Hoofdstuk 12
Toen de lange winter ten einde liep, versnelde het levenstempo
van de stam zich om gelijke tred te houden met het in de rijke
aarde ontluikende leven. Het koude seizoen bracht de stamleden niet
in een echte winterslaap, maar veroorzaakte een verandering in hun
stofwisselingssnelheid ten gevolge van hun verminderde activiteit.
In de winter waren ze trager, sliepen meer, aten meer, waardoor ze
een onderhuidse vetlaag ontwikkelden die hen tegen de kou
beschermde. Wanneer de temperatuur steeg, sloeg de algemene
stemming om en werd de stam rusteloos en begon naar frisse lucht en
wat beweging te verlangen. Het proces werd nog versneld door Iza's
lentetonicum, dat jong en oud gelijkelijk door de medicijnvrouw van
de stam kreeg toegediend en dat ze brouwde van speltwortels die ze
vroeg in de lente verzamelde in het grove gras dat op rogge leek,
gedroogde lievevrouwenblaadjes en de veel ijzer bevattende
krulzuring. Van nieuwe energie vervuld stroomde de stam de grot
uit, geheel gereed om het nieuwe seizoen te beginnen. De derde
winter in de grot was hen niet al te zwaar gevallen. Het enige
sterfgeval was dat van Orva's doodgeboren kind geweest en dat telde
niet mee omdat het kind nog geen naam had gekregen en niet in de
stam was opgenomen. Iza had de winter goed doorstaan, nu haar
krachten niet langer werden ondermijnd door het voeden van een
hongerige baby. Creb had niet meer pijn gehad dan anders. Zowel Aga
als Ika waren weer zwanger en daar beide vrouwen al eerder met
succes gebaard hadden, verheugde de stam zich op de komende
aanwinsten. De eerste groene groenten, scheuten en knoppen werden
verzameld en er werden plannen gemaakt voor een vroege jacht om
vers vlees te hebben voor een lentefeestmaal ter ere van de geesten
die nieuw leven hadden opgewekt, en om de beschermtotems van de
stam dank te brengen omdat ze hen weer een winter hadden doen
overleven.
Ayla vond dat ze wel een heel speciale reden had om haar totem
dankbaar te zijn. De winter was zowel moeilijk als opwindend
geweest. Ze was Broud nog meer gaan haten, maar ze had geleerd hem
te verdragen. Hij had haar de ergste dingen doen ondergaan en ze
had geleerd ze schouderophalend af te doen. Er was een grens die
zelfs Broud niet kon overschrijden. Het onderricht in Iza's
genezende toverkunst had haar een steuntje in de rug gegeven; ze
had het heerlijk gevonden. Hoe meer ze leerde, hoe meer ze wilde
leren. Ze bemerkte dat ze de geneeskrachtige planten nu even graag
ging zoeken om hun toepassingen, nu ze daar meer verstand van had,
als om de ontsnappingsmogelijkheid die het planten zoeken haar
bood. Zolang er een snijdende wind stond en ijzige sneeuwstormen
woedden had ze geduldig gewacht. Maar bij de eerste aanduiding van
een weersomslag maakte het verlangen naar buiten te gaan haar
ongedurig. Ze herinnerde zich niet ooit eerder zo reikhalzend naar
de lente te hebben uitgekeken. Het was tijd om te leren jagen.
Zodra het weer het toeliet, trok Ayla de bossen en velden in. Ze
verborg haar slinger nu niet meer in de kleine grot bij haar
oefenveldje. Ze hield hem bij zich, weggestopt in een plooi van
haar omslag of onder een laag bladeren in haar rugmand. Het viel
niet mee op eigen kracht te leren jagen. De dieren waren vlug,
moeilijk op te sporen en bewegende doelwitten waren veel lastiger
te raken dan stilstaande. De vrouwen maakten altijd lawaai wanneer
ze planten aan het verzamelen waren, om eventueel verborgen
zittende dieren te verjagen en het was een moeilijk af te leren
gewoonte. Vele malen zag ze nog juist een dier wegschieten en was
ze boos op zichzelf dat ze het haar nadering verraden had. Maar ze
was vastbesloten en al doende leerde ze. Met veel vallen en opstaan
leerde ze spoorzoeken en begon ze de losse flarden jachtwijsheid
die ze van de mannen had opgevangen te begrijpen en in praktijk te
brengen. Haar oog was er al op getraind kleine bijzonderheden te
onderscheiden waarin de ene plant van de andere verschilde en ze
hoefde dat vermogen alleen bij te sturen om de betekenis van de
uitwerpselen van een dier, een lichte afdruk in het zand, een
geknakte grashalm of een gebroken takje te leren begrijpen. Ze
leerde het spoor van verschillende dieren te onderscheiden en
raakte met hun gewoonten en verblijfplaatsen vertrouwd. Hoewel ze
de grasetende soorten niet verwaarloosde, concentreerde ze zich op
de vleeseters, haar uitverkoren prooi. Ze lette op in welke
richting de mannen verdwenen wanneer ze op jacht gingen. Maar het
waren niet Brun en zijn jagers die haar de meeste zorgen baarden.
Meestentijds verkozen zij de steppe als hun jachtgebied en zij
durfde niet op de open vlakte te jagen, zo geheel zonder dekking.
