Hoofdstuk 13
De winter kwam, en daarmee de teruggang in activiteit die de
stam met alle levende wezens die de kringloop der seizoenen volgden
gemeen had. Het leven pulseerde nog, maar in een langzamer ritme.
Voor het eerst verheugde Ayla zich op het koude seizoen. In de
drukke en actieve warme jaargetijden hield Iza weinig tijd over om
haar verder te onderrichten, maar met de eerste sneeuwbuien
hervatte de medicijnvrouw haar lessen. Het leven van de stam volgde
hetzelfde oude patroon, met slechts kleine variaties en wederom
verstreek de winter. De lente was laat en nat. Het smeltwater van
hoger op de berg deed samen met de zware regens de rivier zwellen
tot een woest voortbruisende stroom, die ten slotte buiten zijn
oevers trad en hele bomen en struiken meesleurde in zijn wilde
vlucht naar de zee. Een opeenhoping van boomstammen stroomafwaarts
dwong haar haar loop te verleggen zodat het pad dat de stam had
gemaakt, voor een deel onderliep. Een kort intermezzo van warm
weer, net lang genoeg om de vruchtbomen hun eerste bloesems te doen
ontvouwen, werd teniet gedaan door late voorjaarshagelbuien die
onder de tere bloempjes een ravage aanrichtten en iedere hoop op
een rijke oogst de bodem insloegen. En toen, alsof de natuur van
gedachten veranderde en het niet nakomen van haar beloften goed
wilde maken, leverde de vroege zomer bladgroenten, wortels,
pompoenen en peulvruchten in rijke overvloed.
De stam liep zijn vaste lentebezoek aan de zeekust om er
zalm te gaan halen mis, en iedereen was in zijn schik toen Brun
aankondigde dat ze de tocht alsnog zouden maken, nu om op steur en
kabeljauw te gaan vissen. Hoewel leden van de stam dikwijls de
vijftien kilometer naar de binnenzee aflegden om er schaaldieren te
verzamelen en eieren te rapen bij de massa's vogels die op de
kliffen nestelden, was het vangen van de grote vissen een van de
weinige stamactiviteiten waarbij mannen en vrouwen zich gezamenlijk
inzetten.
Droeg had zijn eigen redenen om te willen gaan. De hevige
lenteregens en het smeltwater hadden nieuwe klompen vuursteen van
de kalkafzettingen op hoger gelegen terreinen omlaaggespoeld en op
het strand gedeponeerd. Hij had de kust al eerder afgezocht en op
verscheidene plekken alluviaal gesteente gezien. De vispartij zou
een goede gelegenheid zijn om hun voorraad gereedschappen met
enkele nieuwe van eersteklas materiaal aan te vullen. Het was
eenvoudiger om het vuursteen ter plekke te bewerken dan de zware
brokken naar de grot te dragen. Droeg had al enige tijd geen
gereedschap meer voor de stam gemaakt. Ze hadden zich met hun
zelfgemaakte grovere werktuigen moeten behelpen wanneer de dunne
steen van hun favoriete gereedschap brak. Ze konden allemaal wel
bruikbaar gereedschap maken, maar weinig ervan haalde het bij dat
van Droeg. Een opgewekte stemming begeleidde hun voorbereidingen.
Het gebeurde niet dikwijls dat de hele stam tegelijkertijd de grot
verliet, en het kamperen op het strand was een opwindende
nieuwigheid, vooral voor de kinderen. Brun bepaalde dat een of twee
man dagelijks even naar de grot terug zouden gaan om zich ervan te
vergewissen dat er tijdens hun afwezigheid niets verstoord werd.
Zelfs Creb verheugde zich op de verandering van omgeving. Hij ging
zelden ver van de grot weg. De vrouwen werkten aan het net; ze
repareerden zwakke plekken en maakten er een nieuw stuk aan, van
koorden die ze draaiden van vezelige slingerplanten, draderige
bast, taaie grassoorten en lang dierehaar. Pezen, hoewel sterk en
taai, gebruikten ze niet. Net als bij leer maakte water ze hard en
stijf en ze namen het soepel makende vet niet goed op.
De enorme steur, dikwijls meer dan vier meter lang en met een
gewicht van meer dan een ton, zwom vroeg in de zomer vanuit de zee,
waarin hij het grootste deel van het jaar verbleef,
zoetwaterstromen en rivieren op om kuit te schieten. De vlezige
voelsprieten onderaan de tandeloze bek gaven de oude, haai-achtige
vissoort een angstwekkend uiterlijk, maar zijn dieet bestond uit
ongewervelde diertjes en kleine visjes die hij op de bodem zocht.
De kleinere kabeljauw, die gewoonlijk niet meer dan tien kilo woog
maar ook tachtig kilo of méér kon halen, trok in de zomer
noordwaarts, naar ondieper water. Hoewel ook hij zijn voedsel voor
het grootste deel op de bodem zocht, zwom hij tijdens de trek of
wanneer hij een prooi achtervolgde, soms dicht aan de oppervlakte
en ook wel de monding van zoetwaterstromen binnen.
gedurende de veertien dagen in de zomer dat de steur kuit
schoot, wemelden de mondingen van de stromen en rivieren van de
grote vissen. Hoewel de exemplaren die de smallere waterlopen kozen
niet de omvang bereikten van de reuzen die zich de grote rivieren
op bewogen, zouden de steuren die in het net van de stam
terechtkwamen al moeilijk genoeg op het strand te krijgen zijn.
Toen de tijd voor de trek naderde, liet Brun iedere dag iemand naar
de zeekust gaan. De eerste van de indrukwekkende Beluga-steuren was
juist de stroom begonnen op te zwemmen toen hij het sein gaf. Ze
zouden de volgende morgen vertrekken.
Ayla werd een en al opwinding wakker. Al voor het ontbijt had
ze haar slaapvacht in een bundel bijeengebonden, voedsel en
kookgerei in haar rugmand gepakt en de grote huid die als tent zou
dienen er bovenop gelegd. Iza verliet de grot nooit zonder haar
medicijnbuidel en ze was hem nog aan het inpakken toen Ayla de grot
uitrende om te zien of de anderen al voor vertrek gereed
waren.
'Maak voort, Iza,' spoorde ze Iza aan toen ze weer terug kwam
rennen. 'We zijn allemaal al bijna klaar.' 'Kalmeer toch, kind. De
zee loopt heus niet weg,' antwoordde Iza terwijl ze het sluitkoord
dicht trok.
Ayla hees haar mand op haar rug en tilde Oeba op. Iza volgde,
draaide zich dan nog eens om voor een laatste blik, terwijl ze
probeerde te bedenken wat ze vergeten kon zijn. Ze had altijd het
gevoel dat ze iets vergat wanneer ze de grot verliet. Och, Ayla kan
het toch altijd gaan halen als het iets belangrijks is, dacht ze.
