Hoofdstuk 24
'Hoe heeft ze het anders kunnen doen? Geen van de anderen
durfden hem te komen halen, maar zij was niet bang.' De Mog-ur van
de stam waar De gewonde man toe behoorde, was aan het woord. 'Het
was bijna alsof ze wist dat Ursus haar niets zou doen, net zoals
die eerste dag. Ik denk dat dé Mog-ur toch gelijk heeft, Ursus
heeft haar geaccepteerd. Ze is een vrouw van de Stam. Onze
medicijnvrouw zei dat ze de gewonde het leven heeft gered; ze heeft
niet alleen goed onderricht gehad, ze heeft ook een natuurlijke
vaardigheid, alsof ze ervoor geboren is. Ik geloof dat ze inderdaad
van Iza's geslacht is.'
De Mog-urs bevonden zich in een kleine grot diep in de berg.
Stenen lampjes, platte schaaltjes met berevet waarin een lont van
gedroogd mos was gestoken, wierpen lichtkringen die het absolute
duister om hen heen terugdrongen. De zwakke vlammetjes werden
zachtglanzend weerkaatst in verborgen gladde vlakjes in het
kristallen moedergesteente van de rots en in de glinsterende pracht
van klamme stalactieten die als nooit smeltende ijspegels van de
zoldering omlaaghingen, verlangend reikend naar hun tegenhangers
die van de vloer omhoog groeiden. Sommige waren er al in geslaagd
een verbinding tot stand te brengen. De eeuwenlang door de steen
heen geperste kalkhoudende druppels hadden statige kolommen gevormd
die van de vloer tot de gewelfde zoldering reikten en in het midden
wat dunner waren. Eén reikhalzende stalactiet was nog net een
haarbreedte van de bevredigende kus van zijn partner de stalagmiet
verwijderd er zouden nog eeuwen overheen gaan voor die afstand
overbrugd was.
'Ze heeft inderdaad iedereen versteld doen staan toen ze die
eerste dag totaal geen angst voor Ursus toonde,' zei een andere
magiër. 'Maar als ze de drank mag maken, heeft ze dan nog genoeg
tijd om zich voor te bereiden?' 'Jawel,' antwoordde dé Mog-ur, 'als
we snel besluiten.' 'Ze is bij de Anderen geboren, hoe kan ze dan
een vrouw van de Stam zijn?' vroeg de fluitspelende Mog-ur. 'De
Anderen behoren niet tot de Stam en zullen er ook nooit toe
behoren. Je zei dat ze al met totemtekens van de Stam bij jullie
kwam, maar dat zijn niet de littekens van een vrouwentotem. Hoe kon
je er zo zeker van zijn dat het Stamtekens zijn? Vrouwen van de
Stam hebben geen Holeleeuwtotems.' ik heb nooit gezegd dat ze ermee
geboren is,' zei dé Mog-ur op redelijke toon. 'Wil je zeggen dat de
Holeleeuw geen vrouw kan uitverkiezen? Een Holeleeuw kan kiezen wie
hij maar wil. Ze was bijna dood toen ze werd gevonden; Iza zorgde
dat ze tot het leven terugkeerde. Denk je dat een klein meisje aan
een holeleeuw zou kunnen ontsnappen als ze niet onder de
bescherming van zijn Geest stond? Hij merkte haar met zijn teken
zodat er geen twijfel kon zijn. Dat zijn totemtekens van de Stam op
haar been, dat kon niemand ontkennen. Waarom zou ze met Stamtekens
gemerkt worden als het niet de bedoeling was dat ze een vrouw van
de Stam werd? Ik weet niet waarom, ik wil het niet doen voorkomen
alsof ik begrijp waarom geesten iets doen. Met Ursus' hulp kan ik
soms uitleggen wat ze doen. Kan iemand van jullie méér? Ik wil
alleen nog zeggen dat ze het ritueel kent; Iza heeft haar het
geheim van de wortels in de rode buidel geopenbaard, en Iza zou het
haar nooit verteld hebben als ze niet haar dochter was. We hoeven
niet van het ritueel af te zien. Ik heb jullie al mijn argumenten
al eerder laten horen. Jullie moeten beslissen, maar wees er snel
mee.'
'Je zei dat je stam denkt dat het geluk altijd op haar hand
is,' gebaarde Norgs Mog-ur.
'Ja, niet zozeer dat ze zelf geluk heeft, ze schijnt eerder
geluk te brengen. Droeg beschouwt haar als zoiets als een teken van
je totem, iets unieks en ongewoons. Misschien heeft ze ook wel
geluk, op haar eigen manier.'
'Wel, het is in elk geval al ongewoon genoeg dat een vrouw van
de Anderen een vrouw van de Stam is,' merkte een van hen op. 'Ons
heeft ze vandaag ook geluk gebracht, onze jonge jager zal in leven
blijven,' zei de Mog-ur van de gewonde man. ik ben vóór; het zou
jammer zijn ons de ervaring van Iza's drank te laten ontgaan als
het niet hoeft.' Hier en daar werd instemmend geknikt.
'En jij?' wenkte dé Mog-ur naar de tovenaar die de tweede
plaats bekleedde. 'Denk je nog steeds dat Ursus misnoegd zal zijn
als Ayla de rituele drank maakt?'
Alle hoofden wendden zich in zijn richting. Als de machtige
tovenaar nog steeds bezwaar maakte, kon hij genoeg andere Mog-urs
meekrijgen om het ritueel geen doorgang te laten vinden. Zelfs al
zou hij alleen maar weigeren deel te nemen, dan zou dat het pleit
beslechten, ook al waren de anderen vóór. Er moest complete
overeenstemming zijn; ze konden zich geen scheuring in hun
gelederen veroorloven. Hij keek naar de grond, de vraag overwegend,
keek dan iedere man op zijn beurt aan. 'Misschien zal het Ursus
mishagen, misschien ook niet. Ik ben niet overtuigd. Iets aan haar
hindert me. Maar het is duidelijk dat verder niemand het ritueel
wil laten vallen, en het ziet ernaar uit dat ze de enige is die het
kan doen. Ik zou bijna liever Iza's echte dochter de drank laten
maken, ondanks haar jeugd. Als alle anderen ervoor zijn, zal ik
niet langer bezwaar maken, 't Bevalt me niet, maar ik zal het niet
tegenhouden.' Dé Mog-ur keek de mannen één voor één aan en kreeg
van ieder een instemmend knikje. Met een zucht van verlichting die
hij camoufleerde door zich moeizaam op te hijsen, verliet de
kreupele snel de grot. Hij hobbelde verscheidene gangen door die
zich tot vertrekken verwijdden en zich dan weer tot gangen
versmalden, geleid door stenen lampjes. Ze werden door dichter op
elkaar geplaatste toortsen vervangen toen hij de woonkwartieren van
de stammen naderde.
Ayla zat naast de gewonde jongeman in de voorste grot. Durc
lag m haar armen en Oeba zat aan haar andere zij. Ook de gezellin
van de gewonde was er en sloeg hem gade terwijl hij sliep. Ze wierp
Ayla af en toe een dankbare blik toe. 'Ayla, vlug, je moetje
voorbereiden. Er is weinig tijd,' gebaarde Mog-ur. 'Je zult moeten
voortmaken, maar sla geen enkele handeling over. Kom naar me toe
als je klaar bent. Oeba, geef Durc aan Oga om hem te voeden; Ayla
zal geen tijd hebben.' Heiden staarden de magiër aan, verbijsterd
door deze plotselinge ommekeer. Het duurde even voor het tot hen
doordrong wat hij zei, toen knikte Ayla. Ze rende weg naar de
vuurplaats in de tweede grot om een schone omslag te halen. Mog-ur
wendde zich lol De jonge vrouw die bezorgd naar haar slapende
metgezel zat te kijken.