Nee, twee oude mannen waren degenen over wie ze zich het meest
ongerust maakte. In het verleden had ze Zoug en Dorv wel eens zien
lopen wanneer ze voor Iza foerageerde. Zij waren degenen die ze de
meeste kans liep jagend in hetzelfde gebied als zij tegen te komen.
Ze moest er voortdurend op bedacht zijn hen uit de weg te blijven.
Zelfs als ze de tegenovergestelde kant opging als zij, was dat geen
waarborg dat ze niet op hun schreden terug zouden keren en haar met
een slinger in haar handen betrappen.
Maar toen ze leerde zich zonder geluid te bewegen, volgde ze
hen soms om hen gade te slaan en van hen te leren. Daarbij was ze
extra voorzichtig. Het was voor haar gevaarlijker om de
spoorzoekers te volgen dan datgene wat ze opspoorden. Het was
echter een goede training. Van het volgen der mannen leerde ze, net
als van het opsporen van een dier, om zich geluidloos voort te
bewegen en ze kon in de schaduwen oplossen als er toevallig iemand
in haar richting keek.
Toen Ayla goed leerde spoorzoeken, zich sluipend leerde
verplaatsen, haar ogen oefende in het ontdekken van een vorm in een
gecamoufleerde schuilplaats, deden er zich momenten voor waarop ze
er zeker van was dat ze een klein dier had kunnen neerleggen.
Hoewel ze in verleiding kwam, ging ze er als het geen vleeseter was
aan voorbij zonder een poging te wagen. Ze had het besluit genomen
om alleen op roofdieren te gaan jagen en haar totem ging alleen met
dat besluit akkoord. Lenteknoppen werden bloesems en bladeren,
bloesems vielen uit en in hun harten zwollen de vruchtbeginsels en
hingen half volgroeid en groen van de takken omlaag, en nog had
Ayla haar eerste prooi niet gedood.
'Ga je weg! Kssst! Maak dat je wegkomt!' Ayla haastte zich de
grot uit om te zien wat al die drukte te betekenen had. Enkele
vrouwen renden met hun armen zwaaiend achter een kort, plomp,
ruigharig dier aan. De veelvraat liep op de ingang van de grot af,
maar boog met een snauw af toen hij Ayla zag. Hij dook tussen de
benen der vrouwen door en ontsnapte met een reep vlees tussen zijn
kaken. 'Die lelijke gluiperd! Ik heb net dat vlees te drogen
gelegd,' gesticuleerde Oga woedend, ik had me nog maar nauwelijks
omgedraaid. Hij hangt hier nu al de hele zomer rond en wordt met de
dag brutaler. Ik wou dat Zoug hem te pakken nam! Goed dat je juist
naar buiten kwam, Ayla. Hij rende bijna de grot in. Denk je eens in
wat een stank hij daar had kunnen veroorzaken als hij er niet meer
uit had gekund!'
ik denk dat je "hij" een "zij" is, Oga, en vermoedelijk ergens
in de buurt een nest heeft. Waarschijnlijk heeft ze een stel
hongerige kleintjes, die nu trouwens wel al flink groot zullen
zijn.' 'Dat ontbreekt er nog maar aan! Een heel nest van die
beesten!' Boze woorden onderstreepten haar gebaren. 'Zoug en Dorv
hebben Vorn vanmorgen ook meegenomen. Ik wou dat ze die veelvraat
gingen opsporen, in plaats van hamsters en sneeuwhoenderen beneden
in het veld. Veelvraten deugen nergens voor!' 'O, toch wel, Oga. Je
adem maakt in de winter geen rijp op hun bontvacht. Hun pelzen zijn
heel geschikt voor mutsen en kappen.'
'Was dat mormel ook maar een pels!'
Ayla ging naar Crebs vuurplaats terug. Ze had op dat moment
eigenlijk niets te doen en Iza had gezegd dat ze wat krap in
bepaalde planten kwam te zitten. Ayla besloot het nest van de
veelvraat te gaan zoeken. Ze glimlachte in zichzelf en versnelde
haar pas. Korte tijd later verliet ze de grot met haar mand op haar
rug, en ging niet ver van de plek waar het dier verdwenen was het
bos in.
Ze tuurde de grond af en ontdekte de afdruk van een klauw met
lange scherpe nagels in het stof; iets verder een geknakte stengel.
Ayla begon het spoor van het dier te volgen. Al na korte tijd
hoorde ze schuifelende geluiden, verrassend dicht bij de grot. Ze
bewoog zich zachtjes voorwaarts, daarbij nauwelijks een blad
beroerend en kreeg de veelvraat in het oog, met vier half volwassen
jongen die grommend en ruziënd aan de reep gestolen vlees rukten.
Behoedzaam trok ze haar slinger uit de plooi in haar omslag en
legde een steen in de uitstulping. Ze stond roerloos, wachtend op
een kans op een welgemikt schot. Een toevallige windvlaag uit een
andere richting bracht de geslepen veelvraat een onbekende geur. Ze
keek op en snuffelde in de lucht, op mogelijk gevaar attent. Dat
was het ogenblik waarop Ayla gewacht had. Op hetzelfde moment dat
het dier haar beweging zag, smeet ze haar steen weg. De veelvraat
viel neer terwijl de vier jongen geschrokken van de stuiterende
steen alle kanten op vlogen. Het meisje stapte uit haar
schuilplaats in de bosjes en bukte zich om de aaseter te bekijken.