De meeste stamleden waren al buiten en kort nadat Iza haar vaste
plaats in de rij had ingenomen, gaf Brun het teken tot vertrek. Ze
waren nog maar nauwelijks onderweg toen Oeba begon te spartelen om
neergezet te worden. 'Oeba niet klein! Wil zelf lopen,' gebaarde ze
met kinderlijke waardigheid. Met drieënhalf was Oeba begonnen de
volwassenen en oudere kinderen na te streven en de vertroeteling
die kleine kinderen en zuigelingen ten deel viel af te wijzen. Ze
werd al Kroot. Binnen ongeveer vier jaar zou ze vermoedelijk een
vrouw zijn. Ze had in vier korte jaren veel te leren, en in een
onbewust voorvoelen van haar snelle rijping begon ze zich voor te
bereiden op de grotere verantwoordelijkheid die haar al zo snel toe
zou vallen.
Goed, Oeba,' gebaarde Ayla terwijl ze haar neerzette. 'Maar
blijf dicht achter me.'
Ze volgden de stroom bergafwaarts, zijn nieuwe loop volgend
over een pad dat al weer dicht langs de dam van boomstammen gevormd
was. Het was een ontspannen wandeling de terugtocht zou meer
inspanning vereisen en reeds voor het middaguur bereikten ze de
brede kuststrook. Met behulp van drijfhout en kreupelhout zetten ze
op veilige afstand van de vloedlijn geïmproviseerde tenten op.
Vuren werden aangelegd en het net nog eens nagezien. Ze zouden de
volgende morgen met vissen beginnen. Toen het kamp was opgeslagen,
slenterde Ayla naar de zee.
'Ik ga het water in, moeder,' seinde ze.
'Waarom wil je toch altijd het water in, Ayla? Het is
gevaarlijk en je gaat altijd zo ver.'
'Het is zo heerlijk, Iza. Ik zal heus voorzichtig zijn.' Het
was altijd hetzelfde als Ayla ging zwemmen, dacht Iza ongerust.
Ayla was de enige die graag zwom; ze was ook de enige die het kón.
De dikke zware botten van de mensen van de Stam maakten hen het
zwemmen erg moeilijk. Ze bleven niet gemakkelijk drijven en hadden
een grote angst voor diep water. Ze waadden het water in om vis te
vangen, maar gingen er liever niet verder dan tot hun middel in.
Anders voelden ze zich niet veilig. Ayla's plezier in zwemmen werd
als één van haar eigenaardigheden beschouwd. Het was niet haar
enige. Toen Ayla haar negende jaar had bereikt, was ze langer dan
al de vrouwen en even lang als sommige der mannen, maar ze
vertoonde nog steeds geen tekenen van een naderende volwassenheid.
Iza vroeg zich soms af of ze wel ooit met groeien zou ophouden.
Haar lengte en kennelijk late bloei leidden bij sommigen al tot de
speculatie dat haar sterke mannelijke totem haar misschien geheel
zou verhinderen ooit tot bloei te komen. Men vroeg zich af of ze
haar hele leven als een soort geslachtsloze vrouw zou slijten, geen
man en ook niet helemaal een vrouw. Creb kwam op Iza toehinken
terwijl ze nog stond te kijken hoe Ayla naar de waterlijn toeliep.
Door haar sterke magere lichaam, strakke pezige spieren en lange
veulenachtige benen leek Ayla links en onhandig, maar haar soepele
gang weerlegde haar onelegante slungeligheid. Hoewel ze probeerde
de onderdanige scharrelgang van de vrouwen van de Stam na te doen,
bezat ze niet hun korte kromme benen. Ook al hield ze haar stappen
in, door haar langere benen maakte ze lange, bijna mannelijke
schreden.
Maar niet alleen haar lange benen maakten haar anders. Ayla
straalde een zelfvertrouwen uit dat geen vrouw van de Stam ooit
voelde. Ze was een jager. Geen enkele man van de stam was beter dan
zij met dat wapen, en nu wist ze het. Ze kon geen onderwerping
veinzen aan een mannelijke superioriteit die ze niet als zodanig
ervoer. Ze miste hierin de oprechte overtuiging die één van de
aantrekkelijke eigenschappen van een vrouw van de Stam vormde. In
de ogen der mannen deden haar lange, slungelachtige lichaam zonder
enige vrouwelijke attributen en haar onbewust zelfverzekerde
houding nog verder afbreuk aan haar toch al twijfelachtige
schoonheid. Ayla was niet alleen lelijk, ze was onvrouwelijk.
'Creb,' gebaarde Iza. 'Aba en Aga zeggen dat ze nooit een
vrouw zal worden. Ze zeggen dat haar totem te sterk is.'
'Natuurlijk zal ze een vrouw worden, Iza. Denk je dat de Anderen
geen kinderen krijgen? Het feit dat ze in de stam is opgenomen,
verandert haar afkomst niet. Het is voor hun vrouwen waarschijnlijk
normaal dat ze pas later tot rijping komen. Zelfs bij de Stam
worden sommige meisjes pas in hun tiende jaar een vrouw. Je zou
toch denken dat de mensen haar ten minste zo lang zouden kunnen
geven voor ze de een of andere afwijking gingen bedenken, 't Is
belachelijk!' knorde Creb geërgerd. Iza was gerustgesteld, maar
wenste toch dat haar aangenomen dochter eens een teken van
vrouwelijke rijping zou gaan vertonen. Ze zag Ayla het water
inwaden tot het tot haar middel kwam, zich dan afzetten en met
lange strakke slagen naar open zee zwemmen. Het meisje genoot van
de vrijheid en de opwaartse kracht van het zoute water. Ze
herinnerde zich totaal niet hoe ze had leren zwemmen; het leek of
ze het altijd had gekund. Na nog enkele meters viel de zanderige
bodem voor de kust abrupt weg; ze wist wanneer ze dat punt
passeerde door de donkerder tint en de lagere temperatuur van het
water. Ze draaide zich op haar rug en dreef loom een tijdje voort,
gewiegd op de golfslag. Toen er een zilte slok water over haar
gezicht klotste, rolde ze proestend om en begaf zich terug naar het
strand. Het was eb en ze was in de uitgaande stroming van de rivier
terechtgekomen. De kracht van de beide stromingen te zamen maakten
de terugtocht niet gemakkelijk. Ze spande zich extra in en kreeg
spoedig weer vaste grond onder de voeten. Dan waadde ze naar het
strand. Toen ze zich in het zoete water van de rivier afspoelde,
kon ze de stroming aan haar benen voelen trekken en de losse
zanderige bodem onder haar voeten wegschuiven. Ze plofte neer bij
het vuur voor hun tent, moe maar opgefrist. Toen ze gegeten hadden,
zat Ayla dromerig in de verte testaren, zich afvragend wat er
achter het water zou liggen. Krijsende en piepende zeevogels
suisden omlaag, cirkelden boven hen rond en doken achter de
bulderende branding weg. Witte, verweerde oude skeletten van wat
ooit levende bomen waren geweest, onderbraken als in kronkelige
contouren gebeeldhouwd de eentonigheid van de egale zandvlakte, en
het wijde blauwgrijze oppervlak van het water glinsterde in de
lange stralen van de ondergaande zon. Het schouwspel had iets
doods, iets surrealistisch, onwerkelijks. Het verwrongen drijfhout
veranderde in groteske silhouetten en loste toen op in de
duisternis van de maanverlichte nacht.
Iza legde Oeba in de tent te slapen en kwam daarna naast Ayla
en Creb bij het vuurtje zitten, dat dunne sliertjes rook naar de
met sterren bezaaide hemel opzond.