De Mog-ur zou graag willen weten hoe de jonge man het
maakt.'
Arrghha zegt dat hij zal blijven leven en misschien weer
zal I' linnen lopen. Maar zijn been zal nooit meer geheel
herstellen.' De vrouw sprak een ander dialect en in zozeer
gewijzigde dagelijkse gebaren dat Ayla en Oeba maar met moeite met
haar konden praten, behalve in de formele taal. De tovenaar had
echter meer oefening in de gewone taal van andere stammen gehad,
maar gebruikte de formele taal om zich nauwkeuriger te kunnen
uitdrukken.
De Mog-ur zou de totem van deze man willen weten.'De
Steenbok,' gebaarde ze.'Deze man is even behendig als die
berggeit?' vroeg hij. 'Er is wel gezegd dat deze man dat is,' begon
ze. 'Deze man was deze dag niet zo behendig en nu weet ik niet wat
hij zal doen. Stel dat hij nooit meer zal kunnen lopen? Hoe moet
hij dan op jacht gaan? Hoe moet hij dan voor mij zorgen? Wat kan
een man doen als hij niet kan jagen?' De jonge vrouw verviel in de
gewone gebaren van haar stam toen haar gespannen zenuwen haar op
het randje van de hysterie brachten.
'De jonge man leeft. Is dat niet het belangrijkst?' zei de
Mog-ur om haar te kalmeren.
'Maar hij is trots. Als hij niet meer op jacht kan, zal hij
misschien wensen dat hij niet in leven was gebleven. Hij was een
goed jager, hij had ooit tweede man van de leider kunnen worden. Nu
zal hij waarschijnlijk nooit een hogere rang krijgen, eerder een
lagere. Wat zal hij doen als hij zijn rang verliest?' vroeg ze
hulpeloos.
'Vrouw!' gebaarde dé Mog-ur schertsend vermanend. 'Geen enkele
man die door Ursus is uitverkoren verliest zijn rang. Hij heeft
zijn manzijn al bewezen; hij werd bijna uitverkoren met Ursus in de
volgende wereld te wandelen. De Geest van Ursus kiest niet
lichtvaardig. De Grote Holebeer besloot hem toe te slaan achter te
blijven, maar heeft hem wel gemerkt. Deze man geniet nu het
eervolle voorrecht Ursus als zijn totem te kunnen beschouwen; zijn
littekens zullen de tekens van zijn nieuwe totem zijn. Hij kan ze
met trots dragen. Hij zal altijd voor je kunnen zorgen. Dé Mog-ur
zal met je leider spreken; je metgezel heeft het recht een deel van
iedere jachtbuit op te eisen. En misschien zal hij wel weer lopen,
misschien zal hij zelfs weer jagen. Het is mogelijk dat hij niet
meer zo lichtvoetig zal zijn als de Steenbok, hij zal misschien
meer de gang van een beer hebben, maar dat betekent niet dat hij
niet weer zal jagen. Wees trots op hem, vrouw, wees trots op je
metgezel die door Ursus is uitverkoren.'
'Hij is door Ursus uitverkoren?' herhaalde de vrouw met een
blik vol ontzag. 'De Holebeer is zijn totem?'
'En de Steenbok. Hij kan beide als zijn totem beschouwen,' zei
dé Mog-ur. Hij merkte een lichte zwelling onder haar omslag op.
Geen wonder dat ze zo overstuur is, dacht hij. 'Heeft de vrouw al
kinderen?'
'Nee, maar het leven is begonnen. Ik hoop op een zoon.' 'Je
bent een goede vrouw, een goede gezellin. Blijf bij hem. Wanneer
hij ontwaakt, vertel hem dan precies wat dé Mog-ur
allemaal heeft gezegd.'
De jonge vrouw knikte, keek dan op toen Ayla zich voorbij
repte.
Het smalle riviertje bij de grot van de gastheerstam werd in
de lente een kolkende stroom woest voortrazend water en was in het
najaar maar weinig minder gewelddadig: het trok reusachtige bomen
bij de wortels uit, rukte geweldige rotsblokken uit het gesteente
los en smeet ze de berg af. Zelfs als hij kalmer was had de midden
in een vele malen bredere, met stenen bezaaide bedding
voortschuimende stroom de groenige, troebele weerschijn van het
smeltwater van de gletsjer. Ayla en Oeba hadden het terrein rond de
grot kort na hun aankomst afgezocht naar de reinigende planten die
ze nodig hadden om zich mee te zuiveren in geval een van hen aan de
ceremonie mee moest werken. Ayla was nerveus toen ze wegrende om
zeepwortel, heermoes en rode ganzevoet op te gaan graven, en haar
maag was één dikke knoop zenuwen toen ze geagiteerd op kokend water
van een van de kookvuren wachtte om het luizendodend bestanddeel
aan de varen te onttrekken. Het nieuws dat ze het ritueel zou mogen
uitvoeren, verspreidde zich als een lopend vuurtje onder de Stam.
Het feit dat de Mog-urs haar hadden geaccepteerd, maakte dat alle
anderen hun mening ten aanzien van de bij de Anderen geboren vrouw
van de Stam herzagen, en ze steeg dienovereenkomstig in hun
achting. Het bevestigde dat ze werkelijk Iza's dochter was en
verhief haar tot de hoogst geplaatste medicijnvrouw. De leider van
de stam waar Zougs verwanten toe behoorden, kwam terug op zijn
botte weigering haar op te nemen. Er zou toch wel iets in Zougs
aanbeveling kunnen steken. Misschien zou een van de mannen haar
willen hebben, al was het maar als tweede vrouw. Ze zou een
waardevolle aanwinst kunnen zijn.
Maar Ayla was te gespannen om de om haar heen rondfladderende
commentaren op te merken. Ze was meer dan gespannen, ze was in alle
staten van angst. Ik red het niet, schreeuwde het in huur hoofd
terwijl ze naar het riviertje toerende. Ik heb niet genoeg tijd om
alles gereed te krijgen. Stel dat ik iets vergeet? stel dat ik een
vergissing maak? Ik zal Creb te schande maken. Ik zal de hele stam
te schande maken de door de gletsjer gevoede rivier was ijzig koud,
maar het kille water had een kalmerend effect op haar gespannen
zenuwen. Ze voelde zich nog meer ontspannen toen ze op een rotsblok
klitten uit haar lange blonde haar zat te trekken terwijl het in
een licht briesje droogde, en keek hoe de gloeiende roze bergtop
die het licht van de ondergaande zon weerkaatste, van tint
veranderde tot diep blauwpaars. Haar haar was nog vochtig toen ze
haar amulet weer over hoofd liet glijden en haar schone omslag
omdeed. Ze propte haar stukjes gereedschap in de plooien, raapte
haar andere omslag op en snelde terug naar de grot. Onderweg kwam
ze langs Oeba met Durc op haar schoot en gaf haar een vlug
knikje.
De vrouwen waren als razenden aan het werk, niet bepaald
geholpen door de volledig onhanteerbare kinderen. De bloederige
rituele slachting van de holebeer had hen opgewonden; ze waren niet
gewend met een lege maag rond te lopen en de geuren van het te vuur
staande voedsel maakte hun trek nog groter en henzelf kribbig, en
het feit dat hun moeders zo druk bezig waren, verschafte hen een
unieke gelegenheid tot wangedrag dat zelden van kinderen van de
Stam geduld werd. Enkele jongens hadden de doorgesneden riemen van
de berekooi opgeraapt en droegen ze als eretekenen rond hun armen.