De enigszins op een beer lijkende marterachtige was vanaf haar neus
tot het puntje van haar pluimstaart bijna een meter lang en had een
grove, lange, bruinzwarte vacht. Veelvraten waren onbevreesde,
vechtlustige aaseters, agressief genoeg om roofdieren groter dan
zijzelf van hun prooi te verdrijven, brutaal genoeg om drogend
vlees of wat ze maar dragen konden te komen stelen, en slim genoeg
om in voor- raadruimten in te breken. Ze hadden muskusklieren die
een stinkdierachtige lucht achterlieten en vormden een nog ergere
plaag voor de stam dan de hyena, die evenzeer roofdier als aaseter
was en voor zijn overleven niet van de buit van anderen
afhankelijk.
De steen uit Ayla's slinger had het dier vlak boven de ogen
geraakt, precies waar ze hem gemikt had. Mooi, dat is dan één
veelvraat die niet meer van ons zal komen stelen, dacht Ayla, met
een diepe voldoening die aan verrukking grensde. Het was haar
eerste buit. Ik denk dat ik de pels aan Oga geef, dacht ze en wilde
haar mes pakken om het dier te villen. Zal zij even blij zijn als
ze weet dat we geen last meer van het beest zullen hebben. Het
meisje onderbrak haar eigen gedachten. Waar denk ik aan? Ik kan Oga
deze pels niet geven. Ik kan hem aan niemand geven, ik kan hem niet
eens zelf houden. Ik mag helemaal niet jagen. Als iemand ontdekte
dat ik deze veelvraat gedood heb, zouden ze me ik weet niet wat
doen. Ayla ging naast de dode veelvraat op de grond zitten en liet
haar vingers door de lange grove vacht glijden. Haar blijdschap was
verdwenen. Ze had haar eerste prooidier gedood. Het was dan
misschien geen met een zware, scherpe speer gespietste grote bizon,
maar het was meer dan Vorns stekelvarken. Er zou geen feestviering
zijn om haar toetreding tot de gelederen der jagers te markeren,
geen feestmaaltijd te harer ere, zelfs niet de lovende blikken en
de gelukwensen die Vorn ten deel waren gevallen toen hij trots met
zijn bescheiden buit aan was komen zetten. Als zij met de veelvraat
bij de grot terug zou keren, zouden afkeurende blikken en strenge
straffen het enige zijn wat ze verwachten kon. Het deed er weinig
toe dat ze de stam wilde helpen of dat ze kon jagen en beloofde er
goed in te zullen worden. Vrouwen gingen niet op jacht, vrouwen
doodden geen dieren. Alleen mannen deden dat.
Ze zuchtte diep. Ik wist het toch, ik heb het altijd al
geweten, zei ze bij zichzelf. Al voordat ik begon te jagen, voor ik
zelfs die slinger opraapte, wist ik dat ik niet verondersteld werd
te jagen. De dapperste van de jonge veelvraten kwam uit zijn
schuilplaats gekropen en snuffelde voorzichtig aan het dode dier.
Die jongen gaan ons net zoveel last bezorgen als hun moeder deed,
dacht Ayla. Ze zijn al zo groot dat er wel een paar in leven zullen
blijven. Ik kan dit dode beest maar beter wegbrengen. Als ik haar
een flink eind wegsleep zullen de jongen haar lucht wel volgen.
Ayla stond op en zeulde de dode veelvraat bij de staart dieper het
bos in. Daarna ging ze planten zoeken. De veelvraat was nog maar
het eerste van de kleinere roofdieren en aaseters die haar slinger
ten offer vielen. Marters, nertsen, fretten, otters, wezels,
dassen, hermelijnen, vossen en de kleine, grijs en zwart gestreepte
wilde katten lieten de een na de ander door haar snelle stenen het
leven. Ze besefte het zelf niet, maar Ayla's besluit om op
roofdierenjacht te gaan, had één belangrijk gevolg. Het versnelde
haar leerproces en vergrootte haar vaardigheid veel meer dan de
jacht op de vriendelijkere, grazende dieren gedaan zou hebben.
Vleeseters waren sneller, sluwer, intelligenter en
gevaarlijker.