'Wat zijn dat, Creb?' gebaarde Ayla, zwijgend omhoog
wijzend.
'Vuren in de hemel. Elk ervan is de vuurplaats van iemands
geest in de andere wereld.' 'Zijn er zóveel mensen?'
'Het zijn de vuren van alle mensen die naar de wereld der
geesten zijn overgegaan en van alle mensen die nog niet geboren
zijn. En ook van totemgeesten, maar de meeste totems hebben er meer
dan een. Zie je die daar?' wees Creb. 'Dat is het huis van de Grote
Ursus zelf. En zie je die?' Hij wees in een andere richting. 'Dat
zijn de vuren van jouw totem, Ayla, van de Holeleeuw.' 'Ik slaap
graag buiten, zodat je de vuurtjes in de lucht kunt zien,' zei
Ayla.
'Maar het is niet zo leuk wanneer het waait en er sneeuw
valt,' merkte Iza op.
'Oeba vindt kleine vuurtjes ook leuk,' gebaarde het kind, uit
het duister in de lichtkring van het vuur verschijnend. 'Ik dacht
dat je sliep, Oeba,' zei Creb.
'Nee, Oeba kijken naar kleine vuurtjes, net als Ayla en Creb.'
"t Wordt anders tijd dat we allemaal gingen slapen,' gebaarde Iza.
'Het zal morgen een drukke dag worden.'
Vroeg de volgende morgen spanden de stamleden het net dwars
door de rivier. Zwemblazen, overgehouden aan vroegere
steurvangsten, fungeerden zorgvuldig uitgewassen en aan de lucht
tot harde, doorzichtige, mica-achtige ballonnen gedroogd, als
drijvers voor het net en aan de onderkant vastgebonden stenen deden
dienst als gewichten. Brun en Droeg trokken het ene uiteinde naar
de overkant en daarna gaf de leider een teken. Volwassenen en
oudere kinderen begonnen de stroom in te waden. Oeba wilde ook
meegaan.
'Nee Oeba,' gesticuleerde Iza, 'jij moet hier blijven, je bent
nog niet groot genoeg.'
'Maar Ona helpt ook,' pleitte het kind.
'Ona is ouder dan jij, Oeba. Je kunt straks helpen, wanneer we
de vis binnenhalen, 't Is gevaarlijk voor je. Zelfs Creb blijft
dicht bij de oever. Je moet heus hier blijven.' 'Ja moeder,'
gebaarde Oeba, duidelijk teleurgesteld. De stamleden bewogen zich
langzaam door het water om zo weinig mogelijk deining te
veroorzaken, terwijl ze tot een grote halve cirkel uitwaaierden.
Daarna wachtten ze tot het door hun bewegingen opgedwarrelde zand
weer tot rust was gekomen. Ayla stond met haar voeten ver uiteen,
zich schrap zettend tegen de krachtige stroming die om haar benen
kolkte, haar blik op Brun gevestigd in afwachting van zijn signaal.
Ze stond midden in de stroom, op gelijke afstand van beide oevers
en het dichtst bij de zee. Enkele passen van haar af zag ze een
grote donkere schim voorbij glijden. De steuren waren in beweging.
Brun hief zijn arm op en iedereen hield de adem in. Toen bracht hij
hem omlaag en prompt begon de stam als één man luid te schreeuwen
en op het water te slaan, dat schuimend opklotste. De op het oog
wanordelijke chaos van lawaai en gespetter bleek weldra een
doelbewuste drijfjacht te zijn. De stam dreef de vis naar het net,
ondertussen de halve cirkel steeds verder verkleinend. Brun en
Droeg naderden in een boog van de tegenovergestelde zijde met het
net tussen hen in, terwijl de kolkende verwarring die de stamleden
om zich heen veroorzaakten, voorkwam dat de vis terugzwom naar zee.
Het net werd langzaam dichtgetrokken en dreef de zilveren massa
spartelende vissen in een steeds kleiner wordende ruimte bijeen.
Enkele van de monsters wierpen zich tegen de knobbelige koorden
aan, dreigend er doorheen te breken. Meer handen reikten naar het
net, stuwden In t naar de walkant waar de anderen trokken, terwijl
de stam wol stelde om de slaande en stuiptrekkende horde vissen op
het droge te brengen.
Ayla keek op en zag Oeba tot haar knieën in de wriemelende vis
staan, in een poging haar vanaf de andere kant van het net te
bereiken.
Oeba ga terug!' seinde ze.
Ayla! Ayla!' schreeuwde het kind, in de richting van de zee
wijzend 'Ona!'gilde ze.Ayla draaide zich om om te kijken en zag nog
juist even een donker hoofdje opduiken voor het onder water
verdween. Het kind dat net een jaar ouder was dan Oeba, was
onderuitgegaan en werd naar zee meegesleurd. In de algemene
verwarring van het binnenhalen van de vangst had men niet op haar
gelet. Alleen Oeba, die haar oudere speelgenootje bewonderend van
de kant af had gadegeslagen, had Ona's wanhopige situatie gezien en
uit alle macht geprobeerd iemand erop attent te maken. Ayla dook
terug in de modderige, woelige stroom en ploegde door het water
naar de zee. Ze zwom sneller dan ze ooit had gedaan. De uitgaande
stroming hielp haar voort, maar diezelfde stroming dreef het kleine
meisje met gelijke kracht naar het diepe. Ayla zag haar hoofd
nogmaals boven komen en verdubbelde haar inspanningen. Ze haalde
haar in, maar ze vreesde toch niet snel genoeg te zijn. Als Ona het
punt waar de bodem steil wegviel bereikte voor Ayla bij haar was,
zou ze door de sterke onderstroom naar de diepte worden getrokken.
Het water werd al zout, Ayla kon het proeven. Het kleine donkere
hoofdje dook enkele meters verderop nog even op en verdween toen
uit het gezicht. Ayla voelde het water plotseling veel kouder
worden toen ze in een laatste wanhopige poging onder water dook om
het verdwijnende hoofdje te grijpen. Ze voelde fladderende slierten
en sloot haar vuist om het lange losse haar van het kleine
meisje.
Ayla dacht dat haar longen zouden barsten ze had geen tijd
gehad om adem te halen voor ze dook en een groeiende duizeligheid
deed haar al bijna het bewustzijn verliezen, toen ze door het
wateroppervlak heen brak, haar kostbare last met zich meevoerend.
Ze tilde Ona's hoofd boven water, maar het kind was bewusteloos.
Ayla had nog nooit met iemand anders in haar armen gezwommen, maar
ze moest Ona zo snel mogelijk aan de kant zien te brengen, en
daarbij het hoofd boven water houden. Ze sloeg haar ene arm uit en
vond de goede slag, terwijl ze het kind met de andere
vasthield.