Andere jongens die niet zo snel waren geweest, probeerden ze hen af
te pakken en ze renden met hun allen tussen de kookvuren rond. Toen
ze genoeg van het spelletje kregen, begonnen ze de meisjes te
plagen die verondersteld werden voor jengelende kleinere broertjes
of zusjes te zorgen, tot de meisjes achter hen aan gingen of naar
hun moeders liepen om hun beklag te doen. Het was één rumoerig,
chaotisch gekkenhuis. Zelfs een strenge vermaning van de metgezel
van een of andere vrouw hielp weinig om de ongewoon ongezeglijke
kinderen te kalmeren.
De kinderen waren niet de enigen die honger hadden. De enorme
hoeveelheden bereid voedsel tantaliseerden ieders smaakpapillen, en
het vooruitzicht van het grote feestmaal en de avondceremonie
droegen tot de uitzinnige opwinding bij. Bergen wilde
broodvruchten, witte zetmeelrijke broodwortels en aardappelachtige
aardnoten sudderden zachtjes in boven het vuur gehangen leren
potten. Wilde asperges, leliewortels, wilde uien, peulvruchten,
kleine pompoenen en paddestoelen stonden in diverse combinaties met
subtiele kruiderijen te pruttelen. Een berg wilde sla, klis, rode
ganzevoet en paardebloemblaadjes, fris gewassen, stond te wachten
om rauw geserveerd te worden met een saus van heet berevet, kruiden
en op het laatste ogenblik toegevoegd zout.
Eén stam had als specialiteit een combinatie van uien,
paddestoelen en de ronde groene peulvruchtjes van de hokjespeul, op
smaak gebracht met een geheime combinatie van kruiden en gebonden
met gedroogd rendiermos. Een andere bracht een speciale
denneappel-variëteit, van een boom die alleen in hun streek
voorkwam, met grote smakelijke zaden die loslieten wanneer ze in
het vuur gehouden werden.
Norgs stam roosterde kastanjes die op de lagere berghellingen
verzameld waren en maakte een naar noten smakende saus voor
havermeelpap van geplette beukenoten, geroosterde granen en
schijfjes van kleine, harde, zuurzoete appels die langdurig en op
een zacht vuurtje gekookt waren. Tot op geruime afstand van de grot
was de hele omliggende streek ontdaan van bosbessen, in hoge
struiken groeiende veenbessen, en de op lager gelegen terreinen
gevonden frambozen en wilde bergbramen. De vrouwen van Bruns stam
waren dagen bezig geweest de meegebrachte gedroogde eikels te
kraken en te vermalen. De verpulverde noten werden in ondiepe
kuilen in het zand bij de rivier gelegd en grote hoeveelheden water
werden over de pulverachtige massa geplensd om de bittere smaak er
uit te wassen. De resulterende brij werd tot platte koekjes
gebakken en deze werden in ahornsiroop gelegd tot ze volledig
doordrenkt waren en dan in de zon gedroogd. De vrouwen van de
gastheerstam, die ook hun ahornbomen in de vroege lente aftapten en
het waterige sap dagenlang inkookten, waren een en al
belangstelling zodra ze de bekende berkebasten bakken zagen waarin
ahornsuiker en ahornstroop werden bewaard. De kleverige, met ahorn
gezoete eikelkoekjes waren een ongewone lekkernij die de vrouwen
van Norgs stam zich voornamen zelf ook eens te gaan maken. Oeba,
die onder het meehelpen bij de vrouwen een oogje op Durc hield,
keek naar de schijnbaar eindeloze hoeveelheid en verscheidenheid
aan voedsel en vroeg zich af hoe ze dat ooit allemaal op zouden
krijgen.
Sliertjes opkringelende rook verdwenen in de stille donkere
nacht die zo vol sterren was dat een ragfijne sluier de hoge hemel
overtoog. Het was nieuwe maan en de hemelgodin gaf geen blijk van
haar aanwezigheid; ze wendde de planeet die ze omcirkelde de rug
toe en wierp haar licht in de kille diepten van de ruimte. De gloed
van de kookvuren verlichtte hel het terrein rond de grot, in fel
contrast met de duisternis van het bos rondom. Het voedsel was van
de grootste hitte van het vuur weggezet, maar nog dicht genoeg
erbij om warm te blijven, en de meeste vrouwen hadden zich in de
grot teruggetrokken. Ze deden nieuwe omslagen om en namen enkele
ogenblikken rust voor de feestelijkheden begonnen.
Maar zelfs de vermoeide vrouwen waren te opgewonden om lang
binnen de grot te blijven. De ruimte ervoor begon zich te vullen
met een roerige menigte die verlangend wachtte op het feestmaal en
het begin van de ceremonie. Er viel een diepe stilte toen de tien
magiërs en hun tien leerlingen in een lange rij de grot uitkwamen;
daarna volgde een haastig heen-en-weer geloop voor alle Stamleden
op De goede plek stonden. Het scheen een op basis van toevalligheid
opgestelde menigte die naar de heilige mannen opkeek. Iemands
plaats werd namelijk slechts door zijn relatieve positie ten
opzichte van zijn buren bepaald. Ordelijke gelederen waren niet
belangrijk, ieder individu moest alleen zorgen dat hij vóór of
achter of aan de juiste zijde van bepaalde andere individuen stond.
Er was altijd op het laatste ogenblik een druk geschuifel wanneer
de mensen probeerden binnen hun vaste kring van buren een plekje te
vinden vanwaar ze beter konden zien.
Met veel plechtig ceremonieel werd er voor het donkere gat in
de berg een groot vuur ontstoken. Dan werden de stenen bovenop de
stoofputten weggehaald. De gezellinnen van de leiders van de
hooggeplaatste en van de gastheerstam viel de eretaak toe om de
geweldige bouten mals vlees omhoog te brengen en Bruns hart zwol
van trots toen hij Ebra naar voren zag stappen. Het feit dat de
Mog-urs Ayla hadden geaccepteerd, had tenslotte het pleit beslecht.
Brun en zijn stam bekleedden een sterkere eerste positie dan ooit
tevoren. Hoe onwaarschijnlijk het eerst ook had geleken, de blonde
vrouw was toch een vrouw van de Stam, én een medicijnvrouw uit
Iza's zo hoog in aanzien staand geslacht. Bruns onwrikbaar
volhouden dat het zo was, was terecht gebleken, het was de wil van
Ursus. Had hij slechts een ogenblik geweifeld, dan zou zijn
prestige niet zo groot en zijn overwinning niet zo zoet zijn
geweest.
Wolken geurige stoom deden de lege magen knorren toen het
berevlees met gevorkte stokken uit de stoofputten werd getild. Dat
was voor de andere vrouwen het sein om de schalen van hout en been
op te tasten en grote kommen te vullen met het voedsel dat ze zo
langdurig en ten koste van zoveel inspanning hadden toebereid.
Broud en Voord stapten met grote dienborden in hun handen naar
voren en stelden zich voor dé Mog-ur op. 'Dit feestmaal van Ursus
is ook ter ere van Gorn, die door de
Grote Holebeer werd uitverkoren om hem te vergezellen. Toen
hij nog bij Norgs stam woonde, zag Ursus dat zijn Volk zijn lessen
niet vergeten had. Hij leerde Gorn goed kennen en bevond hem een
waardige reisgezel. Broud en Voord, jullie werden om jullie moed,
jullie kracht, jullie volharding uitgekozen om de Grote Geest te
laten zien hoe dapper de mannen van zijn Stam zijn. Hij heeft
jullie met zijn grote kracht op de proef gesteld en hij is voldaan.