Weldra was ze beter dan Vorn met haar uitverkoren wapen. Dat
kwam niet alleen doordat hij de slinger eigenlijk als een
oudemannenwapen beschouwde en er niet echt zijn zinnen op had gezet
ermee te leren omgaan, het was ook moeilijker voor hem. Hij bezat
nu eenmaal niet haar bouw met de onbelemmerd rondgaande armbeweging
die het werpen vergemakkelijkte. Deze volledige hefboomwerking en
haar geoefende oog-handcoördinatie verleenden haar snelheid, kracht
en trefzekerheid. Ze vergeleek zichzelf niet langer met Vorn; nu
was het Zoug die ze in vaardigheid probeerde te overtreffen, en het
meisje naderde het niveau van de oude jager inderdaad snel. Té
snel. Ze werd overmoedig. De zomer liep ten einde, met alle
verzengende hitte en met bliksemschichten doorscheurde onweersbuien
van dien. De dag was heet, ondraaglijk heet. Geen zuchtje wind
bracht de zware, stille lucht in beweging. De onweersbui van de
vorige avond had, met zijn fantastisch schouwspel van kronkelende
lichtflitsen die de bergtoppen deden oplichten en met hagelstenen
ter grootte van kiezels, de stam haastig de grot binnen doen
scharrelen. Het vochtig woud, normaliter koel door de schaduwen der
bomen, was klam en verstikkend. Vliegen en muskieten zoemden
onophoudelijk boven het slijmerig sijpelende binnenwater van het
opdrogend beekje, dat door de lagere waterstand in stilstaande
poelen en algenrijke plassen bleef staan. Ayla was het spoor van
een rode vos aan het volgen en bewoog zich geluidloos voort door de
bosrand langs een kleine open plek. Ze was warm en bezweet, niet
bijzonder op de vos gebrand, en dacht er al aan de jacht op te
geven en terug te gaan naar de grot om daar even in de stroom te
gaan zwemmen. Ze liep over de zelden zichtbare rotsachtige bedding
van de beek en stond stil om wat te drinken waar het water nog vlot
tussen twee grote rotsblokken doorstroomde, die het slingerende,
miezerige waterloopje daar tot het vormen van een enkeldiepe plas
dwongen. Ze richtte zich op, en toen ze haar ogen opsloeg, stokte
de adem haar in de keel. Ayla staarde geschrokken naar de
karakteristieke kop en bepluimde oren van een lynx, die
ineengedoken op de rots recht tegenover haar zat. Hij hield haar
scherp in het oog; zijn korte staart zwiepte heen en weer.
Kleiner dan de meeste katachtigen, was de Pardel-lynx met zijn
lang lichaam en korte poten evenals zijn noordelijke neef van
latere jaren in staat tot sprongen van vijf meter vanuit stilstand.
Hij leefde hoofdzakelijk van hazen, konijnen, grote eekhoorns en
andere knaagdieren, maar kon ook een klein hert neerhalen als het
zo uitkwam; en een meisje van acht jaar was geen partij voor hem.
Maar het was heet en mensen behoorden normaal niet tot zijn
prooidieren. Hij zou het meisje waarschijnlijk ongemoeid hebben
gelaten.
Ayla's eerste hevige schrik ging over in een rilling van
opwinding, terwijl ze de haar onbeweeglijk aanstarende kat aankeek.
Had Zoug niet tegen Vorn gezegd dat je ook een lynx met de slinger
kon doden? Hij zei wel dat je het bij iets grotere niet proberen
moest, maar ook dat je een wolf of hyena of lynx met een steen uit
je slinger neer kon leggen. Ik weet nog heel goed dat hij lynx zei,
dacht ze. Ze had tot dusver de middelgrote roofdieren met rust
gelaten, maar ze wilde de beste slingeraar van de stam zijn. Als
Zoug een lynx kon doden, kon zij het ook en daar recht voor haar
zat het ideale doelwit. In een opwelling besloot ze dat de tijd
rijp was voor groter wild.
Langzaam stak ze haar hand in de plooi van haar korte
zomeromslag zonder haar ogen van de kat af te wenden en tastte naar
haar grootste steen. Haar handpalmen waren bezweet, maar ze greep
de beide uiteinden van de reep leer steviger vast, terwijl ze de
steen in de uitstulping legde. Toen mikte ze vóór ze de moed
verloor snel op een plek tussen zijn ogen en slingerde de steen
weg. Maar de lynx zag haar haar arm opheffen. Hij wendde zijn kop
af toen ze schoot. De steen schampte tegen de zijkant van zijn kop
en bezorgde hem een korte felle pijn, maar ook niet meer dan
dat.
Voor Ayla op het idee kon komen een tweede steen af te vuren,
zag ze hoe de kat zijn spieren onder zich samentrok. Het was puur
in een reflex dat ze zich opzij wierp toen de in woede ontstoken
lynx op zijn belaagster af sprong. Ze belandde in de modder bij de
beek en voelde haar hand neerkomen op een stevige aangespoelde tak,
op zijn reis stroomafwaarts van zijn bladeren en twijgjes ontdaan,
van water verzadigd en zwaar. Ayla greep de tak beet en rolde weg
op hetzelfde moment dat de boze lynx zich met ontblote tanden op
haar stortte. Ze zwaaide wild met de tak en diende de kat met al de
kracht die haar angst haar verleende een harde klap toe die zijn
kop opzij sloeg. De lynx rolde verdoofd om, bleef een moment
ineengedoken zitten, schudde enkele keren met zijn kop en verdween
toen stil in het bos. Hij had genoeg pijnlijke tikken tegen zijn
kop gehad. Ayla beefde over haar hele lichaam toen ze zwaar ademend
overeind kwam. Haar knieën voelden aan als sponzen toen ze haar
slinger wilde gaan oprapen en ze moest weer gaan zitten. Zoug had
nooit aan de mogelijkheid gedacht dat iemand een gevaarlijk
roofdier alleen met een slinger zou proberen te doden, zonder een
ander wapen of een andere jager om op terug te vallen. Maar Ayla
miste bijna nooit meer, ze was te zeker van zichzelf geworden, ze
dacht er niet over na wat er gebeuren kon als ze miste. Ze
verkeerde nog in zo'n shocktoestand toen ze naar De grot terugliep,
dat ze bijna vergat haar mand op te halen waar ze hem verstopt had
toen ze besloot achter de vos aan te gaan. 'Ayla! Wat is je
overkomen? Je zit onder de modder!' gebaarde Iza toen ze haar zag.
