grot en kwam vlug met water terug, ondertussen
hooghartig naar de andere vrouwen kijkend, alsof ze wilde zeggen:
'Kijk mijn zoon eens! Is hij geen prachtkerel? Is hij geen dappere
jager?'
De prompte reactie van zijn moeder en haar trotse blik stelden
Broud gerust en brachten hem er zelfs toe haar met een knor van
erkenning te vereren. Ebra's reactie deed hem bijna evenveel
genoegen als het deemoedig gebogen hoofd van Oga en de blik vol
adoratie waar hij haar op betrapte toen haar ogen hem bij het
weggaan volgden.
Oga was erg overstuur geweest na de dood van haar moeder, zo
kort na die van haar moeders metgezel. Als enig kind van het paar
was ze, hoewel slechts een meisje, door beiden erg vertroe-teld.
Bruns gezellin was vriendelijk voor haar toen ze bij het gezin van
de leider introk, wat inhield dat ze de maaltijden bij hen
gebruikte en achter Ebra aan liep tijdens hun speurtocht naar een
grot. Maar Brun boezemde haar angst in. Hij was strenger dan haar
moeders partner, zijn verantwoordelijkheid drukte zwaar op hem.
Ebra's zorgen gingen voornamelijk naar Brun uit en niemand had veel
tijd voor het verweesde meisje zolang ze nog op reis waren. Maar
Broud had haar op een avond in haar eentje terneergeslagen in het
vuur zien staren. Oga liep over van dankbaarheid toen de trotse
jongen, al bijna een man, die voordien zelden aandacht aan haar had
besteed,
naast haar kwam zitten en een arm om haar heen legde terwijl
zij zachtjes haar verdriet uitjammerde. Van dat ogenblik af had Oga
nog maar één wens: wanneer ze een vrouw werd, wilde ze de gezellin
van Broud worden.
De namiddagzon was warm in de roerloze lucht. Geen zuchtje
wind deed ook maar het kleinste blaadje trillen. De
verwach¬tingsvolle stilte werd alleen verbroken door het gezoem van
vlie¬gen die zich aan de restanten van de maaltijd tegoed deden en
de geluiden van de vrouwen die een stoofkuil groeven. Ayla zat
naast Iza terwijl de medicijnvrouw in haar otterhuid naar het rode
zakje zocht. Het kind had de hele dag achter haar aangelo¬pen, maar
nu moest Iza met Mog-ur bepaalde riten uitvoeren als voorbereiding
op de belangrijke rol die ze de volgende dag bij de grotceremonie
moest spelen, nu ze zeker wisten dat die inder¬daad gehouden zou
worden. Ze bracht het vlasharige meisje naar de groep vrouwen die
niet ver van de grotingang een diep gat aan het graven waren. De
binnenwand daarvan zou worden bekleed met stenen en dan zou er een
groot vuur in worden aan¬gelegd dat de hele nacht zou blijven
branden, 's Morgens zou men de gevilde en in stukken verdeelde
bizon in bladeren gewik¬keld in de put laten zakken, ze met nog
meer bladeren en een laag aarde toedekken en tot laat in de middag
in de stenen oven laten smoren.
Het uitgraven was een langdurig en vervelend karwei. De
vrou¬wen gebruikten hun puntige graafstokken om de aarde los te
wrikken, die dan met handen vol op een leren mantel werd gegooid;
vervolgens werd deze uit de put opgehesen en ergens anders geleegd.
Maar wanneer de put eenmaal klaar was, kon¬den ze hem vele malen
gebruiken en hoefde er alleen af en toe as uit gehaald te worden.
Terwijl de vrouwen groeven, waren Oga en Vorn onder het toeziend
oog van Oeka's nog manloze dochter Ovra hout aan het sprokkelen en
brachten ze stenen aan van de rivier.
Toen Iza hen met het kind aan de hand naderde, hielden de
vrouwen op met graven, ik moet Mog-ur spreken,' zei Iza met een
handgebaar. Ze gaf Ayla een klein zetje in de richting van de
groep. Ayla wilde haar volgen toen ze zich omdraaide om weg te
gaan, maar de vrouw schudde haar hoofd, duwde het meisje weer naar
de vrouwen toe en liep toen snel weg. Het was Ayla's eerste contact
met andere leden van de stam buiten Iza en Creb en ze voelde zich
zonder Iza’s geruststellende aanwezigheid schuw en verloren. Ze
stond als op de plek vast gevroren, nerveus naar haar voeten
starend en alleen nu en dan even angstig opkijkend. Tegen alle
fatsoensnormen in gaapte iedereen het magere, langbenige meisje met
haar eigenaardige gezicht en bolle voorhoofd aan. Ze waren allemaal
nieuwsgierig naar het kind geweest, maar dit was pas hun eerste
kans haar eens van dichterbij te bekijken.
Het was Ebra die tenslotte de betovering verbrak. 'Laat haar
maar hout gaan zoeken,' seinde de gezellin van de leider met een
zwijgend gebaar naar Ovra en begon toen weer te graven. Ovra liep
naar een groepje bomen toe waar veel stukken hout op de grond
lagen. Oga en Vorn konden hun blik maar ternauwernood van Ayla
losscheuren. Ovra wenkte de beide kinderen ongeduldig en daarop ook
Ayla. Het meisje dacht dat ze het gebaar wel begreep, maar wist
niet zeker wat er van haar verwacht werd. Ovra wenkte nogmaals,
draaide zich toen om en liep verder. De twee stamleden die in
leeftijd het dichtst bij Ayla stonden, gingen Ovra met tegenzin
achterna. Het meisje keek hen na en deed toen aarzelend enkele
stappen achter hen aan. Toen ze het boomgroepje had bereikt, stond
Ayla een tijdje te kijken hoe Oga en Vorn droge takken opraapten,
terwijl Ovra met haar stenen vuistbijl op een flinke omgevallen
boomstronk inhakte. Oga kwam terug van de put, waar ze een lading
hout had neergelegd en begon een door Ovra losgehakt stuk
boomstronk naar de houtstapel te slepen. Ayla zag haar tobben en
liep toe om te helpen. Ze bukte zich om het andere eind van het
houtblok op te tillen en toen ze weer overeind kwam, keek ze in
Oga's donkere ogen. Ze bleven beiden staan en staarden elkaar een
ogenblik aan.