Toen ze weer grond onder haar voeten voelde, zag ze de hele
stam haar tegemoet komen waden. Ayla tilde Ona's slappe lijfje uit
het water en gaf haar aan Droeg, toen pas beseffend hoe uitgeput ze
was. Creb stond naast haar en ze zag tot haar verrassing Brun aan
haar andere zijde staan om haar uit het water te helpen. Droeg ging
snel vooruit en tegen de tijd dat Ayla op het strand neerviel, had
Iza het kind al op het zand uitgestrekt en was ze bezig het water
uit haar longen te pompen. Het was niet de eerste keer dat een lid
van de stam bijna verdronken was; Iza wist wat ze moest doen. Ze
hadden ooit wel eens iemand aan de koude diepten moeten afstaan,
maar ditmaal was de zee haar prooi ontfutseld. Ona begon te hoesten
en te proesten toen het water uit haar mond liep, en haar oogleden
trilden. 'Mijn kleintje! Mijn kleintje!' riep Aga, op haar knieën
vallend. De hevig geschrokken moeder sloot het meisje in haar armen
en klemde haar tegen zich aan. 'Ik dacht dat ze dood was. Ik wist
zeker dat ze dood was. Oh, mijn kleintje, mijn lief eigen
meisje.'
Droeg tilde het kind van haar moeders schoot en droeg haar
dicht tegen zich aan terug naar het kamp. Tegen de gewoonte in liep
Aga naast hem, het dochtertje dat ze verloren dacht te hebben
strelend en liefkozend.
De mensen staarden Ayla in het voorbijgaan openlijk aan. Het
was nog nooit voorgekomen dat iemand was gered wanneer hij eenmaal
door het water was meegesleurd. Ona's redding was een wonder. Nooit
zou een lid van Bruns stam nog honende gebaren maken wanneer Ayla
zich aan die eigenaardige liefhebberij van haar overgaf. Het is
haar gelukkig gesternte, zei men. Ze heeft ons altijd al geluk
gebracht. Was zij niet degene die de grot vond?
De vissen lagen nog op het strand te stuiptrekken. Enkele
hadden hun weg terug naar het water gevonden toen de stam besefte
wat er aan de hand was en iedereen Ayla bij haar terugkeer met het
halfverdronken meisje tegemoet rende, maar de meeste vissen lagen
nog onder het net gevangen. De stam zette zich weer aan de taak hen
verder op het droge te halen, daarna sloegen de mannen ze de kop in
en begonnen de vrouwen ze schoon te maken.
'Een wijfje!' schreeuwde Ebra, toen ze een grote Beluga-steur
de buik opensneed. Allen renden op de grote vis af. 'Kijk eens wat
veel!' gebaarde Vorn, en stak zijn hand uit om een handvol van de
kleine zwarte eitjes te pakken. Verse kaviaar was iets waar ze
allemaal verzot op waren. Gewoonlijk greep iedereen handen vol uit
de eerste vrouwtjessteur die ze vingen en propte zich vol. Latere
vangsten werden gezouten en voor toekomstig gebruik opgeslagen,
maar nooit was de kaviaar zo lekker als wanneer ze vers uit zee
kwam. Ebra hield de jongen tegen en wenkte Ayla.
'Ayla, jij mag eerst,' gebaarde ze.
Ayla keek om zich heen, met haar houding verlegen nu ze in het
middelpunt van de belangstelling stond. Ma, Ayla mag eerst,' vielen
anderen Ebra bij. Het meisje keek Brun aan. Hij knikte. Ze liep
schuw naar voren en nam een handje glanzende zwarte kaviaar, stond
op en proefde. Ebra gaf een teken en allen doken in de vis en
grabbelden er een portie uit, zich vrolijk rond de vis verdringend.
Een tragedie was hen bespaard gebleven en in hun opluchting leek
het hen nu wel een feestdag.
Ayla liep langzaam terug naar hun tent. Ze wist dat haar een
eer bewezen was. Met kleine hapjes genoot ze van de kostelijke
kaviaar, zich koesterend in het warme gevoel door de stam
geaccepteerd te zijn. Het was een gevoel dat ze nooit zou
vergeten.
Nadat de vis op het droge was gebracht en afgemaakt, stonden
de mannen weer in hun eeuwige kringetje bijeen, het schoonmaken en
conserveren aan de vrouwen overlatend. Naast de scherpe vuurstenen
messen waarmee ze de vis opensneden en de grote exemplaren in moten
sneden, hadden ze een speciaal instrument voor het afschrappen van
de schubben. Het was een mes dat stomp was aan de bovenzijde, zodat
je het goed vast kon houden, en bovendien had het een holte in de
scherpe voorkant waar de wijsvinger in geplaatst werd om de druk te
regelen, zodat de schubben weggeschrapt konden worden zonder de
huid van de vis te beschadigen.
Het net van de stam leverde meer dan alleen steur op.
Kabeljauw, zoetwaterkarpers, enkele grote forellen en zelfs een
paar schaaldieren behoorden eveneens tot de vangst. Op de vis
afkomende vogels verzamelden zich om zich aan de ingewanden te goed
te doen en wat moten te stelen als ze dicht genoeg in de buurt
konden komen. Nadat de vissen in de open lucht of boven rokerige
vuren te drogen waren gelegd of gehangen, werd het net over hen
heen uitgespreid. Zo kon het net drogen, werden scheuren of gaten
zichtbaar en werd de vogels belet de stam zijn moeizaam in de wacht
gesleepte vangst te ontstelen. Voor het vissen gedaan was, zouden
ze allen de smaak en geur van vis hartgrondig beu zijn, maar de
eerste nacht was het een welkome traktatie en smulden ze altijd
gezamenlijk. De voor deze feestelijke gelegenheid apart gehouden
vissen, voor het merendeel kabeljauwen waarvan het zachte witte
vlees in verse toestand bijzonder geliefd was, werden met fris gras
en grote groene bladeren omwikkeld en boven hete kooltjes gelegd.
Hoewel het niet met zoveel woorden werd gezegd, wist Ayla dat het
feestmaal te harer ere was. Ze kreeg vele uitgelezen hapjes door de
vrouwen aangeboden en Aga had met speciale zorg een hele moot voor
haar klaargemaakt.
De zon was in het westen ondergegaan en de meeste stamleden
hadden zich naar hun diverse tenten verspreid. Iza en Aba zaten bij
het grote feestvuur dat nu tot gloeiende sintels was gedoofd te
praten, terwijl Ayla en Aga zwijgend naar het spel van Ona en Oeba
zaten te kijken. Aga's één jaar oude zoon, Groeb, lag vredig in
haar armen te slapen, geheel verzadigd van warme melk. 'Ayla,'
begon de vrouw enigszins aarzelend, 'ik wil je graag wat zeggen. Ik
ben niet altijd aardig tegen je geweest.' 'Aga, je bent altijd
hoffelijk geweest,' onderbrak Ayla haar haastig.