Het meisje zag asgrauw. Ze moest ergens van geschrokken zijn.
Ayla gaf geen antwoord; ze schudde alleen haar hoofd en ging
de grot binnen. Iza wist dat er iets gebeurd was wat het meisje
haar niet wilde vertellen. Ze overwoog aan te dringen, maar zag
ervan af in de hoop dat het kind het haar uit zichzelf zou
vertellen. En Iza was er ook niet zo zeker van of ze het wilde
weten. De vrouw vond het nooit prettig wanneer Ayla er alleen op
uit ging, maar iemand moest toch haar geneeskrachtige planten voor
haar verzamelen; ze had ze nodig. Zijzelf kon niet gaan, Oeba was
te jong en de andere vrouwen wisten niet wat ze moesten zoeken en
legden ook geen enkele interesse aan de dag. Ze moest Ayla wel
laten gaan, maar als het meisje haar de een of andere angstige
gebeurtenis zou vertellen, zou dat haar ongerustheid alleen maar
versterken. Ze wilde maar dat Ayla niet altijd zo lang
wegbleef.
Ayla was die avond stil en ging vroeg naar bed, maar ze kon de
slaap niet vatten. Ze lag klaarwakker over het voorval met de lynx
na te denken en in haar fantasie werd het nog beangstigender. Pas
vroeg in de morgen sluimerde ze tenslotte in. Gillend werd ze
wakker!'Ayla! Ayla!' Ze hoorde Iza haar naam noemen, terwijl de
vrouw haar zachtjes heen en weer schudde om haar tot de
werkelijkheid terug te brengen. 'Wat heb je?'
'Ik droomde dat ik in een kleine grot zat en een holeleeuw
probeerde me te grijpen, 't Is alweer over, Iza.' 'Je hebt al een
hele tijd geen boze dromen meer gehad, Ayla. Waarom heb je er nu
opeens weer een? Ben je gisteren ergens van geschrokken?'
Ayla knikte en boog het hoofd, maar gaf geen nadere uitleg.
Het duister van de slechts door de zwakke gloed van vurige kooltjes
verlichte grot verborg de schuldbewuste uitdrukking op haar
gezicht. Ze had geen schuldgevoelens over haar jagen gehad sinds ze
het teken van haar totem vond. Nu vroeg ze zich af of het werkelijk
een teken was geweest. Misschien dacht ze dat alleen maar.
Misschien behoorde ze toch niet te jagen, vooral niet op zulke
gevaarlijke dieren. Hoe was ze in vredesnaam op het idee gekomen
dat een meisje kon proberen een lynx te doden? ik heb het nooit
prettig gevonden dat je zo alleen rondzwerft, Ayla. Je blijft
altijd zo lang weg. Ik weet wel dat je het fijn vindt er soms
alleen op uit te trekken, maar ik maak me er ongerust over. Het is
niet normaal dat een meisje zoveel alleen wil zijn. Het bos kan
gevaarlijk zijn, weet je.'
'Je hebt gelijk, Iza. Het bos kan gevaarlijk zijn,' gebaarde
Ayla. 'Misschien kan ik de volgende keer Oeba meenemen, of
misschien zou Ika het leuk vinden mee te gaan.
Iza was opgelucht dat Ayla haar raad ter harte scheen te
nemen. Ze bleef in de buurt van de grot en wanneer ze toch voor
geneeskrachtige kruiden op pad ging, kwam ze steeds gauw terug. Als
ze niemand kon vinden om met haar mee te gaan, was ze nerveus. Ze
verwachtte ieder ogenblik een voor de sprong ineenhurkend dier te
zien. Ze begon te begrijpen waarom de vrouwen van de stam niet
graag alleen voedsel gingen zoeken en waarom haar gretige
bereidheid er in haar eentje op uit te gaan hen altijd verbaasde.
Toen ze kleiner was, was ze zich de gevaren eenvoudig niet
voldoende bewust geweest. Maar nu volstond één aanval en de meeste
vrouwen hadden zich wel minstens éénmaal bedreigd gevoeld om haar
met een heilig respect voor de natuur om haar heen te vervullen.
Zelfs een niet-roofdier kon gevaarlijk zijn. Evers met scherpe
slagtanden, paarden met harde hoeven, hertebokken met zware
geweien, berggeiten en schapen met dodelijke horens, ze konden alle
ernstig letsel toebrengen wanneer ze geprikkeld waren. Ayla vroeg
zich af hoe ze er ooit zelfs maar over had durven denken om op
jacht te gaan. Ze was veel te bang om er weer op uit te
trekken.
Er was niemand met wie Ayla erover kon praten, niemand die
haar kon zeggen dat een vleugje angst de zintuigen scherpte, vooral
bij het besluipen van gevaarlijk wild, niemand om haar aan te
moedigen weer op pad te gaan voor haar angst het haar voor altijd
onmogelijk zou maken. De mannen begrepen angst. Ze spraken er niet
over, maar ieder van hen had vele malen in zijn leven angst
ervaren, te beginnen bij de grote jacht die hen tot een man maakte.
Kleine dieren waren om op te oefenen, om bedrevenheid met hun
wapens op te doen, maar de status van man werd pas verleend wanneer
ze angst hadden gekend en overwonnen.