Jullie hebben goed gestreden en jullie wordt nu het voorrecht
gegund hem het laatste maal te brengen dat hij met zijn Stam zal
delen tot hij uit de Wereld der Geesten terugkeert. Moge de Geest
van Ursus altijd met ons zijn.' De twee jonge mannen liepen langs
elk van de vrouwen die naast De met voedsel beladen schotels
stonden en zochten bij ieder de meest uitgelezen hapjes uit,
behalve bij het vlees. De holebeer had nooit vlees te eten
gekregen, hoewel hij er zich in het wild wel eens aan te buiten
ging als hij het gemakkelijk kon krijgen. De dienschalen werden
voor de op de palen uitgestrekte berehuid neergezet.
Daarop zei dé Mog-ur: 'Jullie hebben van zijn bloed gedronken,
eet nu van zijn lichaam en weest één met de Geest van Ursus.' De
zegening luidde de aanvang van de feestmaaltijd in. Broud en Voord
kregen het eerst een portie van het berevlees en gingen daarna zelf
hun bord verder vullen, gevolgd door de rest van de Stam.
Genotvolle zuchten en knorrende geluiden stegen op terwijl ieder
zich aan de maaltijd zette. Het vlees van de met vegetarisch
voedsel gevoede beer was mals en sappig van het vet. De met
angstvallige zorg toebereide groenten, fruit en graanspijzen werden
ten volle genoten en de honger deed alles nog beter tot zijn recht
komen. Het was een feestmaal dat het wachten waard was.
'Ayla, je eet niet. Je weet dat al het vlees vanavond
opgegeten moet worden.'
'Ik weet het, Ebra, maar ik heb gewoon geen trek.'
'Ayla is zenuwachtig,' gebaarde Oeba tussen twee happen
door.
'Ik ben blij dat ze mij niet hebben uitgekozen. Dit is zo
heerlijk,
ik zou niet graag te nerveus zijn om het te kunnen
eten.'
'liet dan in ieder geval wat vlees. Dat moetje echt wel doen.
Heb
je wat vleesnat voor Durc? Hij moet ook een beetje hebben,
het
zal hem één met de Stam maken.'ik heb hem wat gegeven, maar
hij wilde niet veel. Oga heeft hem juist gevoed. Oga, heeft Grev
nog honger? Mijn borsten zijn zo vol, ze beginnen pijn te doen.' ik
zou wel gewacht hebben, maar ze hadden allebei honger, Ayla. Je
kunt ze morgen voeden.'
Tegen die tijd zal ik genoeg melk hebben voor hen beiden en
nog twee erbij. Vanavond hoeven ze niets meer, dan slapen ze. De
slaapdrank van de doornappel staat al klaar. Geef ze de volgende
keer dat ze honger hebben dat eerst, dan slapen ze beter. Oeba zal
je wel zeggen hoeveel. Ik moet dadelijk na het eten naar Creb toe
en ik zal pas na de ceremonie terugzijn.' 'Blijf niet te lang weg;
onze dans gaat beginnen zodra de mannen de grot zijn binnengegaan.
Sommige medicijnvrouwen zijn echt goed in het maken van de ritmen.
De vrouwendans bij de Stambijeenkomst is altijd iets heel
bijzonders,' gebaarde Ebra. 'Ik heb nog niet zo heel goed leren
spelen. Iza heeft het me een beetje geleerd en de medicijnvrouw van
Norgs stam heeft het me ook voorgedaan, maar ik heb niet veel
oefening gehad,' zei Ayla.
'Je bent nog niet zo lang medicijnvrouw en Iza vond het
belangrijker dat je eerst de genezende toverij leerde en pas later
de ritmen, hoewel die ook toverij zijn,' zei Ovra. 'Medicijnvrouwen
moeten zóveel weten.'
ik wou dat Iza hier was,' gebaarde Ebra. ik ben erg blij dat
ze je tenslotte toch geaccepteerd hebben, Ayla, maar ik mis Iza.
Het is zo vreemd zonder haar.'
ik wou ook dat ze hier was,' zei Ayla. ik vond het vreselijk
haar achter te laten. Ze is zieker dan ze wil laten merken. Ik hoop
maar dat ze veel in de zon zit en rust.'
'Als het haar tijd is om in de andere wereld te wandelen, zal
ze gaan. Als de geesten haar roepen, kan niemand haar tegenhouden,'
zei Ebra.
Ayla huiverde, hoewel het een warme nacht was, en ze werd
plotseling door een akelig voorgevoel bevangen een vage,
onaangename sensatie, als een kille wind die het einde van de
zomerwarmte aankondigt. Mog-ur wenkte haar en ze kwam vlug
overeind, maar kon het nare gevoel niet van zich afzetten toen ze
naar de grot liep.
Iza's kom met de witte rand patina van het generaties lange
gebruik stond op haar slaapvacht, waar ze hem had neergelegd. Ze
haalde de roodgeverfde zak uit haar medicijnbuidel en ledigde hem.
Bij het licht van De toortsen begon ze de wortels te bekijken.
Hoewel Iza haar vele malen had verteld hoe ze de juiste
hoeveelheden kon schatten, wist Ayla nog steeds niet zeker hoeveel
ze er voor de tien Mog-urs moest gebruiken. De sterkte van de drank
was niet alleen afhankelijk van het aantal wortels, maar ook van de
grootte ervan en hoe lang ze gelegen hadden. Ze had Iza de drank
nooit zien maken. De vrouw had haar dikwijls uitgelegd dat de drank
te eerbiedwaardig, te heilig was om hem bij wijze van oefening te
maken. Dochters leerden het gewoonlijk door hun moeders gade te
slaan, door herhaalde uitleg, en nog meer door de oeroude kennis
waarmee ze werden geboren. Maar Ayla was niet in de Stam geboren.
Ze zocht verscheidene wortels uit en deed er dan nog eentje bij om
er zeker van te zijn dat de toverij zou werken. Dan ging ze naar
een plek net binnen de ingang, bij de voorraad vers water waar ze
van Creb moest wachten en keek toe hoe de riten begonnen. Het
geluid van houten trommels werd gevolgd door het bonzen van speren
op de grond en dan het droge geluid van de lange, holle buis.
Leerlingen gingen met kommen daturathee onder de mannen rond,
en weldra bewogen allen met het zware ritme mee. De vrouwen bleven
op de achtergrond; zij kwamen later aan de beurt. Ayla stond
gespannen toe te kijken, haar omslag losjes om zich heen, en
wachtte. De dans der mannen werd steeds woester, en ze vroeg zich
af hoe lang ze nog zou moeten wachten. Ze sprong geschrokken op bij
een tikje op haar schouder ze had de Mog-urs niet uit het
achterdeel van de grot horen komen maar ze kalmeerde toen ze Creb
herkende. De tovenaars gleden stil naar buiten en stelden zich rond
de berehuid op. Dé Mog-ur ging er vlak vóór staan, en vanwaar Ayla
stond, had ze even de indruk dat de holebeer, die rechtop was
opgespannen met zijn bek open, op het punt stond de gebrekkige aan
te vallen. Maar het monsterachtige dier dat hoog boven de Mog-ur
uittorende bleef in verstilde beweging hangen, nog slechts een
illlusie van kracht en woestheid. Ze zag de grote tovenaar de
leerlingen die de houten instrumenten bespeelden een teken geven.