De twee meisjes waren erg verschillend en toch zo merkwaardig
gelijk. Uit hetzelfde oerzaad voortgekomen, had het nageslacht van
hun gemeenschappelijke voorvader verschillende wegen ingeslagen,
die beide uitmondden in rijk ontwikkelde, zij het verschillende,
intelligenties. Daar beide soorten verstandelijk ontwikkeld en ook
enige tijd allebei dominant waren, was de kloof die hen scheidde
niet zo breed. Maar de subtiele verschillen tussen hen zouden hen
naar een volkomen verschillende eindbestemming voeren.
Ieder een eind van de stronk dragend, brachten Ayla en Oga hem
naar de houtstapel. Toen ze weer samen wegliepen, zij aan zij,
hielden de vrouwen opnieuw met hun werk op en keken hen na. De twee
meisjes waren bijna even lang, hoewel de grootste bijna tweemaal zo
oud was als de kleinste. De een was slank, met i echte ledematen,
en blond; de ander gedrongen, krombenig en donkerder. De vrouwen
trokken vergelijkingen, maar zoals alle kinderen vergaten de
meisjes zelf snel de verschillen tussen hen. 'men doen maakte het
werk lichter en voor de dag voorbij was, luidden ze manieren
gevonden om met elkaar te communiceren en een element van spel in
hun werk te brengen. I >ie avond zochten ze elkaar op en zaten
onder het eten een tijdje Inleen, blij met het gezelschap van
iemand die meer van hun eigen leeftijd was. Iza was verheugd dat
Oga Ayla accepteerde en wachtte tot bedtijd voor ze de kleine ging
ophalen. De meisjes keken elkaar bij het afscheid na, toen wendde
Oga zich af en liep naar haar vacht naast Ebra. De mannen en
vrouwen sliepen nog • leeds apart. Mog-urs verbod zou pas opgeheven
worden als ze de grot betrokken hadden.
Bij het eerste ochtendkrieken sloeg Iza haar ogen op. Stil lag
ze ie luisteren naar de welluidende kakofonie van vogelstemmen die
de nieuwe dag tsjirpend, kwelend en kwetterend begroetten. Weldra,
zo lag ze te denken, zou ze bij het openen van haar ogen •.lenen
wanden zien. Buiten slapen vond ze niet erg zolang het weer nog
goed was, maar ze verlangde naar de geborgenheid van wanden om haar
heen. Bij die gedachte herinnerde ze zich wat ze die dag allemaal
moest doen, en met groeiende opwinding aan de grotceremonie denkend
stond ze zachtjes op. Creb was al wakker. Ze vroeg zich af of hij
überhaupt geslapen had; hij zat nog steeds op dezelfde plek waar ze
hem de vorige avond had achtergelaten, in een contemplatief zwijgen
in het vuur starend. Ze begon water warm te maken en tegen de tijd
dat ze hem zijn ochtendthee van kruizemunt, luzerne en
brandnetelbladeren bracht, zat Ayla al naast de gebrekkige. Iza gaf
liet kind een ontbijt van kliekjes van de vorige avond. De mannen
en vrouwen zouden die dag tot aan de rituele feestmaaltijd niet
den. Tegen het eind van de middag stegen er van de diverse vuren
waar voedsel stond te koken heerlijke geuren op, die de lucht rond
de grot bezwangerden. Potten, bestek en ander kookgerei dat de
vrouwen uit hun vorige grot hadden gered en in hun bundels
meegedragen, waren nu uitgepakt. Knap gemaakte, strak gevlochten
waterdichte mandjes van fijn materiaal en met een door middel van
kleine wijzigingen in het vlechtwerk ingeweven patroon, werden
gebruikt om water uit de poel te halen en als kook- en
voorraadpotten. Houten kommen werden voor dezelfde doeleinden
gebruikt. Ribben dienden als roerlepel, grote platte heupbeenderen
als borden en schalen, net als dunne schijven hout. Kaak- en
schedelbeenderen werden gebruikt als dienlepels, nappen en kommen.
Met moerasdennesap aan elkaar gelijmde stukken berkebast, hier en
daar met een peesknoopje op de juiste plaats verstevigd, werden in
diverse vormen gevouwen voor vele doeleinden gebruikt.
In een dierehuid die aan een uit leren banden en stokken
geconstrueerd bouwsel boven een vuur hing, pruttelde een smakelijke
soep van het bizonvlees. Er werd zorgvuldig op toegezien dat de
vloeistof niet te ver inkookte. Zolang het kokende vocht hoger
stond dan de vlammen reikten, bleef de temperatuur van de leren pot
te laag om te verbranden. Ayla zag Oeka brokken vlees en bot van de
hals van de bizon omhoogroeren, die samen met wilde ui, zoutig
klein hoefblad en andere kruiden moesten trekken. Oeka proefde van
het vleesvocht en completeerde het geheel met geschilde
distelstengels, paddenstoelen, lelieknoppen en -wortels, waterkers,
melkdistelknoppen, kleine onrijpe broodvruchten, uit de vorige grot
meegenomen veenbessen en verlepte lelies van de vorige dag om de
soep mee te binden. De harde vezelige oude wortels van lisdodden
waren fijngestampt en de vezels uiteengetrokken en verwijderd.
Meegebrachte gedroogde bosbessen en gedroogde en gemalen
graankorrels waren toegevoegd aan het zetmeel dat zich onderin de
manden met koud water vormde. Hompen plat, donker, ongezuurd brood
stonden al op hete stenen dicht bij het vuur gaar te worden.
Bladeren van de rode ganzevoet, melganzevoet, jonge klaver en
paardebloembladeren stonden, met klein hoefblad gekruid, in een
andere pot te koken en een saus van gedroogde zure appels, met
bloemblaadjes van de wilde roos en wat door een gelukkig toeval
gevonden honing aangemaakt, stond bij een ander vuur te
dampen.
Iza was extra in haar nopjes geweest toen ze Zoug met een stel
sneeuwhoenderen van een tocht naar de steppe zag terugkomen. De
laagvliegende, zware vogels die zo gemakkelijk met een steen uit de
slinger van de scherpschutter waren neer te halen, waren Crebs
lievelingskostje. Gevuld met kruiden en eetbare planten waar hun
eigen eieren in ingebed lagen en in bladeren van de wilde druif
gewikkeld, stonden de smakelijke vogels in een kleinere met stenen
beklede put te stoven. Hazen en reuzenhamsters werden gevild en op
pennen gestoken boven gloeiende kolen geroosterd en bergjes kleine,
verse wilde aardbeien glinsterden lel rood in de zon.