'Dat is niet hetzelfde als aardig,' zei Aga. 'Ik heb met Droeg
gesproken. Hij is op mijn dochter gesteld geraakt, ook al is ze bij
de vuurplaats van mijn eerste metgezel geboren. Hij heeft nooit
eerder een meisje bij zijn vuurplaats gehad. Droeg zegt dat jij
altijd een deel van Ona's geest met je zult meedragen. Ik begrijp
niet veel van de wegen der geesten, maar Droeg zegt dat wanneer een
jager een andere jager het leven redt, hij een klein deel van diens
geest in zich houdt. Ze worden zoiets als bloedverwanten, als
broeders. Ik ben blij dat jij Ona's geest met haar deelt, Ayla. Ik
ben blij dat ze nog bij ons is om hem met je te delen. Als ik ooit
zo gelukkig ben nog een kind te baren, en als het een meisje is,
heeft Droeg beloofd het Ayla te noemen.' Ayla stond perplex. Ze
wist niet wat ze moest zeggen. 'Aga, dat is te veel eer. Ayla is
geen Stamnaam.' 'Nu wel,' zei Aga. De vrouw stond op, wenkte Ona en
wilde naar haar tent gaan. Ze wendde zich nog even om. 'Ik ga nu,'
zei ze. Het was de dichtste benadering van een afscheidsgroet waar
de mensen van de Stam over beschikten. Meestal werd die achterwege
gelaten; ze gingen eenvoudig uiteen. De Stam bezat ook geen term
voor 'dank je wel'. Ze begrepen dankbaarheid, maar die was anders
gekleurd, namelijk door een besef van verplichting, gewoonlijk van
de kant van de lager geplaatste. Ze hielpen elkaar omdat dit een
onderdeel van hun levensstijl was, hun plicht, een noodzaak om te
overleven, en dank werd niet verwacht of uitgesproken. Speciale
geschenken of gunsten waren belast met de verplichting er iets van
gelijke waarde voor terug te geven; dat sprak vanzelf en bedankjes
waren overbodig. Zolang Ona leefde zou ze bij Ayla in het krijt
staan, tenzij er zich een gelegenheid voordeed waarbij zij, of voor
ze volwassen was haar moeder, de dienst met gelijke munt kon
terugbetalen en een stukje van Ayla's geest kon verwerven. Aga's
aanbod was geen tegenprestatie om haar schuld te delgen, het was
meer, het was haar manier om 'dank je wel' te zeggen.
Aba stond kort na het vertrek van haar dochter op. 'Iza heeft
altijd gezegd dat je geluk bracht,' gebaarde de oude vrouw, toen ze
langs het meisje liep. 'Nu geloof ik het.' Ayla liep op Iza toe en
ging naast haar zitten toen Aba weg was. Iza, Aga zei me dat ik
altijd een stukje van Ona's geest zou dragen, maar ik heb haar
alleen maar uit het water gehaald, jij bent degene die haar weer
liet ademen. Jij hebt net zo goed haar leven gered als ik. Draag
jij dan niet ook een deel van haar geest mee?' vroeg het meisje.
'Jij moet van veel geesten stukjes met je meedragen, je hebt vele
levens gered.'
'Waarom denk je dat een medicijnvrouw een hoge rang van
zichzelf heeft, Ayla? Dat is omdat ze een gedeelte van de geesten
van al haar stamgenoten met zich meedraagt, van mannen zowel als
van vrouwen. Van de héle Stam trouwens, via haar eigen stam. Zij
helpt ze ter wereld brengen en zorgt hun hele leven voor hen.
Wanneer een vrouw een medicijnvrouw wordt, krijgt ze van iedereen
dat stukje geest, ook van hen wier leven ze nog niet gered heeft,
omdat ze nooit weet wanneer dat gebeuren zal. Wanneer iemand sterft
en naar de wereld der geesten gaat,' vervolgde Iza, 'verliest de
medicijnvrouw een gedeelte van haar geest. Sommigen geloven dat ze
zich om die reden beter zal inspannen, maar de meeste
medicijnvrouwen zouden toch net zo hard hun best doen. Niet elke
vrouw kan een medicijnvrouw worden, zelfs niet iedere dochter van
een medicijnvrouw. Ze moet iets in zich hebben waardoor ze anderen
wil helpen. Jij hebt dat, Ayla, daarom ben ik je ook gaan opleiden.
Ik zag het al toen je dat konijn wilde genezen, na Oeba's geboorte.
En je stond er niet bij stil dat je zelf gevaar liep toen je Ona
achterna ging, je wilde alleen haar redden. De medicijnvrouwen uit
mijn geslacht bezitten de hoogste rang. Wanneer je een
medicijnvrouw wordt, Ayla, zul je tot mijn geslacht behoren.'
'Maar ik ben niet echt je dochter, Iza. Je bent de enige
moeder die ik me herinner, maar ik ben niet uit je geboren. Hoe kan
ik tot je geslacht behoren? Ik heb je herinneringen niet. Ik
begrijp niet eens precies wat herinneringen zijn.'
'Mijn geslacht bezit de hoogste rang omdat daaruit altijd de
beste medicijnvrouwen zijn voortgekomen. Mijn moeder, en haar
moeder, en de hare vóór haar, zover terug als ik me kan herinneren,
zijn altijd de beste geweest. Ieder van hen gaf door wat ze wist,
en geleerd had. Jij behoort tot de Stam, Ayla, je bent mijn dochter
en door mij opgeleid. Je zult al de kennis bezitten die ik je geven
kan. 't Zal misschien niet alles zijn wat ik weet ik weet zelf niet
hoeveel ik weet maar 't zal voldoende zijn omdat er nog iets anders
is. Je hebt er een gave voor, Ayla, ik denk dat je zelf uit een
geslacht van medicijnvrouwen stamt. Eéns zul je heel goed
zijn.
Je hebt de herinneringen niet, kind, maar je hebt een bepaalde
manier van denken, een manier van aanvoelen waarom iemand pijn
heeft. Als je weet waarom iemand pijn heeft, kun je helpen en je
weet op de een of andere manier hoe je helpen moet. Ik heb je nooit
gezegd sneeuw op Bruns arm te doen, toen Oga hem verbrand had. Ik
had misschien hetzelfde gedaan, maar ik heb 't je niet geleerd. Je
gave, je talent, zijn misschien net zo goed als herinneringen,
misschien wel beter, ik weet het niet. Maar een goede medicijnvrouw
is een goede medicijnvrouw. Dat is het enige wat ertoe doet. Je
zult tot mijn geslacht behoren omdat je een goede medicijnvrouw
zult worden, Ayla. Je zult de rang waard zijn, je zult een van de
besten zijn.'
De stam verviel in een vast patroon. Ze beperkten zich tot één
vangst per dag, maar dat was voldoende om de vrouwen tot laat in de
middag bezig te houden. Er deden zich geen verdere problemen voor,
hoewel Ona de drijvers niet meer hielp de vis op te jagen. Droeg
had besloten dat ze nog te jong was, volgend jaar zou vroeg genoeg
zijn. Tegen het eind van de steurtrek werden de vangsten kleiner en
hadden de vrouwen 's middags tijd zich te ontspannen. Dat was
eigenlijk wel zo goed. De vis had een paar dagen nodig om te drogen
en de rij droogrekken op het strand werd elke dag langer.
Droeg had de monding van de rivier afgezocht naar de
vuursteenbrokken die van de berg waren afgespoeld en er een aantal
naar het kamp gezeuld. Verscheidene middagen achtereen kon men hem
nieuwe gereedschappen zien kloppen. Op een middag niet lang voor
hun voorgenomen vertrek, zag Ayla Droeg een bundel van zijn tent
naar een aangespoelde boomstam dicht in de buurt dragen, waar hij
gewoonlijk zijn werktuigen maakte. Ze keek bijzonder graag toe
wanneer hij de vuursteen bewerkte en volgde hem daarom, en ging met
gebogen hoofd voor hem op de grond zitten.