Ze hielden bij de volgende geaccentueerde slag met spelen op en de
mannen keken op, enigszins beduusd de Mog-urs te zien staan waar
nog maar een ogenblik tevoren, of zo leek het althans, lege ruimte
was geweest. Maar ook het plotseling verschijnen van de tovenaars
was een illusie, en nu wist de jonge vrouw hoe die tot stand werd
gebracht. Dé Mog-ur wachtte en liet de spanning oplopen tot hij er
zeker van was dat iedereen naar de reusachtige figuur van de
holebeer keek, die door het ceremoniële vuur fel verlicht en door
de heilige mannen geflankeerd werd. Zijn wenk was onopvallend en
hij keek zorgvuldig een andere kant op, maar het was de wenk waar
Ayla op had gewacht. Ze glipte uit haar omslag, vulde de kom met
water en De wortels in haar hand klemmend, haalde ze diep adem en
liep op de eenogige toe.
Er ging een zucht van ontsteltenis op toen Ayla de lichtkring
binnenstapte. In haar met een lang koord dichtgebonden omslag die
door de vele losse plooien en zakken haar figuur verdoezelde, was
ze, ook al omdat ze zich als elke andere vrouw gedroeg, een van hen
gaan lijken. Maar zonder de misleidende bobbels was haar gestalte
opvallend verschillend van die van de vrouwen van de Stam. Anders
dan dezen met hun ronde, bijna tonvormige lichaamsbouw die
karakteristiek was voor zowel mannen als vrouwen, was Ayla tenger.
Van opzij gezien was ze slank, afgezien van haar met melk gevulde
borsten. Haar taille viel in en ging over in ronde heupen, en haar
armen en benen waren lang en recht. Zelfs de op haar naakte lichaam
geschilderde rode en zwarte cirkels konden haar afwijkende bouw
niet verbergen. Haar gezicht miste de vooruitstekende kaken en met
haar kleine neus en hoog voorhoofd scheen het platter dan men zich
herinnerde. Haar dikke blonde haar, dat haar gezicht in losse
golven omlijstte en tot halverwege haar rug viel, ving sprankeitjes
licht op van het vuur en glansde als goud; een wonderlijk mooie
kroon voor de lelijke, duidelijk niet tot hun ras behorende jonge
vrouw.
Maar nog verbazingwekkender was haar lengte. Op de een of
andere manier was die hun niet zo opgevallen als ze zich met een
gehaaste, voorovergebogen schuifelgang voortbewoog of aan de voeten
van een man zat. Maar nu ze rechtop voor de tovenaar stond, was
duidelijk te zien hoe lang ze was. Als ze haar hoofd boog, keek ze
op dat van dé Mog-ur neer. Ayla was aanzienlijk groter dan de
langste man van de Stam.
Dé Mog-ur maakte een reeks gestileerde gebaren om de
bescherming in te roepen van de Geest die nog in hun nabijheid
vertoefde. Daarna stak Ayla de harde, gedroogde wortels in haar
mond. Het kostte haar veel moeite ze fijn te kauwen. Ze bezat niet
zulke grote tanden en sterke zware kaken als de mensen van de Stam.
Hoezeer Iza haar ook had gewaarschuwd niets van de sappen die zich
in haar mond vormden in te slikken, ze kon het niet voorkomen. Ze
wist eigenlijk niet hoe lang ze de wortels moest blijven vermalen;
het leek haar dat ze maar kauwde en kauwde en kauwde. Tegen de tijd
dat ze de laatste zachte pulp uitspuwde, voelde ze zich licht in
het hoofd. Ze roerde tot de vloeistof in de geheiligde oude schaal
een waterig-witte kleur aannam en reikte daarop Goov de kom aan.
Terwijl ze met de wortels bezig was, hadden de leerlingen met elk
een kom sterke daturathee in de handen staan wachten. Goov
overhandigde de kom met witte vloeistof die Ayla hem gaf aan dé
Mog-ur, nam dan zijn eigen kom op en gaf die aan Ayla terwijl de
andere tovenaarsleerlingen de hunne aan de medicijnvrouwen van hun
stam overdroegen. Een ruil voor iets van dezelfde soort en waarde.
Dé Mog-ur nam een teugje van de vloeistof. 'Het is sterk,' gebaarde
de heilige man bedekt tegen Goov. 'Geef wat minder.' Goov knikte,
nam de schaal aan en liep naar de Mog-ur die tweede was.
Ayla en de medicijnvrouwen droegen hun kommen naar de
wachtende vrouwen en gaven hen en de oudere meisjes ieder een
zorgvuldig afgepaste hoeveelheid te drinken. Ayla dronk het restje
bezinksel uit haar kom, maar had al een vreemd afwezig gevoel,
alsof een deel van haarzelf zich had losgemaakt en vanaf ergens
anders toekeek. Verscheidene van de oudere medicijnvrouwen namen de
houten trommels op en begonnen de ritmen van de vrouwendans ten
gehore te brengen. Ayla keek gefascineerd naar de bewegende
stokken, die iedere slag exact in de maat en helder deden
opklinken. De medicijnvrouw van Norgs stam bood haar een komvormige
trommel aan. Ze luisterde zachtjes meetikkend naar het ritme en
merkte dan dat ze al meespeelde.
Ze verloor alle begrip van tijd. Toen ze opkeek, waren de
mannen weg en wervelden de vrouwen in een wilde, uitgelaten,
erotische woestheid rond. Ze voelde een drang zich bij hen te
voegen en legde haar trommel weg. Ze zag hem omrollen en enkele
malen om zijn as wentelen voor hij stil lag. De ronde vorm van het
instrument leidde haar aandacht af. Haar gedachten gingen opeens
terug naar Iza's kom, de kostbare oude reliek die Iza haar had
toevertrouwd. Ze herinnerde zich hoe ze in de witte waterige
vloeistof had zitten staren terwijl ze die met haar vinger om en
urn roerde. Waar is Iza's kom? dacht ze. Wat is ermee gebeurd? Ze
bleef aan de kom denken, begon zich ongerust te maken; het werd een
obsessie. Ze had een visioen van Iza en haar ogen vulden zich met
tranen. I/a's kom, ik ben Iza's kom verloren. Haar mooie oude kom.
Die ze van haar moeder had, en haar moeders moeder, en haar moeders
moeders moeder. In haar verbeelding zag ze Iza staan, en een andere
Iza achter haar, en dan nog een, en nog een; medicijnvrouw na
medicijnvrouw in een lange rij achter Iza, tot in een mistig ver
verleden, ieder met een eerbiedwaardige, witgevlekte kom in de
handen. De vrouwen vervaagden en haar oog werd naar de kom
getrokken. Dan, plotseling, barstte de kom en viel in twee helften
uiteen. Nee! Nee! De schreeuw galmde door haar brein. Ze was buiten
zinnen van schrik. Iza's kom, ik moet Iza's kom vinden.
Ze struikelde weg van de vrouwen en wankelde naar de grot. Het
duurde eeuwen voor ze er was. Ze rommelde tussen benen dienborden
en houten kommen met gestolde restanten van de feestmaaltijd erin,
op zoek naar de waardevolle kom. De vaag door de in de grot
brandende toortsen verlichte ingang oefende een magische
aantrekkingskracht op haar uit en ze strompelde erheen. Opeens werd
haar de weg versperd. Ze zat gevangen in een netwerk rond een of
ander ruigharig wezen. Ze keek op en hapte naar adem. Een
monsterachtige snuit met een enorme gapende muil staarde op haar
neer. Ayla deinsde achteruit, rende dan naar de wenkende
grotingang.