Het was een feestmaal, de gelegenheid waardig. Ayla wist niet
of ze wel kon wachten. Ze had de hele dag doelloos lui het
kookgedeelte rondgehangen. Zowel Iza als Creb waren hel grootste
deel van de tijd ergens anders heen en als Iza in de buurt was, had
ze het veel te druk. Ook Oga was samen met de vrouwen druk met de
voorbereidingen voor het feestmaal bezig en niemand had tijd of zin
om zich met het meisje te bemoeien. Na enkele snibbige woorden en
niet-zo-zachtaardige duwtjes van de nerveuze vrouwen had ze
geprobeerd hen niet meer voor de voeten te lopen.
Toen de lange schaduwen van de late namiddag over de rode
aarde voor de grot vielen, daalde er een verwachtingsvolle stilte
over de stam neer. Iedereen kwam rond de grote kuil staan waarin de
bizonbouten lagen te stoven. Ebra en Oeka begonnen de bovenlaag van
warme aarde te verwijderen. Ze trokken de slappe, geschroeide
bladeren weg en legden het offerdier bloot in een wolk van stoom,
die het water in de mond bracht. Het vlees, zo mals dat het haast
van de botten viel, werd voorzichtig omhooggehaald. Als gezellin
van de leider viel Ebra de taak van het snijden en serveren toe, en
de trots straalde van haar af toen ze haar zoon het eerste stuk
gaf.
Broud stapte zonder enig blijk van valse bescheidenheid naar
voren om de hem toekomende portie in ontvangst te nemen. Nadat alle
mannen bediend waren, kregen de vrouwen hun deel en daarna de
kinderen. Ayla was de laatste, maar er was voor iedereen meer dan
genoeg, er bleef zelfs nog over. Toen viel er voor de tweede maal
een stilte, waarin de hongerige stam op het maal aanviel.
I let was een rustig en ontspannen feestmaal; zo af en
toestond er iemand op om nog wat bizon van het karkas te trekken of
een tweede portie van een lievelingsgerecht te halen. De vrouwen
hadden hard gewerkt, maar hun beloning bestond niet alleen uit de
goedkeurende opmerkingen van de verzadigde stam; ze zouden nu
enkele dagen niet meer hoeven koken. Na het maal rustten allen wat,
om krachten op te doen voor een lange avond.
Toen de langer wordende schaduwen overgingen in de dofgrijze
schemer van de naderende duisternis, veranderde de luie
namiddagstemming ongemerkt in een sfeer die geladen was met
verwachting. Op een blik van Brun ruimden de vrouwen snel de
restanten van het feestmaal op en posteerde ieder zich rond een
onaangestoken vuurplaats bij de ingang van de grot. De toevallig
lijkende opstelling van de groep loochende het formele karakter
ervan: de vrouwen stonden ieder op de door hun status in de groep
bepaalde plaats. De mannen, die zich aan de andere zijde van de
vuurplaats verzamelden, stonden eveneens in een vast patroon, al
naar gelang hun hiërarchische positie. Alleen Mog-ur was nergens te
bekennen.
Brun, die het meest vooraan stond, wenkte Grod, die daarop met
langzame, waardige schreden naar voren stapte en uit zijn
oeroshoren een gloeiend kooltje te voorschijn haalde. Het was het
belangrijkste van een lange reeks kooltjes, die begon bij het op de
puinhopen van de oude grot ontstoken vuur. De voortzetting van dat
vuur symboliseerde het voortbestaan van de stam. Met het ontsteken
van dit vuur voor de ingang zouden zij de grot voor zich opeisen en
hem tot hun woonstee verklaren. Het leren beheersen van vuur was
een vinding van de mens die in een koud klimaat van levensbelang
was. Zelfs rook had weldadige eigenschappen; de geur alleen al riep
een gevoel van veiligheid en huiselijke gezelligheid op. De rook
van het grotvuur die door de holle ruimte naar de gewelfde
zoldering omhoog dreef, zou via spleten en de trek door de opening
zijn weg naar buiten vinden. Eventuele onzichtbare krachten die hen
ongunstig gezind zouden kunnen zijn, zou hij met zich meevoeren, de
grot zuiveren, en hem doortrekken met hun wezen, het wezen van de
mens.
Het ontsteken van het vuur was als ritueel eigenlijk al
voldoende om de grot te zuiveren en in bezit te nemen, maar er
werden al zolang ook bepaalde andere rituelen bij uitgevoerd, dat
deze bijna als onderdeel van de grotceremonie beschouwd werden. Eén
ervan was de rite waarbij de geesten van hun beschermtotems met hun
nieuwe thuis vertrouwd werden gemaakt, iets wat gewoonlijk door
Mog-ur in afzondering gedaan werd, met een alleen uit mannen
bestaand publiek. De vrouwen mochten ondertussen hun eigen feest
vieren en daarom maakte Iza bij die gelegenheid een speciale drank
voor de mannen klaar. Het welslagen van de jacht had al bewezen dat
deze plek hun totems beviel en met het feestmaal bevestigden zij
hun voornemen de grot tot hun vaste woning te maken, hoewel de stam
op bepaalde tijden wel langdurig afwezig kon zijn. Totemgeesten
reisden ook, maar zolang stamleden hun amuletten bij zich hadden,
konden hun totems hen vanaf de grot opsporen en zo nodig te hulp
komen.
Daar de geesten toch al bij de grotceremonie aanwezig zouden
zijn, konden er ook andere rituelen in opgenomen worden, en werden
dat dikwijls ook. Iedere rite won aan glans als ze gekoppeld was
aan de inwijding van een nieuwe woning en versterkte op haar beurt
de band van de stam met zijn territorium. Hoewel iedere soort
plechtigheid haar eigen nooit veranderende ritueel had, hadden
ceremoniële aangelegenheden dikwijls een ander karakter,
afhankelijk van de rituelen die er in opgenomen werden.