Voor een vrouw waren de dagen die ze alleen, weg van de
veiligheid van de stam doorbracht geen geringere test voor haar
moed, zij het een subtielere. In bepaalde opzichten was er méér
moed voor nodig om die dagen en nachten in eenzaamheid onder ogen
te zien, in de wetenschap dat wat er ook gebeurde, ze geheel op
zichzelf aangewezen was. Vanaf het moment van haar geboorte had een
meisje altijd andere mensen om zich heen die haar beschermden. Maar
ze kon geen wapens meebrengen om zich te verdedigen en ook geen
bewapende man om haar gedurende de overgangsrite bescherming te
bieden. Net als de jongens werden ook de meisjes pas volwassen
verklaard wanneer ze angst hadden bevochten en overwonnen. De
eerstvolgende dagen had Ayla geen zin zich ver van de grot te
verwijderen, maar na een tijdje werd ze rusteloos. In de winter had
ze geen keus en schikte ze zich in het samen met de anderen in de
grot opgesloten zijn, maar bij warm weer was ze gewend vrij rond te
zwerven. Tegenstrijdige impulsen verscheurden haar. Wanneer ze
alleen in het woud was, weg van de geborgenheid van de stam, voelde
ze zich niet op haar gemak en nerveus; en wanneer ze zich met de
stam bij de grot bevond, verlangde ze naar de afzondering en
vrijheid van het woud. Op een eenzame foerageertocht kwam ze in de
buurt van haar geheime schuilplaats en klom het laatste stukje naar
de hooggelegen wei omhoog. Het plekje had een rustgevend effect op
haar. liet was haar privédomein, haar grot, haar weitje, ze had
zelfs bezittersneigingen ten aanzien van de kleine kudde reeën die
daar dikwijls graasde. Ze waren zo mak geworden dat ze ze bijna kon
aanraken voor ze buiten haar bereik hupten. Het open veld
verschafte haar een gevoel van veiligheid dat ze niet had in het
gevaarlijke woud waar zich loerende dieren verborgen hielden. Ze
had het plekje dit seizoen helemaal niet bezocht en de
herinneringen kwamen in een vloedgolf terug. Hier had ze zichzelf
met de slinger leren omgaan, hier had ze het stekelvarken
neergelegd en het teken van haar totem gevonden. Ze had haar
slinger bij zich ze durfde hem niet in de grot te laten, waar Iza
hem vinden kon en na enige tijd raapte ze wat steentjes op en
slingerde er een paar weg bij wijze van vingeroefening. Maar dat
was nu een veel te tam spelletje geworden om haar nog lang te
boeien. Haar gedachten gingen terug naar het voorval met de
lynx.
Als ik alleen maar een tweede steen in de slinger had gehad,
dacht ze. Als ik hem meteen wéér had kunnen treffen, dadelijk na
die eerste gemiste worp, had ik hem kunnen neerleggen voor hij de
kans kreeg om te springen. Ze had twee kiezels in haar hand en keek
er peinzend naar. Er moest toch een manier zijn om de ene steen
onmiddellijk na de andere te werpen. Had Zoug ooit iets in die
richting tegen Vorn gezegd? Ze pijnigde haar hersens af om het zich
te binnen te brengen. Als hij er al iets over heeft gezegd, moet
het zijn geweest toen ik er niet bij was, besloot ze. Ze overwoog
het idee. Als ik zonder de beweging te onderbreken een tweede steen
in de lus kan krijgen wanneer ik na de eerste worp mijn arm omlaag
breng, zou ik hem bij de zwaai omhoog meteen weer weg kunnen
slingeren, peinsde ze. Ik vraag me af of dat zou gaan?
Ze ging het een paar keer proberen en voelde zich even
onhandig als de eerste keer dat ze een slinger probeerde te
hanteren. Toen begon ze een bepaald ritme te ontwikkelen: de eerste
steen wegslingeren; de slinger bij de neerzwaai opvangen met de
tweede steen klaar in de hand; de steen nog tijdens de neerzwaai in
de uitstulping stoppen; slinger omhoogzwaaien en de tweede steen
wegslingeren. De kiezels vielen dikwijls al voor de tweede worp op
de grond en zelfs nadat ze ze begon weg te slingeren was haar
trefzekerheid bij beide worpen minder groot. Maar nu wist ze dat
het kon. Ze kwam daarna elke dag terug om te oefenen. Ze was nog
steeds niet geheel met zichzelf in het reine over het wel of niet
op jacht gaan, maar de uitdaging van het ontwikkelen van een nieuwe
techniek deed haar belangstelling voor het wapen herleven.
Tegen de tijd dat de seizoensverandering de beboste
heuvelglooiingen in vuur en vlam zette, was ze met twee stenen even
trefzeker als met één. Ze stond midden op het veld stenen weg te
slingeren naar een nieuwe paal die ze in de grond geslagen had en
voelde een innige voldoening toen een bevredigend pok, pok haar
vertelde dat beide stenen doel troffen. Niemand had haar gezegd dat
het onmogelijk was twee schoten in snelvuur te lossen omdat het nog
nooit gedaan was, en daar niemand dat gezegd had, had ze het
zichzelf geleerd.