Toen ze naar binnen holde, viel haar oog op iets dat dicht bij
de plek waar ze op Mog-urs teken had staan wachten op de grond
stond. Ze viel op haar knieën en raapte vol tedere zorg Iza's kom
op, en wiegde hem in haar armen. Er klotste nog een restje van de
melkachtige vloeistof rond de wortelpulp onderin. Ze hebben het
niet helemaal opgedronken, dacht ze. Ik heb te veel gemaakt. Wat
moet ik nu doen? Ik kan het niet weggooien, Iza zei dat je het niet
weg mag gooien. Daarom kon ze het me niet voordoen, daarom heb ik
teveel gemaakt, omdat ze het me niet voor kon doen. Ik heb een fout
gemaakt. En als iemand het nu te weten komt? Ze zouden misschien
denken dat ik geen echte medicijnvrouw was. Geen echte vrouw van de
Stam. Ze zouden ons wel weg kunnen sturen. Wat moet ik doen? Wat
moet ik doen? Ik drink het op! Ja, dat doe ik. Als ik het opdrink
zal niemand het te weten komen. Ayla hield de kom aan haar lippen
en dronk hem leeg. De geheimzinnige drank was al te sterk, maar
door de in de kleine hoeveelheid vocht wekende wortels werd hij nog
veel werkzamer. Ze liep de tweede grot in, met het vage plan de kom
op een veilige plaats op te bergen, maar voor ze haar vuurplaats
had bereikt, begon ze het effect van de drank al te voelen. Ayla
was zo ver heen dat ze niet bemerkte dat ze de kom op de grond liet
vallen, net binnen de rij grensstenen. Ze had een smaak in haar
mond van primitief oerbos, vruchtbare vochtige leem, beschimmeld
rottend hout, hoog oprijzende grootbladige bomen, nat van de regen,
en enorme vlezige paddestoelen. De wanden van de grot weken terug,
steeds verder terug. Ze voelde zich als een over de grond kruipend
insekt. Kleine details sprongen scherp naar voren. Haar blik volgde
de omtrek van een pootafdruk, zag ieder kiezelsteentje, iedere
korrel zand. Uit haar ooghoek ving ze een beweging op en zag een
spin langs een zijden kabel glijden die glinsterde in het licht van
een toorts. De vlam hypnotiseerde haar. Ze staarde naar het
flikkerende, dansende licht en zag zwarte smook opkringelen naar de
donkere zoldering. Ze bewoog zich naar de toorts toe, zag dan een
tweede. Het felle schijnsel daarvan lokte haar, maar toen ze hem
bereikte wenkte weer de volgende, en daarna weer een volgende,
zodat ze steeds dieper de berg in gevoerd werd. Ze merkte het niet
toen het vuur van de toortsen werd vervangen door de vlammetjes van
kleine, ver uiteen geplaatste stenen lampjes; en ze werd zelf ook
niet opgemerkt toen ze een grote diep in de berg gelegen ruimte vol
in een diepe trance verzonken mannen voorbijliep, en daarna het
kleinere vertrek waarin opgroeiende jongens onder leiding van
oudere leerlingen een ceremonie hielden die hen een voorproefje gaf
van de ervaring van de volwassen mannen.
Als gebiologeerd liep ze op ieder klein vuurtongetje toe,
alleen om daar weer door het volgende te worden aangetrokken. De
lichtjes leidden haar door nauwe gangen die in grotere ruimten
uitkwamen en zich daarna weer versmalden. Ze struikelde op de
oneffen vloer, met haar hand steun zoekend bij de vochtige rotswand
die om haar heen scheen te draaien. Ze ging weer een gang in en zag
aan het einde ervan een rozig schijnsel. De gang was ongelooflijk
lang; er kwam geen eind aan. Dikwijls leek het alsof ze zichzelf
vanaf een grote afstand langs de zwak verlichte tunnel zag
voortwankelen. Ze voelde hoe haar geest steeds verder weg gezogen
werd, naar een diepe zwarte leegte, maar ze deinsde terug voor het
ontzaglijke niets en worstelde om zich te bevrijden tenslotte
naderde ze het licht aan het eind van de tunnel en zag verscheidene
gestalten in een cirkel zitten. Vanuit een laatste i est je
voorzichtigheid ergens diep in haar door het bedwelmende middel
benevelde geest, bleef ze vóór de laatste hypnotiserende vlammetjes
staan en verborg zich achtereen druipsteenpilaar. In hun verlicht
vertrek waren de Mog-urs in een ritueel verdiept, ze hadden de
ceremonie waaraan alle mannen van de Stam deelnamen ingeleid, maar
het aan hun leerlingen overgelaten hem af te werken, en zich in het
verste heiligdom teruggetrokken om er riten uit te voeren die zelfs
voor de leerlingen te geheim waren.
Iedere man zat gehuld in zijn berehuid achter de schedel van
een holebeer. Andere schedels sierden nissen in de wanden. Midden
in de cirkel stond een harig voorwerp. Ayla kon het eerst niet
thuisbrengen, maar toen ze ten slotte zag wat het was, voorkwam
alleen haar door het verdovende middel veroorzaakte sufheid dat ze
het uitgilde. Het was het afgehouwen hoofd van Gorn.
Ze keek vol gefascineerd afgrijzen toe hoe de Mog-ur van Norgs
stam het hoofd oppakte, het omdraaide en met een steen het foramen
magnum, de grote opening voor de halswervels vergrootte. Nu lag de
grijs-roze massa van Gorns hersenen bloot. De tovenaar maakte
geluidloze gebaren over het hoofd, ging dan met zijn hand in de
opening en trok er een stukje van het zachte weefsel uit. Hij hield
de trillende massa in zijn hand terwijl de volgende Mog-ur het
hoofd oppakte. Zelfs in haar bedwelmde toestand voelde Ayla een
diepe afschuw, maar ze bleef gebiologeerd toekijken terwijl iedere
tovenaar zijn hand in het macabere hoofd stak en er een deel van de
hersenen van de man die door de holebeer was gedood, uit
haalde.
Een hevige duizeling bracht Ayla op de rand van de diepe lege
put. Ze slikte heftig om niet over te geven. Wanhopig klemde ze
zich aan de rand van het gat vast, maar toen ze de eerbiedwaardige
heilige mannen van de Stam hun handen naar hun monden zag brengen
en van Gorns hersenen eten, liet ze los. De kannibalistische
handeling dreef haar een peilloze zwarte diepte in. Ze gilde zonder
geluid, zonder zichzelf te horen. Ze kon niet zien, niet voelen,
niet waarnemen, maar ze was zich daarvan bewust. Ze kon niet
ontsnappen in een droomloze slaap. De leegte bezat een ander
karakter, angstaanjagend hol. Vrees, nameloze vrees beving haar. Ze
trachtte te ontsnappen, schreeuwde om hulp zonder geluid te geven,
maar werd alleen nog dieper omlaag getrokken. Ze voelde beweging
die ze niet voelen kón toen ze steeds sneller de diepe zwarte
oneindigheid in tuimelde, het eindeloze koude niets.
Plotseling werd haar roerloze beweging afgeremd. Ze voelde
iets kriebelen in haar brein, in haar geest, en werd een
tegenkracht gewaar die haar langzaam terug over de rand trok, terug
uit het oneindig diepe gat. Ze voelde emoties die haar vreemd
waren, niet van haarzelf. Het sterkst was liefde, maar ze was
gemengd met diepe woede en grote angst, en dan even een vleugje
nieuwsgierigheid. Met een schok besefte ze dat Mog-ur in haar hoofd
was. In haar brein werd ze zijn gedachten gewaar, met haar emoties
zijn gevoelens. Het bezat iets duidelijk fysieks, een gevoel van
volheid zonder de negatieve aspecten ervan, meer iets als een
aanraking die intiemer was dan een fysieke. De geestverruimende
wortels uit Iza's rode buideltje versterkten een natuurlijk
vermogen van de Stam. Het instinct had zich bij de mensen van de
Stam ontwikkeld tot herinneringen. Maar als die herinneringen ver
genoeg terug werden gevolgd, werden ze identiek, werden ze de
herinneringen van het ras. Alle mensen van de Stam hadden dezelfde
rasherinneringen en wanneer hun waarneming verruimd was, konden zij
die identieke herinneringen met elkaar delen. De geoefende Mog-urs
hadden hun natuurlijke aanleg door middel van bewuste inspanningen
vergroot. Zij konden allen de gedeelde herinneringen tot op zekere
hoogte besturen, maar alleen dé Mog-ur was met een waarlijk uniek
vermogen geboren.