Mog-ur was degene die, gewoonlijk in overleg met Brun,
bepaalde hoe de diverse onderdelen aaneengeregen zouden worden tot
de complete feestviering, maar toch was het iets organisch dat
sterk door hun stemming bepaald werd. Deze ceremonie zou Brouds
initiatieritueel omvatten én de ceremonie waarbij de totems van de
twee zuigelingen geïdentificeerd en benoemd zouden worden,
aangezien dat ook nog gebeuren moest en zij de geesten welgevallig
wilden zijn. De tijd was geen belangrijke factor het mocht zo lang
duren als nodig was maar als ze uitgeput of in gevaar waren
geweest, zou alleen het aanleggen van een vuur al volstaan hebben
om de grot tot de hunne te maken.
Met een ernst die bij de belangrijkheid van zijn taak paste,
knielde Grod neer, legde het gloeiende kooltje op het droge
aanmaakmateriaal en begon te blazen. De stamleden leunden gespannen
voorover en lieten hun adem in één gezamenlijke zucht ontsnappen
toen vurige tongen in een eerste fataal proeven langs de dorre
twijgjes lekten. Het vuur laaide op en plotseling stond een uit het
niets verschenen, schrikwekkende figuur zo dicht bij het
vreugdevuur dat de loeiende vlammen hem leken te omspelen. Hij had
een felrood gezicht onder een griezelige witte schedel die middenin
het vuur leek te hangen, onaangetast door de optassende, lekkende
tongen.
Ayla zag de vurige verschijning eerst niet en hapte naar adem
van schrik toen ze hem in het oog kreeg. Ze voelde dat Iza haar een
geruststellend kneepje in de hand gaf. Onder haar voeten t rilde de
aarde onder het doffe bonzen van de speren en ze vloog achteruit
toen de nieuwbakken jager naar het stukje grond voor het vuur
sprong, juist toen Dorv een scherpe roffel gaf op een groot houten
komvormig instrument dat omgekeerd tegen een houtblok stond
geleund. Broud hurkte neer en keek in de verte, met zijn hand zijn
ogen tegen een niet bestaande zon beschuttend, terwijl andere
jagers opsprongen om met hem samen de bizonjacht nog eens op te
voeren. Zo groot was hun bedrevenheid in de pantomime, door
het generaties lang communiceren via gebaar en teken bijgevijld,
dat de intense emoties van de jacht opnieuw tot leven kwamen. Zelfs
de vijfjarige vreemdelinge werd door de suggestieve kracht van het
drama gegrepen. De vrouwen van de Stam werden, gevoelig als ze voor
subtiele nuances waren, als het ware naar de hete stoffige vlakte
overgebracht. Ze konden de grond voelen trillen onder de donderende
hoefslagen, het verstikkende stof proeven, de opperste triomf van
de doodsteek meebeleven. Het was een zeldzame gunst dat hen deze
blik in het heilige leven van de jagers werd toegestaan.
Vanaf het eerste moment nam Broud de leiding bij de dans. Hij
had het dier gedood en dit was zijn grote nacht. Hij kon het
emotievolle meeleven van de anderen voelen, de angst van de
vrouwen, en reageerde met nog hartstochtelijker doorvoeld
toneelspel. Broud was een volleerd acteur en nooit méér in zijn
element dan wanneer hij in het middelpunt van de belangstelling
stond. Hij bespeelde kundig de emoties van zijn publiek en de
extatische rilling die de vrouwen doorvoer toen hij zijn
beslissende stoot met de speer naspeelde, had een duidelijk
erotisch karakter. Mog-ur, die vanachter het vuur toekeek, was niet
minder onder de indruk; hij zag de mannen dikwijls over de jacht
praten, maar het was alleen bij deze zeldzame ceremonies dat hij
van zo nabij het volledig spectrum van opwindende emoties kon
meebeleven. De jongen deed het goed, dacht de tovenaar, terwijl hij
om het vuur heen naar voren liep, hij verdiende zijn totemteken.
Hij had het wel verdiend een beetje op te scheppen. De laatste
armzwaai van de jonge man bracht hem recht voor de machtige man van
de toverkunsten, terwijl het doffe dreunende ritme en het
opgewonden staccatogeluid van Dorv in een snelle roffel eindigden.
De oude magiër en de jonge jager stonden nu tegenover elkaar. Ook
Mog-ur wist zijn rol te spelen. De meester van het juiste ogenblik
wachtte, om de opwinding van de jachtdans te laten zakken en een
sfeer van gespannen verwachting te creëren. Zijn in een zware
berehuid gehulde logge, scheve gedaante stond scherp tegen het fel
brandende vuur afgetekend. Zijn met oker rood gemaakte gezicht werd
door zijn eigen gestalte overschaduwd, waardoor zijn trekken
vervloeiden tot een vage vlek, waarin het onheilspellende
asymmetrische oog als van een bovennatuurlijke demon gloeide.
De stilte van de nacht werd alleen verstoord door het
knappende vuur, een zachte bries die door de bomen streek en het
stotend lachen van een verre hyena. Broud hijgde en zijn ogen
schitterden, ten dele van de inspanning van de dans en ten dele van
opwinding en trots, maar meer nog van een groeiende, verontrustende
angst.
Hij wist wat er nu ging komen en hoe langer het op zich liet
wachten, hoe sterker hij zich moest verzetten tegen een kilte die
in een huiver over wilde gaan. Nu was het ogenblik daar dat Mog-ur
hem zijn totemteken in het vlees zou snijden. Hij had zichzelf niet
toegestaan eraan te denken, maar nu het ogenblik gekomen was
bemerkte Broud dat er iets was dat hij nog meer vreesde dan de
pijn. De tovenaar straalde iets uit dat de jonge man van veel
groter angst vervulde.