Vroeg op een warme dag laat in de herfst, bijna een jaar na
haar besluit te gaan jagen, kwam Ayla op het idee naar het
hooggelegen weitje te klimmen om de rijpe, op de grond gevallen
hazelnoten te gaan rapen. Bijna boven gekomen hoorde ze het
kakelend geblaf en gelach en hijgerig gesnuffel van een hyena en
toen ze de kleine wei bereikte, zag ze een van de lelijke beesten,
half ingegraven in de bloederige ingewanden van een oude ree. Het
maakte haar woedend. Hoe durfde dat lawaaierige mormel haar wei te
ontheiligen, haar reeën aan te vallen? Ze wilde al op de hyena
afstormen om hem weg te jagen, maar bedacht zich. Hyena's waren ook
roofdieren, met kaken die sterk genoeg waren om de zware
dijbeenderen van grazende hoefdieren te kraken en niet gemakkelijk
van hun eigen buit te verjagen. Snel liet ze haar mand van haar rug
glijden en pakte haar slinger eruit. Toen sloop ze naar een
uitstekend gedeelte van de rotswand, onderwijl de grond afspeurend
naar stenen. De oude reebok was al half verslonden, maar haar
beweging trok de aandacht van het disharmonisch gebouwde, gevlekte
dier dat bijna even groot was als de lynx. De hyena keek op, ving
haar geur en wendde zich naar haar toe.
Ze was gereed. Vanachter de rots te voorschijn stappend smeet
ze haar projectiel, dat dadelijk daarop door een tweede gevolgd
werd. Ze wist niet dat het tweede overbodig was het eerste had het
karwei al geklaard maar ze had het zekere voor het onzekere
genomen. Ayla had haar lesje geleerd. Ze had een derde steen in
haar slinger en een vierde in haar hand, klaar voor een tweede
ronde als die noodzakelijk zou blijken. De holehyena was ter plekke
ineengezakt en bewoog zich niet. Het meisje keek om zich heen om
zich ervan te vergewissen dat er niet méér in de buurt waren en
liep toen behoedzaam op het beest af, haar slinger in gereedheid
houdend. En passant raapte ze een dijbeenbot op waar nog stukjes
vlees aan hingen en dat nog niet gebroken was. Met een slag die de
schedel verbrijzelde, stelde Ayla zeker dat de hyena niet meer op
zou staan. Ze keek naar het dode dier aan haar voeten en liet de
knots uit haar hand vallen. De implicaties van hetgeen ze gedaan
had, drongen maar langzaam tot haar door. Ik heb een hyena gedood,
zei ze bij zichzelf toen ze het eindelijk volledig besefte. Ik heb
met mijn slinger een hyena gedood. Niet zomaar een klein dier, maar
een hyena, een dier dat mij zou kunnen doden. Betekent dat dat ik
nu een jager ben? Een echte jager? Ze voelde geen triomf, ook niet
de opwinding van de eerste buit of zelfs maar de voldoening van het
overwinnen van een gevaarlijk dier. Wat ze voelde was iets diepers,
iets dat tot nederigheid stemde. Het was het besef dat ze zichzelf
had overwonnen. En dat was als een geestelijke openbaring, een
mystieke beleving; en met een innig gevoelde eerbied sprak ze tot
de geest van haar totem in de oeroude formele taal van de
Stam.
ik ben slechts een meisje, Grote Holeleeuw, en van de wegen
der geesten weet ik niets. Maar ik denk dat ik er nu wat meer van
ga begrijpen. De lynx was om mij op de proef te stellen, nog meer
dan Broud. Creb heeft altijd gezegd dat machtige totems niet
gemakkelijk waren om mee te leven, maar hij heeft me nooit verteld
dat de grootste geschenken die ze je geven binnenin je gebeuren.
Hij heeft me nooit verteld hoe het is als je eindelijk gaat
begrijpen. De proef is niet alleen iets moeilijks om te doen, het
is weten dat je het doen kunt. Ik ben u dankbaar dat u mij
uitverkoren hebt, Grote Holeleeuw. Ik hoop dat ik u altijd waardig
zal zijn.'
Toen de veelkleurige herfst haar schittering verloor en
skeletachtige takken verschrompelde bladeren lieten vallen, keerde
Ayla terug naar het woud. Ze volgde en bestudeerde de gewoonten van
de dieren die ze zich als prooi had gekozen, maar ze trad ze met
meer respect tegemoet, als medeschepselen én als gevaarlijke
tegenstanders. Vele malen zag ze, hoewel ze een prooidier dicht
genoeg genaderd was om een steen te kunnen werpen, daarvan af en
bespiedde het alleen maar. Ze werd zich er sterker van bewust dat
het een verspilling was om een dier te doden dat de stam niet
bedreigde en waarvan ze de vacht niet kon gebruiken. Maar ze was
nog steeds vastbesloten om de beste slingeraar van de stam te
worden; ze besefte niet dat ze dat al was. De enige manier waarop
ze haar vaardigheid kon blijven vergroten was door te jagen. En
jagen deed ze. De resultaten begonnen op te vallen en verontrustten
de mannen enigszins.
ik heb weer een veelvraat gevonden, of wat ervan over was,
niet
ver van het oefenveld,' gebaarde Crug.
'En er lagen stukjes vacht als die van een wolf aan de andere
kant van de richel halverwege de helling,' voegde Goov eraan toe.