'Dit meisje zou graag toekijken als de gereedschapmaker geen
bezwaar heeft,' gebaarde ze, toen Droeg haar verlof tot spreken had
gegeven.
'Hmmf" knikte hij, toestemmend. Ze vond een plaatsje op de
boomstam vanwaar ze hem rustig kon gadeslaan. Het meisje had al
eerder toegekeken wanneer hij werkte. Droeg wist dat ze oprecht
geïnteresseerd was en zijn concentratie niet zou verstoren. Toonde
Vorn maar evenveel belangstelling, dacht hij. Geen van de jongere
leden van de stam legde enig werkelijk talent voor het vak van
gereedschapmaker aan de dag, en als iedere echte vakman wilde hij
zijn kennis delen en doorgeven. Misschien zal Groeb er wel wat voor
voelen, dacht hij. Hij was in zijn schik dat zijn nieuwe gezellin
een jongen had gebaard, zo snel nadat Ona gespeend was. Droeg had
nog nooit zo'n volle vuurplaats gehad, maar hij was blij dat hij
indertijd besloten had Aga en haar twee kinderen op te nemen. Zelfs
de oude vrouw was nog niet zo kwaad om bij je vuurplaats te hebben
Aba voorzag dikwijls in zijn behoeften wanneer Aga met de kleine
bezig was. Aga bezat niet het rustige begrip van Goovs moeder en
Droeg had zich in het begin moeten laten gelden om haar haar plaats
te doen weten. Maar ze was jong en gezond en had een zoon
voortgebracht, een zoon van wie Droeg vurig hoopte dat hij hem tot
gereedschapmaker op zou kunnen leiden. Hij had de kunst van het
steenkloppen van de metgezel van zijn moeders moeder geleerd en
begreep pas nu de vreugde van de oude man toen hij als jonge jongen
liet blijken het vak ook te willen leren. Maar Ayla had vaak
toegekeken sinds ze bij de stam was en hij had de gereedschappen
gezien die ze zelf had gemaakt. Ze was handig en paste de
verschillende technieken goed toe. Vrouwen mochten ook
gereedschappen maken, zolang ze maar geen werktuigen maakten die
als wapens moesten dienen, of gereedschap om wapens mee te maken.
Het had niet veel zin om een meisje op te leiden en ze zou er nooit
echt goed in worden, maar ze bezat enige handvaardigheid, maakte
heel bruikbare gereedschappen en een vrouwelijke leerling was beter
dan helemaal geen. Hij had haar al eerder het een en ander over
zijn ambacht verteld. De gereedschapmaker vouwde zijn bundel open
en spreidde de leren huid uit die de voor zijn vak noodzakelijke
gereedschappen bevatte. Hij keek Ayla aan en besloot haar enige
nuttige kennis van stenen bij te brengen. Hij raapte een stuk op
dat hij de vorige dag terzijde had gelegd. Door lange jaren van
ondervinding hadden Droegs voorvaderen geleerd dat vuursteen die
combinatie van eigenschappen bezat die voor het maken van het beste
gereedschap het gunstigst was. Ayla keek geboeid toe terwijl hij
vertelde. Ten eerste moest een steen hard genoeg zijn om een
verscheidenheid aan dierlijke en plantaardige materialen te
snijden, af te krabben of te splijten. Veel van de kiezelachtige
mineralen van de kwartsfamilie bezaten de noodzakelijke hardheid,
maar vuursteen had nog een andere eigenschap die de meeste van die
mineralen, en vele stenen van zachter materiaal, misten. Vuursteen
was breekbaar; onder druk of als men erop sloeg, knapte het. Ayla
week geschrokken achteruit toen Droeg zijn betoog illustreerde door
de niet meer bruikbare steen tegen een andere aan te slaan,
waardoor hij in tweeën brak en andersoortig materiaal in het hart
van de glanzende donkergrijze vuursteen te zien kwam. Droeg wist
niet precies hoe de derde eigenschap te omschrijven, hoewel hij hem
instinctief aanvoelde op de manier van iemand die al heel lang met
stenen omgaat. De eigenschap die zijn ambacht mogelijk maakte was
de wijze waarop de steen brak, en daar was de homogene structuur
van vuursteen debet aan. De meeste mineralen breken op een wijze
die aansluit bij de structuur van hun kristallen, wat betekent dat
ze alleen in bepaalde richtingen breken, zodat een steenklopper ze
niet voor specifieke doeleinden kon vormen. Soms, wanneer hij het
kon vinden, gebruikte Droeg obsidiaan, het bij vulkaanuitbarstingen
ontstane zwarte glas, zelfs al was het zachter dan vele mineralen.
Het had geen duidelijke kristalstructuur en hij kon het door de
homogene samenstelling in iedere gewenste richting breken.
Vuursteenkristallen waren, hoewel ze een duidelijke vorm bezaten,
zo klein dat het effect hetzelfde was als dat van een homogene
massa, en de enige beperking voor het kunnen vormen van de steen
school in een geringe vaardigheid van de bewerker en Droeg was zeer
bekwaam. Toch was vuursteen hard genoeg om door dikke huiden of
taaie draderige planten heen te snijden en bros genoeg om te breken
met een breukrand zo scherp als van een glasscherf. Om het haar te
laten zien, raapte Droeg een van de stukken van de ongeschikte
steen op en wees op een rand. Ze hoefde hem niet aan te raken om te
weten hoe scherp hij was; ze had vaak genoeg zulke scherpe messen
gebruikt. Droeg dacht aan de jarenlange ervaring die de aan hem
doorgegeven kennis nog had bijgeslepen, terwijl hij het gebroken
stuk steen liet vallen en de leren lap over zijn schoot
uitspreidde. De kunde van de goede steenklopper begon bij het
selecteren van de steen. Er was een geoefend oog voor nodig om de
kleine kleurvariaties in de kalkachtige buitenlaag te kunnen
onderscheiden die op vuursteen van hoge kwaliteit met een fijne
structuur wezen. Er was tijd voor nodig om te ontdekken dat de
brokken op de ene vindplaats beter en gaver waren en minder vaak
vreemd materiaal bevatten dan stenen van een andere vindplaats.
Misschien zou hij ooit een leerling hebben die ook oog voor zulke
fijne details had.
Ayla dacht dat hij haar was vergeten toen hij zijn
instrumenten uitstalde, zorgvuldig de stenen bekeek en dan zwijgend
met zijn hand om zijn amulet en zijn ogen dicht bleef zitten. Ze
schrok ervan toen hij met zwijgende gebaren begon te spreken. 'Het
gereedschap dat ik ga maken, is heel belangrijk. Brun heeft
besloten dat wc op mammoetjacht gaan. We moeten veel geluk hebben,
wil de jacht slagen; de geesten moeten er welwillend tegenover
staan. De messen die ik ga maken, zullen als wapens gebruikt worden
en de andere gereedschappen zullen dienen om speciaal voor deze
jacht bedoelde wapens te maken. Mog-ur zal er een krachtige
bezwering over uitspreken om ze goed doel te laten treffen, maar
eerst moeten de gereedschappen gemaakt worden. Als dat lukt, zal
het een gunstig voorteken zijn.' Ayla wist niet met zekerheid of
Droeg tot haar sprak of alleen voor zichzelf de feiten nog eens op
een rijtje zette, zodat hij ze goed in zijn hoofd zou hebben
wanneer hij begon. Het doordrong haar nog sterker van de noodzaak
heel stil te zijn en niets te doen dat Droeg bij zijn werk zou
storen. Ze verwachtte half en half dat hij haar weg zou sturen, nu
ze wist hoe belangrijk de werktuigen waren die hij ging
maken.