Mog-ur stond op de drempel van de wereld van de geesten, een
oord waar wezens huisden die nog veel angstaanjagender waren dan de
reusachtige bizons. Ondanks hun grootte en kracht waren bizons
tenminste tastbare, stoffelijke schepselen uit de zichtbare wereld,
schepselen waar een man zich mee kon meten. Maar de onzichtbare en
toch veel sterkere krachten die zelfs de aarde konden doen
schudden, waren iets heel anders. Broud was niet de enige die een
rilling onderdrukte bij de plotselinge herinnering aan de
kortgeleden doorgemaakte aardbeving. Alleen heilige mannen,
Mog-urs, durfden met die niet-stoffelijke wereld in contact te
treden en de bijgelovige jonge man wenste dat deze grootste aller
Mog-urs voort zou maken en de zaak afwerken. Als in antwoord op
Brouds stille bede, hief de tovenaar zijn arm en staarde omhoog
naar de rijzende maan. Toen, met soepele, vloeiende bewegingen,
begon hij aan een hartstochtelijke aanroeping. Maar zijn gehoor was
niet de als gehypnotiseerd toekijkende stam. Zijn welsprekendheid
was gericht op de etherische, zij het niet minder werkelijke,
wereld der geesten en zijn bewegingen waren welsprekend. Door
gebruik te maken van ieder subtiel trekje in lichaamshouding,
iedere nuance in gebaar, had de eenarmige zijn handicap met
betrekking tot zijn eigen taal overwonnen. Hij was expressiever met
zijn ene arm dan de meeste mannen met twee. Tegen de tijd dat hij
uitgesproken was, wisten de stamleden zich door het wezen van hun
beschermtotems en nog een menigte andere onbekende geesten omringd,
en Brouds gewaarwording van kilte werd een siddering. Plotseling,
met een onverwachtheid die sommigen de adem afsneed, rukte de
tovenaar een scherp stenen mes uit een plooi van zijn mantel te
voorschijn en hief het hoog boven zijn hoofd. Toen zwaaide hij het
scherpe werktuig omlaag naar Brouds borstkas. In een volstrekt
beheerste beweging hield Mog-ur zijn hand vlak vóór de fatale steek
stil. In plaats daarvan kerfde hij met snelle halen twee lijnen in
het vlees van de jonge man die zich in dezelfde richting kromden en
in een punt bijeenkwamen, zoals de grote kromme horen van de
rinoceros. Broud sloot zijn ogen, maar vertrok verder geen spier
toen het mes zijn vlees openkerfde. Bloed welde naar de oppervlakte
en liep in rode stroompjes over zijn borst. Nu verscheen Goov naast
de magiër, met een kom met zalf die gemaakt was van het gesmolten
vet van de bizon en as van verbrand essehout. Mog-ur smeerde het
zwarte vet op de wond om het bloed te stelpen en ervoor te zorgen
dat zich een zwart litteken zou vormen. Dit teken verkondigde aan
allen die het zagen dat Broud een man was en voor altijd onder
bescherming stond van de Geest van de formidabele en onberekenbare
Wolharige Neushoorn. De jonge man keerde naar zijn plaats terug,
zich er scherp van bewust dat aller blik op hem gevestigd was en
hij genoot daar intens van nu het ergste achter de rug was. Hij was
er zeker van dat zijn dapperheid en bekwaamheid bij de jacht, zijn
suggestieve toneelspel tijdens de dans, en zijn onbewogen ondergaan
van het inkerven van zijn totemteken zowel onder de mannen als
onder de vrouwen lange tijd onderwerp van geanimeerde gesprekken
zouden zijn. Misschien zou het wel een legende worden, een verhaal
dat vele malen opnieuw verteld zou worden, tijdens de lange koude
winters waarin de stam tot binnenblijven genoopt was, en bij
Stambijeenkomsten. Zonder mij zou de grot nu niet van ons zijn, zei
hij bij zichzelf. Als ik de bizon niet had gedood, zouden we nu
geen ceremonie houden, dan zouden we nog steeds op zoek zijn naar
een grot. Broud had het idee gekregen dat de nieuwe grot en deze
hele gedenkwaardige gelegenheid uitsluitend aan hem te danken
waren. Ayla had bij het ritueel tegelijk beangst en gefascineerd
toegekeken en had een rilling niet kunnen onderdrukken toen de
vreeswekkende grote man op Broud in stak en bloed deed vloeien. Ze
stribbelde tegen toen Iza haar naar de angstaanjagende tovenaar in
zijn berevel leidde, zich ongerust afvragend wat hij met haar zou
gaan doen. Aga met Ona in haar armen en Ika met Borg liepen ook op
Mog-ur toe. Ayla was blij toen beide vrouwen zich voor Iza en
haarzelf opstelden. Goov hield nu een dichtgevlochten mandje in
zijn handen dat rood gekleurd was van de vele malen dat het de
heilige rode oker had bevat, die, tot een fijn poeder vermalen en
samen met dierlijk vet verhit, tot een warm getinte pasta was
verwerkt. Mog-ur keek over de hoofden van de voor hem staande
vrouwen heen naar het smalle streepje maan boven hen. In de
klankloze formele taal maakte hij tekens waarmee hij de geesten
verzocht naderbij te komen en de kleinen aan te zien wier
beschermtotems nu onthuld zouden worden. Toen doopte hij een vinger
in de rode pasta en tekende op de heup van het mannelijk kind een
krul in de vorm van de kurketrekkerstaart van het wilde zwijn.
Onder de Stamleden rees een gedempt, schor gemompel op terwijl ze
in gebarentaal reageerden op de toepasselijkheid van de totem.
'Geest van het Everzwijn, de jonge Borg wordt in uw bescherming
aanbevolen,' zeiden de handgebaren van de tovenaar, terwijl hij een
klein zakje aan een leren veter over het hoofd van de baby liet
glijden.
Ika boog in aanvaarding het hoofd en uit die beweging sprak
tegelijk haar blijdschap. Het was een sterke, achtenswaardige geest
en ook zij voelde aan hoe goed deze totem bij haar zoon paste. Toen
stapte ze opzij.
Weer riep de magiër de geesten op, en nadat hij zijn hand in
het door Goov vastgehouden mandje had gestoken, trok hij met de
pasta een cirkel op Ona's armpje.'Geest van de Uil,' verkondigden
zijn gebaren, 'het meisje Ona wordt u in bescherming gegeven.'