Hij was niet alleen in staat de herinneringen met de anderen
te delen en ze te besturen, hij kon ook de verbinding in stand
houden terwijl hun geesten zich door de tijd vanuit het verleden
naar het heden bewogen. De mannen van zijn stam genoten een rijker
genuanceerde en vollediger relatie tijdens de ceremonie dan die van
welke andere stam ook. Maar met de geoefende geesten der Mog-urs
kon hij de telepathische band al vanaf het begin leggen. Door hem
hadden al de Mog-urs deel aan een eenwording die veel vollediger en
veel bevredigender was dan welke fysieke ook het was een
verbintenis tussen geesten. De witte vloeistof uit Iza's kom die
hun waarneming had verruimd en de geesten van De magiërs voor dé
Mog-ur had opengesteld, had hem via zijn speciale vermogen in staat
gesteld ook met Ayla's geest een symbiose tot stand te brengen. De
moeizame geboorte die de hersenen van de mismaakte had beschadigd,
had alleen zijn lichamelijke ontwikkeling ten dele aangetast, niet
de verfijnde overontwikkeling die aan zijn indrukwekkende vermogens
ten grondslag lag. Maar de gebrekkige was het absolute eindprodukt
van zijn soort. Alleen in hem had de natuur volledig de voor de
Stam uitgestippelde weg afgelegd. Verdere ontwikkeling was niet
mogelijk zonder radicale veranderingen, en de kenmerkende
eigenschappen van de mensen van de Stam waren niet langer voor
verandering vatbaar. Evenals het enorme dier dat zij vereerden en
vele andere die hun woongebied met hen deelden, zouden zij
drastische veranderingen niet kunnen overleven.
Het ras van mensen met voldoende sociaal geweten om hun zwakke
en gewonde soortgenoten te verzorgen, met voldoende geestelijk
besef om hun doden te begraven en hun grote totem te vereren, dit
ras van mensen met een grote schedelinhoud maar zonder frontale
hersenen, die al bijna honderdduizend jaar geen grote schreden
voorwaarts meer hadden gezet, zelfs nauwelijks vooruitgang geboekt,
was gedoemd dezelfde weg te gaan als de toendramammoet en de grote
holebeer. Ze wisten het niet, maar hun dagen op aarde waren geteld;
ze waren gedoemd uit te sterven. In Creb hadden ze het eindpunt van
hun ontwikkeling bereikt.
Ayla had een gevoel alsof diep in haar aderen een vreemde
bloedstroom klopte. De machtige geest van de grote magiër verkende
haar voor hem vreemde hersenwindingen, in een poging een
aansluitingspunt te vinden. De aansluiting was onvolledig, maar hij
vond overeenkomsten, en waar die ontbraken zocht hij alternatieven
en legde verbindingen waar alleen neigingen bestonden. Met een
schok begreep ze plotseling dat hij haar uit de afgrond had
gehaald; maar dat niet alleen, hij had ook verhinderd dat de andere
Mog-urs, die ook met hem in verbinding stonden, te weten kwamen dat
zij daar was. Ze kon nog juist zijn contact met hen gewaar worden,
maar hén in het geheel niet. En zij van hun kant wisten dat hij met
iemand of iets anders een verbinding had gelegd, maar hadden geen
idee dat het Ayla was.
En precies zoals ze begreep dat Mog-ur haar had gered en haar
nog steeds beschermde, begreep ze ook met welk een diepe eerbied de
tovenaars de kannibalistische handeling hadden uitgevoerd die zo
haar afschuw had gewekt. Het doel van de Bijeenkomst van de stammen
was hen aaneen te smeden, hen tot één Stam te maken. Maar de Stam
bestond uit meer stammen dan de tien aanwezige. Ze wisten allen van
stammen die te ver weg woonden om naar deze bijeenkomst te kunnen
reizen; zij gingen naar andere Stambijeenkomsten dichter bij hun
woongebied. Desondanks behoorden ze nog steeds tot de Stam. Alle
mensen van de Stam deelden hetzelfde erfgoed, en herinnerden zich
dat, en ieder ritueel dat bij ongeacht welke Bijeenkomst gehouden
werd, was voor allen van even groot belang. De tovenaars geloofden
dat ze door het eten van Gorns hersenen een positieve bijdrage aan
de Stam leverden. Op deze wijze namen ze de moed in zich op van de
jongeman die met de Geest van Ursus meereisde. En daar ze Mog-urs
waren en hun breinen speciale vermogens bevatten, waren zij degenen
die die moed aan allen door konden geven.
Dat was de reden van Mog-urs toorn, en van zijn angst. Op
grond van lange tradities mochten alleen mannen aan de ceremonieën
van de Stam deelnemen. Als een vrouw zelfs maar van een eenvoudige,
door één enkele stam gehouden ceremonie getuige was, betekende dat
al dat de stam gedoemd was. En dit was geen gewone ceremonie. Dit
was een ceremonie van grote betekenis voor de gehele Stam. Ayla was
een vrouw; haar aanwezigheid kon maar één ding betekenen
onafwendbare, onontkoombare rampspoed en catastrofen voor hen
allen. En ze was niet eens een vrouw van De Stam. Mog-ur wist dat
nu met een zekerheid die hij niet langer kon ontkennen. Vanaf het
moment dat hij zich haar aanwezigheid bewust werd, wist hij dat ze
niet tot de Stam behoorde. Op hetzelfde ogenblik besefte hij ook de
consequenties van haar overtreding, maar het was al te laat. Er
viel niets meer te herstellen en ook dat wist hij. Maar haar
vergrijp was zo ernstig dat hij niet precies wist wat hij met haar
moest aanvangen; zelfs een doodvloek was niet genoeg. Voor hij een
besluit nam, wilde hij meer over haar weten, en via haar meer over
de Anderen Hij was verrast dat hij haar kreet om hulp voelde. De
Anderen waren anders, maar er moesten ook punten van overeenkomst
zijn. Hij voelde dat hij omwille van de Stam meer te weten moest
komen, en hij bezat een voor zijn soort ongewoon grote
nieuwsgierigheid. Ze had hem altijd geïntrigeerd; hij wilde weten
waarom ze anders was. Hij besloot een experiment te proberen. Zich
diepere spelonken binnenwerkend, voerde de machtige heilige man,
die negen breinen leidde die met het zijne overeenkwamen en zich
gewillig schikten en daarnaast nog één dat soortgelijk en toch
anders was, hen allen terug naar hun oorsprong. Ayla proefde weer
het oerbos, voelde het dan veranderen in iets warms en zouts. Haar
indrukken waren niet zo duidelijk als die ' in de anderen het was
nieuw voor haar, deze sensatie van en de herinnering aan de
dageraad van het leven, en haar herinneringen waren half-bewust en
vaag. Maar haar allerdiepste, vroegste herinnering was als die van
de anderen. Het begin was hetzelfde, dacht Mog-ur. Ze voelde de
individualiteit van haar eigen cellen en bemerkte het toen ze zich
splitsten en differentieerden in de warme voedselrijke wateren die
ze nog steeds in zich meedroeg. ze groeiden en splitsten en
vertakten zich, en iedere beweging had een doel. Weer een splitsing
en zacht pulserend leven verhardde zich en kreeg vorm en lijn. Een
nieuwe splitsing, en ze kende de pijn van de eerste inademing van
zuurstof in een nieuw element. Een splitsing, een zware leemgrond
en het groen van jonge vegetatie, en zich ingraven om aan
verpletterende monsters te ontsnappen. Een splitsing, en een veilig
over een afgrond heen bereikte tak, een plotselinge hitte en droge
lucht, en vochtgebrek dat haar terugdreef naar zee. Een splitsing,
en sporen van een in zee verloren ontbrekende schakel die haar een
grotere gestalte gaf, haar van haar pels ontdeed en haar
lichaamsvorm veranderde en neven achterliet die tot een vroegere,
meer gestroomlijnde vorm terugkeerden, maar nog steeds lucht
ademden en hun jongen zoogden. En nu liep ze rechtop op twee
achterbenen, waardoor haar voorste ledematen vrij bleven voor
andere doeleinden en haar ogen een verder horizon konden zien, en
vertoonde het begin van frontale hersenen. Ze begon zich van Mog-ur
te verwijderen, sloeg een ander pad in, maar dat lag niet zo ver
van het zijne dat hij het niet langs zijn eigen bijna parallel
eraan lopende spoor kon volgen. Hij verbrak de verbinding met de
anderen, maar zij waren al ver genoeg gevorderd om hun weg zelf te
vervolgen. Het was toch al bijna tijd het contact te verbreken.