Wat ze niet wist, was dat vanaf het ogenblik dat ze Brun de
grot had doen ontdekken. Droeg had gedacht dat ze geluk bracht en
nu ze Ona had gered, was hij er helemaal van overtuigd. Hij
beschouwde het vreemde meisje als een ongebruikelijke steen of tand
die men van zijn totem kreeg en als geluksbrenger in zijn amulet
droeg. Hij was er niet zeker van of ze zelf veel geluk had, alleen
dat ze geluk bracht, en haar verzoek om juist nu te mogen toekijken
zag hij als een goed voorteken. Uit een ooghoek zag hij dat ze naar
haar amulet reikte terwijl hij de eerste steenklomp oppakte. Hoewel
hij het niet precies zo voor zichzelf omschreef, had hij het gevoel
dat ze de zegen van haar machtige totem over zijn inspanningen
afriep en dat verheugde hem zeer. Droeg zat op de grond met de lap
leer over zijn schoot uitgespreid en een brok vuursteen in zijn
linkerhand. Hij pakte een ovale steen en draaide die rond tot hij
goed in de hand lag. Hij had lang naar een klopsteen van precies de
goede vorm en zwaarte gezocht en had deze al vele jaren. De vele
deuken erin bewezen zijn lange staat van dienst. Met de klopsteen
brak Droeg de kalkachtige grijze buitenlaag weg, zodat de
donkergrijze vuursteen eronder te zien kwam. Hij hield even op om
de vuursteen kritisch te bekijken. De structuur was goed, de kleur
was goed, er bevonden zich geen vreemde voorwerpjes in. Dan begon
hij globaal de basisvorm van een vuistbijl aan te geven. De dikke
schilfers die wegsprongen, hadden scherpe randen; vele ervan zouden
als snijwerktuig gebruikt worden, precies zoals ze van de steen
gevallen waren. De achterkant van iedere schilfer had op de plek
waar de klap gevallen was een dikke ronde rand, die aan het andere
eind tot een dunner plaatje toeliep en ieder stuk dat van de steen
viel, liet een diep geribbeld litteken op de vuurstenen kern
achter.
Droeg legde de klopsteen neer en raapte een stuk bot op.
Zorgvuldig mikkend gaf hij de vuursteen een tik vlakbij de scherpe
gekartelde rand. De zachtere, veerkrachtiger benen hamer deed
langere, dunnere en plattere schilfers met rechtere zijkanten van
de vuursteen vallen en verbrijzelde niet de scherpe dunne snijkant,
zoals de stenen klopper gedaan zou hebben. Na enkele ogenblikken
hield Droeg het voltooide werkstuk omhoog. Het werktuig was
ongeveer twaalf centimeter lang, aan één uiteinde puntig toelopend
met rechte snijranden, een betrekkelijk dun middengedeelte en een
gladde boven-en onderkant met alleen ondiepe indeukingen waar de
schilfers eraf geslagen waren. Men kon het in de hand houden en er
hout mee hakken als met een bijl, of een houten kom uit een stuk
hout snijden als met een dissel, of een stuk ivoor van een
mammoettand afhakken, of bij het uitbenen de botten van een dier
breken, of het voor een van de vele andere toepassingen van een
scherp slagwerktuig gebruiken.
I Iet was een heel oud stuk gereedschap en Droegs voorvaderen
hadden al duizenden jaren lang dergelijke vuistbijlen gemaakt. I
;en eenvoudiger vorm ervan was een van de eerste ooit bedachte
gereedschappen en nog steeds bruikbaar. Hij rommelde in de berg
schilfers en haalde er een aantal met brede rechte snijranden uit
die hij opzij legde om ze dienst te laten doen als hakmessen bij
het uitbenen en bij het snijden door taaie huiden. De vuistbijl was
maar een vingeroefening om erin te komen. Droeg richtte nu zijn
aandacht op een tweede vuursteenklomp, die hij om de bijzonder
fijne structuur had uitgezocht. Deze zou hij volgens een nieuwere
en moeilijker techniek bewerken. De gereedschapmaker was nu wat
meer ontspannen, niet meer zo nerveus en voor zijn volgende taak
gereed. Hij zette het voetbeen van een mammoet bij wijze van
aambeeld tussen zijn benen en plaatste de steenklomp op het
platformpje, waar hij hem stevig vasthield. Dan pakte hij zijn
klopsteen. Deze keer vormde hij tijdens het aftikken van de
kalkachtige buitenlaag de steen zorgvuldig zó dat de resterende
kern van vuursteen een enigszins afgeplatte eivorm had. Hij legde
de steen op zijn kant en sloeg, nu met de benen hamer, schilfers
van de punt af, helemaal rondom van de buitenkant naar binnen
werkend. Toen hij klaar was, had de eivormige steen een platte
ovale bovenkant. Op dit punt gekomen hield Droeg op, vouwde zijn
hand om zijn amulet en sloot zijn ogen. Bij de volgende beslissende
stappen had men geluk zowel als vaardigheid nodig. Hij rekte zijn
armen, boog en strekte zijn vingers en pakte de benen hamer. Ayla
hield haar adem in. Hij wilde een plat werkvlakje maken, een klein
stukje wegslaan aan één kant van het ovale bovenvlak, zodat er een
inkeping zou ontstaan loodrecht op de schilfer die hij weg wilde
tikken. Het maken van de inkeping was noodzakelijk om de schilfer
goed glad en met scherpe randen te laten wegvallen. Hij bekeek
beide uiteinden van het ovale oppervlak, liet zijn keus op een
ervan vallen, mikte zorgvuldig, gaf er een korte scherpe tik op en
liet zijn adem in een zucht ontsnappen toen het kleine stukje
wegsprong. Droeg drukte de platte vuursteen stevig op het aambeeld
en zorgvuldig de afstand en de plaats waar hij moest slaan
schattend, sloeg hij met de benen hamer tegen de inkeping die hij
gemaakt had. Een perfecte schilfer viel van de voorbewerkte plek
weg. Hij had een langgerekte ovale vorm, was aan de buitenkant
enigszins afgeplat met een gladde bolle binnenkant, en aan het
uiteinde waar de klap gevallen was iets dikker dan aan het taps
toelopende andere eind. Droeg bekeek de vuurstenen kern nogmaals,
draaide hem om, tikte er een tweede stukje af om tegenover het
uiteinde van het vorige weer een platformpje te maken, en sloeg
daarop een tweede voorbewerkte schilfer weg. Binnen enkele
ogenblikken had Droeg de vuursteen in zessen gekloofd en het restje
weggegooid. De plaatjes steen hadden allemaal een langgerekte ovale
vorm en liepen in een dun, puntig uiteinde toe. Hij bekeek de
schilfers nauwkeurig en legde ze in een rij klaar voor de laatste
bewerking waardoor ze de gereedschappen zouden worden die hij had