Daarop deed Mog-ur het kind de amulet die haar moeder had gemaakt
om de hals. Weer klonk er een gedempt gemurmel, terwijl handen
fladderden in reactie op de sterke totem die het meisje nu
beschermde. Aga was zeer tevreden. Haar dochter was goed beschermd
en het betekende ook dat de man die haar partner werd geen zwakke
totem mocht hebben. Ze hoopte alleen maar dat het daardoor niet te
moeilijk voor haar zou worden om kinderen te krijgen. De groep
rekte belangstellend de hals toen Aga opzij stapte en Iza zich
bukte om Ayla op te tillen. Het meisje was niet bang meer. Ze
besefte, nu ze dichter bij hem stond, dat de imposante figuur met
het roodgevlekte gelaat niemand anders was dan Creb. Er glansde
warmte in zijn blik toen hij haar aankeek, 'lot verbazing van de
Stam gebruikte de tovenaar ditmaal andere gebaren om de geesten op
te roepen tot bijwoning van het ritueel. Het waren de gebaren die
hij maakte wanneer hij een pasgeboren kind zeven dagen na de
geboorte een naam gaf. Niet alleen zou de totem van het vreemde
meisje bekend worden gemaakt, ze zou ook in de stam opgenomen
worden! Mog-ur doopte zijn vinger in de pasta en trok toen een lijn
vanaf midden op haar voorhoofd, bij mensen van de Stam de plek waar
de botrichels boven hun ogen elkaar ontmoetten, tot aan de punt van
haar kleine neus.
'De naam van het kind is Ayla,' zei hij, haar naam langzaam en
zorgvuldig uitsprekend zodat zowel de stam als de geesten hem
zouden verstaan.
Iza draaide zich naar de toekijkende stamleden om. Ayla's
adoptie was voor haar al evenzeer een verrassing als voor de
anderen; het meisje kon haar hart voelen bonzen. Dit moet betekenen
dat ze mijn dochter is, mijn eerste kind, dacht de vrouw. Alleen de
moeder houdt het kind vast wanneer het een naam krijgt en als lid
van de stam wordt geaccepteerd. Is het zeven dagen geleden dat ik
haar vond? Ik weet 't niet zeker, ik zal het Creb vragen, maar ik
denk van wel. Ze moet wel mijn dochter zijn, wie zou er nu anders
haar moeder kunnen zijn?
Een voor een liepen de stamleden langs Iza heen terwijl deze
het vijfjarig meisje als een baby in haar armen hield en ze zeiden
elk met wisselend succes haar naam na. Daarna wendde Iza zich
opnieuw naar de tovenaar. Nogmaals keek hij omhoog en riep de
geesten bijeen. De stam wachtte nieuwsgierig. Mog-ur was zich hun
gespannen aandacht bewust en deed er zijn voordeel mee. Met
opzettelijk trage bewegingen, het moment rekkend om de spanning
erin te houden, deed hij een beetje van de olieachtige pasta op
zijn vinger en trok toen een lijn precies over één van de genezende
krabben op Ayla's been.
Wat kan dat betekenen? Welke totem is dat? De toekijkende stam
stond voor een raadsel. De heilige man doopte zijn vinger opnieuw
in het rode mandje en trok een tweede lijn over de volgende krab.
Het meisje voelde dat Iza begon te beven. Geen van de anderen
bewoog, geen zuchtje werd gehoord. Bij de derde lijn trachtte Brun
met een boze frons Mog-urs blik te vangen, maar de tovenaar ontweek
het oogcontact. Toen de vierde lijn getrokken was, wist de stam het
zeker, maar wilde het niet geloven. Ten slotte was het het
verkeerde been. Mog-ur wendde het hoofd en keek Brun vol in het
gezicht toen hij het slotgebaar maakte. 'Geest van de Holeleeuw,
het meisje Ayla wordt in uw bescherming aanbevolen.'
De gestileerde beweging nam het laatste restje twijfel weg.
Terwijl Mog-ur het kind de amulet omhing, fladderden weer de
handen, in geschokte verbazing. Kon het werkelijk waar zijn? Kon
een meisje een van de sterkste mannelijke totems hebben? De
Holeleeuw?
Creb keek zijn broer vast en onverzettelijk in de boze ogen.
Een ogenblik lang waren zij in een zwijgend wilsgevecht verwikkeld.
Maar Mog-ur wist dat er aan de logica van de Holeleeuwtotem voor
het meisje niet te tornen viel, hoe onlogisch het ook mocht lijken
dat een meisje onder de bescherming van zo'n machtige geest zou
staan. Mog-ur had alleen benadrukt wat de holeleeuw zelf al had
gedaan. Brun had nog nooit de onthullingen van zijn manke broer
aangevochten, maar nu voelde hij zich door de tovenaar beetgenomen.
Het beviel hem niet, al moest hij toegeven dat hij nooit eerder een
zo duidelijk aangegeven totem had gezien. Hij wendde zijn blik het
eerste af, maar gelukkig was hij er niet mee.
Het idee om het vreemde kind in de stam op te nemen, was al
moeilijk genoeg te accepteren geweest, maar deze totem was te veel.
Het was ongebruikelijk, tegen de gewoonte, en Brun hield niet van
buitensporigheden in zijn goed geordende stam. Hij klemde grimmig
zijn kaken opeen. Hierna geen afwijkingen van de bestaande orde
meer. Als het meisje dan lid van zijn stam moest worden, zou ze
zich moeten aanpassen, holeleeuw of geen holeleeuw.
Iza was perplex. Nog steeds met het kind in haar armen boog ze
aanvaardend het hoofd. Als Mog-ur het verordonneerde, moest het zo
zijn. Ze wist wel dat Ayla een sterke totem had, maar een
Holeleeuw? De gedachte maakte haar nerveus; een meisje met de
machtigste der katten als totem? Nu wist ze zeker dat het meisje
nooit een metgezel zou vinden. Het sterkte haar in haar besluit
Ayla genezende magie bij te brengen zodat ze enige status van
zichzelf zou hebben. Creb had haar een naam gegeven, haar tot lid
van de stam verklaard, en haar totem geopenbaard terwijl de
medicijnvrouw haar vasthield. Als dat het meisje niet tot haar
dochter maakte, wat dan wel? Het in de stam geboren zijn was nog
geen waarborg er ook in geaccepteerd te worden. Iza herinnerde zich
plots dat als alles goed bleef gaan ze binnenkort opnieuw met een
baby in haar armen voor de tovenaar zou staan. Zij, die zo lang
kinderloos was gebleven, zou er weldra twee hebben. De stam was in
grote beroering; verbijstering sprak uit de gebaren en stemmen.