Alleen die twee bleven met elkaar verbonden, de oude man van de
Stam en de jonge vrouw van de Anderen. Hij leidde niet langer, maar
volgde nog steeds haar spoor en zij volgde het zijne. Ze zag warm
land veranderen in ijs dat hoger oprees en het merg nog meer
verkilde dan het ijs van haar eigen tijd. Het was een zowel in
ruimte als in tijd ver van hen verwijderd land, wist ze onbewust,
ver naar het westen, dicht bij een grote zee die vele malen groter
was dan de zee rond hun schiereiland. Ze zag een grot, het thuis
van een van de voorouders van de grote tovenaar, een voorouder die
veel op hem leek. Het was een nevelig beeld, gezien als het werd
over de kloof heen die hun beider rassen scheidde. De grot bevond
zich in een steil oprijzende rots en keek uit over een rivier en
een egale vlakte. Bovenop de klif stond een grote kei scherp
afgetekend tegen de hemel. Het was een langwerpige, enigszins
afgeplatte menhir of zwerfsteen die over de rand hing alsof hij
onder het vallen was blijven steken en op die plaats vastgevroren.
De steen kwam van elders en was van een ander materiaal; een
zwerfkei, door woedende wateren en schuivende aarde voortbewogen
tot hij in wankel evenwicht bleef hangen op de rand van de klif
waarin zich de grot bevond. Het beeld vervaagde maar de herinnering
eraan bleef haar bij. Hen ogenblik lang voelde ze een overstelpende
droefheid. Dan was ze alleen. Mog-ur kon haar niet meer volgen. Ze
vond de weg naar zichzelf terug, en zelfs nog iets verder. In een
snelle flits zag ze weer de grot, en dan een verwarrende
kaleidoscoop van landschappen, niet geordend op de toevallige wijze
van de natuur, maar volgens regelmatige patronen. Doosachtige
bouwsels rezen uit de grond op en lange, stenen linten waarover
vreemde dieren met grote snelheid voortkropen, spreidden zich in
allerlei richtingen uit; enorme vogels vlogen door de lucht zonder
hun vleugels te bewegen. Dan nog meer taferelen, zo vreemd dat ze
ze niet kon bevatten. Alles speelde zich in een oogwenk af. In haar
snelle reis naar het heden was ze iets te ver doorgeschoten, net
éven haar eigen tijd voorbij, tot het punt waar ze zich misschien
weer af zou splitsen. Dan was haar brein helder en stond ze
vanachter een pilaar naar tien in een kring gezeten mannen te
kijken.
De Mog-ur keek haar aan, en in zijn diepbruine oog zag ze de
smart die ze gevoeld had. Hij had in haar brein onuitwisbare nieuwe
paden gebaand, paden waarlangs ze vooruit kon kijken, maar in zijn
eigen brein kon hij geen nieuwe paden banen. Terwijl zij
vooruitkeek, ving hij nog juist een glimp op, niet van de toekomst,
maar van een besef van een toekomst. Een toekomst voor haar, niet
voor hem. Hij begreep niet helemaal wat hij zag, maar wel de
essentie ervan, en sidderde. Abstract denken was voor Creb bijna
onmogelijk. Alleen met de grootste moeite kon hij net tot twintig
tellen. Hij kon niet met getallen werken en had geen
oorspronkelijke invallen. Zijn geest was, zo wist hij, veel
machtiger dan de hare; intelligenter ook misschien. Maar zijn
vermogens waren van een andere soort. Hij kon terugkeren tot zijn
oorsprong, en de hare. Zijn herinneringen waren talrijker en
duidelijker dan die van welk lid van zijn oude Stam ook. Hij kon
zelfs haar zich haar evolutie doen herinneren maar in haar voelde
hij de jeugd, de vitaliteit van een nieuwere vorm. Zij had zich
opnieuw gesplitst, en hij niet. '(ia weg!' Ayla sprong op bij zijn
scherp bevel, verbaasd dat hij zo luid had gesproken. Dan besefte
ze dat hij in het geheel niet gesproken had. Ze had hem gevoeld,
niet gehoord. 'Ga de grot uit! Vlug! Nu!'
ze sprong uit haar schuilplaats en rende weg door de lange
gang. In sommige van de stenen lampjes was de lont van
mosopgebrand; andere sputterden en waren bezig uit te gaan. Maar er
waren er nog genoeg om haar de weg te wijzen. Geen gerucht steeg op
uit De diep in de berg gelegen grotten waarin al de mannen en
jongens nu De droomloze slaap sliepen. Daar waren de toortsen,
sommige ervan ook al bijna uitgedoofd en ten slotte schoot Ayla uit
de grot te voorschijn.
Het was nog donker, maar de nieuwe dag gloorde al zwakjes.
Ayla's brein was helder, er was geen spoor van het krachtige
bedwelmende middel achtergebleven, maar ze was volledig op. Ze zag
overal vrouwen op de grond liggen slapen, hun emoties ontladen en
hun energie uitgeput, en legde zich naast Oeba neer. Ze was nog
steeds naakt, maar merkte al evenmin iets van de ochtendkilte als
de andere naakte, slapende vrouwen. Toen Mog-ur, die langzamer
achter haar aan was gekomen, de ingang van de grot bereikte, lag ze
al in een diepe droomloze slaap verzonken. Hij hobbelde naar haar
toe en keek neer op haar verwarde blonde haar, net zo anders als
Ayla zelf, en een grote zwaarte daalde neer over zijn ziel. Hij had
haar niet moeten laten gaan. Hij had haar voor de mannen moeten
brengen en haar daar en op dat moment ter dood moeten laten
brengen, als straf voor haar vergrijp. Maar wat zou het hebben
uitgehaald? Het zou de catastrofe die haar aanwezigheid over hen
zou doen komen niet afwenden, de ramp die de Stam zou treffen niet
voorkomen. Wat voor nut zou het hebben haar te doden? Ayla was maar
één van haar soort, en zij was degene die hij liefhad.