willen maken. Van een steen van bijna dezelfde grootte als die waar
hij één vuistbijl van had gemaakt, had hij volgens de nieuwere
techniek zes maal dezelfde snijrand verkregen, een snijrand die hij
voor diverse nuttige werktuigen kon gebruiken. Met een kleine,
enigszins afgeplatte ronde steen, tikte Droeg zachtjes de scherpe
rand aan één zijde van de eerste schilfer weg om de punt aan te
geven, maar wat belangrijker was, om de achterkant bot te maken
zodat het in de hand gehouden mes gehanteerd kon worden zonder de
gebruiker te snijden, en werkte hem verder bij. Hij onderwierp het
mes aan een laatste kritische blik, verwijderde nog wat kleine
oneffenheden, legde het toen voldaan neer en pakte een volgende
schilfer. Dezelfde procedure volgend maakte hij een tweede mes. De
volgende schilfer die Droeg ter hand nam, was een grotere, van
dichterbij het midden van de eivormige vuursteen. Eén rand was
bijna recht. Het plaatje steen tegen het aambeeld houdend oefende
Droeg er met een klein bot druk op uit en maakte een klein stukje
uit de rand los, en daarna nog een aantal, zodat zich een rij
V-vormige inkepingen vormde. Hij maakte de achterkant van het
getande werktuig stomp, bekeek nog eens de fijngetande zaag die hij
gemaakt had, knikte en legde hem neer. Met hetzelfde stukje bot
werkte de gereedschapmaker het gehele snijvlak van een kleinere,
rondere schilfer bij tot een sterk hollende vorm, aldus een stoer,
enigszins bot werktuig makend dat niet gemakkelijk zou breken onder
de druk bij het afkrabben van hout of dierenhuiden, en de huiden
niet zou beschadigen. Op weer een andere schilfer maakte hij één
diepe V-vormige inkeping op het snijvlak, wat speciaal handig was
voor het scherpen van de punten van houten speren, en op het
laatste plaatje dat aan het dunne uiteinde in een scherpe punt
toeliep maar tamelijk onregelmatige snijkanten had maakte hij beide
snijkanten bot, zodat alleen de punt overbleef. Dit stuk
gereedschap kon gebruikt worden als priem, om gaten in leer te
prikken, of als boor voor het maken van gaten in hout of been. Al
Droegs werktuigen waren bedoeld om in de hand gehouden te worden.
Droeg bekeek nogmaals het stel gereedschappen dat hij had gemaakt
en wenkte daarna Ayla die een en al aandacht en haast zonder adem
te durven halen had zitten toekijken. Hij overhandigde haar de
krabber en een van de brede scherpe schilfers die hij bij het maken
van de vuistbijl weggetikt had. Deze mag jij hebben. Je zult er
misschien plezier van hebben als je met ons mee op
mammoetjacht gaat,' gebaarde hij Ayla’s. ogen straalden. Ze pakte
de gereedschappen zo voorzichtig aan alsof het uiterst kostbare
geschenken waren. Voor haar waren ze dat ook. Zou ik heus
uitgekozen worden om met de jagers mee op de mammoetjacht te gaan?
vroeg ze zich af. Ayla was nog geen vrouw, en normaliter gingen
alleen vrouwen en de kleine kinderen die ze toevallig aan de borst
hadden met de jagers mee. Maar ze was even groot als een vrouw, en
ze was die zomer al op een paar korte jachtpartijen meegeweest.
Misschien zullen ze me toch wel kiezen. Ik hoop 't, oh, ik hoop 't
zo, dacht ze.
'Dit meisje zal de gereedschappen bewaren tot de mammoetjacht.
Als zij uitgekozen wordt om de jagers te vergezellen, zal zij ze
voor het eerst gebruiken op de mammoet die de jagers zullen doden,'
antwoordde ze.
Droeg knorde, dan schudde hij de leren lap die over zijn
schoot gelegen had uit om de kleine flinters en splinters steen te
verwijderen, zette de als aambeeld fungerende mammoetpoot, de
klopsteen, de benen hamer en de benen en stenen kleinere
gereedschappen er middenop, vouwde de lap toe en bond hem met een
koordje stevig dicht. Vervolgens raapte hij de nieuwe werktuigen
bijeen en liep naar de tent die hij met de andere leden van zijn
vuurplaats deelde. Voor die dag was hij klaar, hoewel het nog pas
middag was. In zeer korte tijd had hij enkele zeer goede werktuigen
gemaakt en hij wilde zijn geluk niet té zeer op de proef
stellen.
Iza! Iza! Kijk eens! Deze heb ik van Droeg gekregen. Hij liet
me zelfs toekijken terwijl hij ze maakte,' gebaarde Ayla met Crebs
eenhandige bewegingen, de werktuigen stevig in de andere hand
houdend terwijl ze op de medicijnvrouw toe rende. 'Hij zei dat de
jagers in de herfst op mammoetjacht gaan en dat hij voor de mannen
gereedschappen maakte om nieuwe wapens mee te maken, speciaal voor
die jacht. Hij zei dat ik van deze plezier zou kunnen hebben als ik
met hen meeging. Denk je dat er een kansje is dat ik mee ga?'
'Misschien, Ayla. Maai ik weet niet waarom je er zo opgewonden
over bent. 't Zal hard werken zijn. Al het vet moet worden
uitgesmolten en het meeste vlees gedroogd en je hebt gewoon geen
idee hoeveel vlees en vet er aan een mammoet zit. Je zult ver
moeten reizen en het allemaal weer naar huis moeten dragen.'
'O, 't kan me niet schelen of het hard werken is. Ik heb nog
nooit een mammoet gezien, behalve eens heel in de verte vanaf de
richel. Ik wil zo graag mee. O, Iza, ik hoop zo dat ik mee kan.'
'Mammoeten trekken niet dikwijls zo ver naar 't zuiden. Ze hou den
van kou en de zomers zijn hier te heet. En in de winter ligt er te
veel sneeuw, dan kunnen ze niet grazen. Maar ik heb in lang geen
mammoetvlees geproefd. Er bestaat niets lekkerders dan heerlijk,
mals mammoetvlees en ze hebben zoveel vet dat je voor zoveel dingen
kunt gebruiken.'
'Denk je dat ze me mee zullen nemen, moeder?' gebaarde Ayla
opgewonden.
'Brun vertelt me zijn plannen niet, Ayla. Ik wist niet eens
dat ze gingen; jij weet er meer van dan ik,' zei Iza. 'Maar ik denk
niet dat Droeg er iets van gezegd zou hebben als er niet een kansje
was. Ik denk dat hij dankbaar was dat je Ona van de
verdrinkingsdood heb gered en de gereedschappen en het nieuws over
de jacht is zijn manier om je dat te laten weten. Droeg is een
goede man, Ayla. Je boft dat hij je zijn geschenken waardig acht.'
ik ga ze bewaren tot de mammoetjacht. Ik heb hem gezegd dat ik ze
dan voor het eerst zou gebruiken, als ik mee mag.' 'Dat is een goed
idee, Ayla, en ook een heel goed antwoord.