Zich pijnlijk de verblufte blikken van zowel mannen als vrouwen
bewust ging Iza terug naar haar plaats. De stamleden probeerden
haar en het meisje niet aan te staren - aanstaren was onhoffelijk
maar één man deed meer dan staren. , Iza zag Broud naar het kleine
meisje kijken met zo'n haat in zijn ogen dat ze ervan schrok. Ze
probeerde zich tussen hen tweeën in te plaatsen om Ayla tegen de
kwaadaardige blik van de trotse jongeman te beschermen. Broud zag
dat hij niet langer in het middelpunt van de belangstelling stond;
niemand had het meer over hem. Vergeten was de heldendaad waarmee
hij de grot als woonruimte veilig had gesteld, vergeten zijn
schitterende dans en zijn onverstoorbare dapperheid toen Mog-ur
zijn totemteken in zijn borst sneed. De ontsmettende zalf deed nog
meer pijn dan de snee zelf het prikte nog steeds maar merkte iemand
op hoe flink hij de pijn verdroeg?
Niemand lette meer op hem. De initiatierite keerde met een
zekere regelmaat terug, zelfs die van jongens die tot leider waren
voorbestemd. Ze vielen in het niet bij Mog-urs wonderbaarlijke en
onverwachte openbaring over het vreemde meisje. Broud zag hoe de
mensen elkaar eraan herinnerden dat zij als eerste naar de grot was
geleid. Ze zeiden dat dat lelijke meisje hun nieuwe thuis voor hen
had gevonden. En wat dan nog, als haar totem de Holeleeuw is, dacht
Broud kribbig. Heeft zij de bizon soms gedood? Dit werd
verondersteld zijn nacht te zijn, hij was degene die in het
middelpunt van de belangstelling hoorde te staan en het voorwerp
van de bewondering en het respect van de stam hoorde te zijn, maar
Ayla had hem zijn applaus ontstolen. Hij gluurde woedend naar het
vreemde meisje, maar toen hij Iza naar het kamp bij de rivier zag
hollen, werd zijn aandacht weer naar Mog-ur getrokken. Gauw, heel
gauw, zou hij in de geheime rituelen van de mannen mogen delen. Hij
wist niet wat hij moest verwachten; er was hem alleen gezegd dat
hij dan voor het eerst zou ervaren wat herinneringen precies waren.
Het was de laatste stap op zijn weg naar de volwassenheid. Bij de
vuurplaats aan de rivier deed Iza vlug haar omslag af en raapte een
houten kom en een rode zak gedroogde wortels op die ze al had
klaargezet. Ze vulde eerst de kom nog met water en ging toen terug
naar het grote vreugdevuur dat nog feller oplaaide nu Grod er wat
extra hout op gooide.
Iza's omslag had een van de redenen voor haar lange perioden
van afwezigheid eerder op de dag bedekt. Toen de medicijnvrouw weer
op de tovenaar toeliep, was ze volledig naakt, op haar amulet en de
op haar lichaam geschilderde rode strepen na. Een grote cirkel
accentueerde de bolling van haar buik. Ook haar beide borsten waren
omcirkeld; en twee lijnen liepen van iedere borst over haar
schouder en ontmoetten elkaar in een V onderaan haar rug. Haar
beide billen waren eveneens door een rode cirkel omsloten. De
raadselachtige symbolen waarvan de betekenis alleen aan Mog-ur
bekend was, dienden om haar én de mannen te beschermen. Het was
gevaarlijk om een vrouw in religieuze rituelen te betrekken, maar
bij dit ritueel was ze nu eenmaal nodig.
Iza stond nu dicht bij Mog-ur, dicht genoeg om de druppels
transpiratie op zijn gezicht te zien. Dat kwam van het staan in
zijn zware berehuid voor het hete vuur. Op een onmerkbaar teken van
hem hield ze de kom omhoog en draaide zich naar de stam toe. Het
was een zeer oude kom, die generaties lang alleen bij deze speciale
gelegenheden was gebruikt. Een verre voormoeder van Iza had uit een
stuk boomstam de buitenkant gevormd en de binnenkant lang en
zorgvuldig uitgestoken, en daarna de kom nog langer liefdevol glad
geschuurd met korrelig zand en een ronde steen. Een laatste
polijstbeurt met de ruwe stengels van heermoes zorgde voor een
zijdeachtig gladde afwerking. De kom was aan de binnenzijde met een
witachtig patina bedekt door het vele gebruik voor deze ceremoniële
drank. Iza stak de gedroogde wortels in haar mond en kauwde ze
langzaam fijn, erop lettend dat ze geen speeksel inslikte terwijl
haar grote tanden en sterke kaken de taaie vezels vermaalden.
Tenslotte spuwde ze de uitgekauwde pulp in de kom water en roerde
de vloeistof tot deze een melkwitte kleur aannam. Alleen de
medicijnvrouwen van Iza's geslacht kenden het geheim van de sterk
werkende wortel. De plant was betrekkelijk zeldzaam, hoewel niet
onbekend, maar aan de verse wortel waren de verdovende
eigenschappen nauwelijks te bemerken. De wortel werd gedroogd en
ten minste twee jaar bewaard; en bij het drogen werd hij rechtop
opgehangen, in plaats van ondersteboven zoals bij de meeste
kruiden. Hoewel alleen een medicijnvrouw de drank mocht maken,
mochten van oudsher alleen mannen hem drinken. Er bestond een
oeroude legende, van moeder op dochter overgeleverd samen met de
geheime instructies over het in de wortel concentreren van het
werkzame bestanddeel van de plant, dat eens, lang geleden, alleen
vrouwen het krachtige middel gebruikten. De ceremonie werd mét de
bijbehorende rituelen door de mannen gestolen en vrouwen werd
verboden de drank nog langer te gebruiken, maar de bereidingswijze
konden de mannen niet stelen. De medicijnvrouwen die het geheim
kenden, waren zo weinig geneigd het geheim met iemand anders dan
hun eigen nageslacht te delen, dat het geheel verloren was gegaan,
behalve voor die vrouw die zich beroemen kon op een directe en
ononderbroken afstamming die tot in de verre oudheid terugging. Ook
nu nog werd de drank nooit toebereid zonder dat de medicijnvrouw er
iets van gelijke aard en waarde voor terugkreeg.
Toen de drank gereed was, gaf Iza een knikje met haar hoofd en
Goov stapte naar voren met een kom doornappelthee zoals hij die
anders voor de mannen klaarmaakte, alleen was het deze keer voor de
vrouwen. Met waardig ceremonieel werden de kommen uitgewisseld en
daarop ging Mog-ur de mannen voor naar de kleine grot.