"t Zijn altijd de vleeseters, de sterkere dieren, geen
vrouwentotems,' zei Broud. 'Grod zegt dat we Mog-ur moeten
raadplegen.'
'Kleine en middelgrote vleeseters, maar niet de grote katten.
Herten en paarden, schapen en berggeiten, zelfs evers worden altijd
door de grote katten en wolven en hyena's bejaagd, maar wat jaagt
er op de kleinere roofdieren? Ik heb nog nooit zoveel kadavers van
vleeseters gezien,' merkte Crug op. 'Ja, dat zou ik ook graag
willen weten, waardoor komen ze aan hun eind? 't Is niet zo dat ik
wat minder hyena's of wolven in de buurt jammer vind, maar als wij
niet de oorzaak zijn . . . Gaat Grod er met Mog-ur over praten?
Denken jullie dat het een geest zou kunnen zijn?' De jonge man
onderdrukte een rilling. 'En als het een geest is, is het dan een
goede geest die ons te hulp komt of een boze geest die kwaad is op
onze totems?' vroeg Goov.
'Echt iets voor jou, Goov, om met zo'n vraag aan te komen. Jij
bent toch Mog-urs helper, wat denk jij er zelf van?' was Crugs
tegenvraag.
ik denk dat het diepe meditatie en overleg met de geesten zal
vereisen om die vraag te kunnen beantwoorden.' 'Je klinkt al
helemaal als een echte Mog-ur, Goov. Nooit een rechtstreeks
antwoord,' schimpte Broud. 'Nou, wat is dan jouw antwoord, Broud?'
kaatste de tovenaarsleerling terug. 'Kun jij een directer antwoord
geven? Waardoor wordt dan de dood van al die dieren veroorzaakt?'
ik ben geen Mog-ur en er ook niet voor in de leer. Mij hoefje het
niet te vragen.'
Ayla was vlak bij hen bezig en moest een glimlach
onderdrukken. Nu ben ik dus een geest, maar een goede of een kwade,
dat kunnen ze niet uitmaken.
Mog-ur was onopgemerkt naderbij gekomen, maar hij had wel De
discussie gezien, ik heb er nog geen oplossing voor, Broud,'
gebaarde de tovenaar. 'Het zal meditatie vereisen. Maar ik kan ie
wel zeggen dat het niet de normale werkwijze van geesten
IN,'Geesten, zo dacht Mog-ur bij zichzelf, kunnen het te heet
of te kond maken, te veel regen of sneeuw doen vallen, kudden
verjagen, ziekte brengen, donderslagen of bliksemschichten of
aardbevingen veroorzaken, maar gewoonlijk niet de dood van allerlei
individuele dieren. Ik zie de hand van een mens in dit mysterie.
Ayla stond op en liep naar de grot. De tovenaar volgde haar met
zijn blik. Er is iets ongewoons aan haar, ze is veranderd, peinsde
hij. Hij zag dat ook Broud haar nakeek en zijn ogen stonden vol
gefrustreerde boosaardigheid. Broud heeft het verschil ook
opgemerkt. Misschien komt het alleen doordat ze niet echt tot de
Stam behoort, en anders loopt, ze groeit al op. Ergens, half
onbewust, schuurde ongemakkelijk het gevoel dat het dat niet was.
Ayla was inderdaad veranderd. Naarmate ze een beter jager werd,
ontwikkelde ze een zelfvertrouwen en een pezige gratie die onder
vrouwen van de Stam onbekend waren. Ze had de geluidloze gang van
de ervaren jager, een strakke beheersing over de spieren van haar
jonge lichaam, vertrouwen in haar eigen reflexen en een verre blik
in haar ogen die onmerkbaar overfloersten wanneer Broud haar begon
te sarren, alsof ze hem niet werkelijk zag. Ze gehoorzaamde nog
precies even prompt aan zijn bevelen, maar haar reacties misten dat
vleugje angst, hoe hij haar ook sloeg.
Haar innerlijke rust, haar zelfvertrouwen, waren veel minder
tastbaar, maar voor Broud niet minder duidelijk waarneembaar dan
het nauw verholen verzet van vroeger tijden. Het was alsof ze zich
verwaardigde om hem te gehoorzamen, alsof ze iets wist dat hij niet
wist. Hij observeerde haar, in een poging de subtiele verandering
te plaatsen, iets te vinden waar hij haar voor kon straffen, maar
het lukte hem niet.
Broud wist niet hoe ze er steeds weer in slaagde, maar steeds
als hij zijn superioriteit trachtte te bevestigen, deed ze hem zich
de lagergeplaatste, de mindere voelen. Het frustreerde hem, maakte
hem razend, maar hoe meer hij haar met zijn eisen en aanmerkingen
achtervolgde, hoe minder greep hij op haar had en hij haatte haar
er des te meer om. Maar hij bemerkte dat hij haar van lieverlee
minder lastig ging vallen, zelfs uit haar buurt bleef en er alleen
af en toe nog aan dacht zijn rechten te doen gelden. Terwijl het
seizoen ten einde liep, groeide zijn haat. Eéns zou hij haar
breken, zwoer hij zichzelf. Eéns zou hij haar laten boeten voor De
wonden die ze zijn zelfrespect toebracht. Oh ja, ééns zou het haar
berouwen.