Toen ze weg waren, ging Iza met de doornappelthee onder de
vrouwen rond. De medicijnvrouw gebruikte dezelfde plant dikwijls
als verdovend middel, pijnstiller of slaapmiddel en ze had nog een
ander preparaat, van de daturaplant, gereed om er de kinderen mee
tot rust te brengen. De vrouwen konden zich pas dan ontspannen als
ze wisten dat hun kleintjes geen aandacht van hen zouden komen
vragen en toch veilig zouden zijn. Bij de zeldzame gelegenheden dat
de vrouwen zich de luxe van een eigen ritueel veroorloofden, zorgde
Iza ervoor dat de kinderen heerlijk in slaap waren.
Weldra begonnen de vrouwen hun dommelende kinderen naar bed te
brengen en kwamen daarna naar het vuur terug. Nadat ze Ayla in haar
vacht had gestopt, ging Iza naar de omgekeerde schaal die Dorv bij
de jachtdans had gebruikt en begon er in een langzaam, gestaag
ritme op te trommelen, waarbij ze de toon veranderde door met de
stok nu eens op de bodem en dan weer dicht bij de rand te
slaan.
Eerst bleven de vrouwen nog roerloos zitten. Ze waren te zeer
gewend zich in de aanwezigheid van mannen in te tomen. Maar
langzamerhand, toen de uitwerking van het verdovend middel voelbaar
werd en de vrouwen zich realiseerden dat ze buiten het gezichtsveld
van de mannen waren, begonnen sommigen op het plechtige ritme mee
te bewegen. Ebra was de eerste die opsprong. Ze danste met
ingewikkelde passen in een cirkel om Iza heen en toen de
medicijnvrouw het tempo verhoogde, raakten meer vrouwen opgewonden.
Weldra dansten ze allen met de gezellin van de leider mee.
Toen het ritme sneller en gecompliceerder werd, wierpen de
gewoonlijk zo volgzame vrouwen hun omslagen af en dansten met
bewegingen die ongeremd en openlijk erotisch waren. Ze merkten het
niet toen Iza ophield met trommelen en zich bij hen voegde; ze
waren te geconcentreerd op hun eigen innerlijke ritme aan het
dansen. Hun opgekropte, in het leven van alle dag zo sterk
onderdrukte emoties baanden zich een uitweg in de ongeremde
bewegingen. Spanningen vloeiden weg in een bevrijdende losheid, in
een innerlijke reiniging die het hen mogelijk maakte hun beperkt
bestaan te accepteren. In een razernij van draaien, springen en
stampen dansten de vrouwen voort tot ze tegen de dageraad uitgeput
neervielen en insliepen waar ze gevallen waren.
Met het eerste licht van de nieuwe dag begonnen de mannen naar
buiten te komen. Ze stapten over de lichamen van de slapende
vrouwen heen en zochten hun slaapplaatsen op, waar ze spoedig in
een droomloze sluimer weggleden. De mannen ontlaadden hun emoties
in de spanning van de jacht. Hun ceremonie bezat een andere
dimensie hij was beheerster, meer naar binnen gericht, veel ouder,
maar niet minder opwindend. Toen de zon over de bergkam in het
oosten rees, hobbelde ook Creb de grot uit en overzag het met
lichamen bezaaide terrein. Eén keer had hij uit nieuwsgierigheid de
ceremonie van de vrouwen bespied. Met zijn diepe intuïtie begreep
de wijze oude tovenaar hun behoefte aan ontlading van hun
gevoelens. Hij wist dat de mannen zich altijd afvroegen wat de
vrouwen toch uitvoerden dat ze in zo'n toestand van uitputting
geraakten, maar Mog-ur maakte hen niet wijzer. De mannen zouden
even geschokt zijn geweest over de ongeremde losbandigheid van de
vrouwen als de vrouwen over de vurige smeekbeden van hun stoïcijnse
metgezellen tot de onzichtbare geesten die hun bestaan deelden.
Mog-ur had zich wel eens afgevraagd of hij ook de zielen van de
vrouwen terug zou kunnen voeren naar het eerste begin. Hun
herinneringen waren anders, maar zij bezaten hetzelfde vermogen om
oeroude kennis op te roepen. Hadden zij herinneringen aan de
geschiedenis van hun ras? Zouden zij deel kunnen nemen aan een
ceremonie met de mannen? Mog-ur stelde zichzelf de vraag, maar hij
zou nooit de woede van de geesten riskeren door een poging er een
antwoord op te krijgen. Het zou de ondergang van de stam betekenen
als een vrouw bij zulke gewijde plechtigheden toegelaten werd. Creb
schuifelde naar de kampplaats en ging op zijn slaapvacht liggen.
Hij zag de verwarde massa fijn blond haar op Iza's vacht, en die
zette hem aan het denken over alles wat er gebeurd was sinds hij
nog maar juist op tijd naar buiten was gestrompeld toen de oude
grot instortte. Hoe had het vreemde kind toch zo snel de weg naar
zijn hart gevonden? De negatieve ondertoon in Bruns houding
tegenover haar verontrustte hem enigszins, en ook Brouds
kwaadaardige blikken in haar richting waren hem niet ontgaan. De
onenigheid in de nauw verbonden groep had de ceremonie verstoord en
hem een tikkeltje bezorgd achtergelaten.
Broud zal het er niet bij laten zitten, dacht Creb. De
Wolharige Neushoorn past als totem goed bij onze toekomstige
leider. Broud kan dapper zijn, maar hij is koppig, en te trots. Het
ene moment is hij kalm en verstandig, zelfs zacht en vriendelijk,
en het volgende ogenblik kan hij om de een of andere onbetekenende
reden in blinde woede ontsteken. Ik hoop dat hij zich niet tegen
het meisje keert.
Wees niet zo dwaas, wees hij zichzelf terecht. De zoon van
Bruns gezellin gaat zich heus niet druk maken over een meisje. Hij
wordt later de leider; en bovendien zou Brun het niet goedkeuren.
Broud is nu een man, hij zal zijn drift leren beheersen. De
mismaakte oude man ging liggen en besefte hoe moe hij was. Sinds de
aardbeving had hij onder grote spanning gestaan, maar nu kon hij
zich ontspannen. De grot was van hen, hun totems waren uitgebreid
in hun nieuwe thuis geïnstalleerd en als ze wakker werden konden de
stamleden de grot betrekken. De vermoeide tovenaar gaapte, strekte
zich uit en sloot zijn oog.