23

Ayla hield in en liet zich van Whinney's rug glijden. Ze gaf de druipende waterzak aan Jondalar. Hij pakte hem aan en dronk met grote, dorstige teugen. Ze waren ver in de vallei, haast op de steppen, een heel eind van de stroom verwijderd. Om hen heen rimpelde het goudkleurige gras op de wind. Ze hadden gierstkorrels verzameld en wilde rogge. Er stond ook onrijpe dubbele gerst, eenkoorn en emerkoren tussen. Het was heet werk, het eentonige karweitje om met de hand langs de halmen te gaan om de kleine, harde zaden eraf te stropen. De kleine, ronde gierst brak gemakkelijk af, maar zou nog extra gewand moeten worden. De rogge liet zich vrij gemakkelijk dorsen.
Ayla deed het koord van haar mand om haar nek en ging aan het werk. Jondalar volgde even later haar voorbeeld. Een poosje plukten ze naast elkaar de korrels, toen draaide hij zich naar haar om.
'Hoe is het om op een paard te rijden, Ayla?'
'Het is moeilijk uit te leggen,' zei ze. 'Als je hard gaat, is het opwindend. Maar dat is langzaam rijden ook. Het geeft me een
fijn gevoel, op Whinney te rijden.' Ze ging weer verder met haar taak, toen hield ze weer op. 'Zou je het willen proberen?'
'Wat willen proberen?' 'Op Whinney te rijden.'
Hij keek haar aan en probeerde erachter te komen wat ze er werkelijk van vond. Hij wilde nu al een tijdje proberen op het paard te rijden, maar ze leek zo'n persoonlijke band met het dier te hebben dat hij niet wist hoe hij het tactvol moest vragen. 'Ja, dat zou ik wel willen. Maar zal Whinney het goedvinden?' ' Dat weet ik niet.' Ze wierp een blik op de zon om te zien hoe laat het was en hees vervolgens de mand met een zwaai op haar rug.
'We kunnen zien.'
'Nu?' vroeg hij. Ze knikte en krabbelde al wat terug, ik dacht dat jij water zou halen zodat we meer graan konden plukken.' 'Dat is zo. Maar ik vergat het omdat het vlugger gaat als we samen plukken. Ik lette alleen op mijn mand—ik ben er niet aan gewend dat iemand me helpt.'Ze was telkens opnieuw verbaasd dat die man zo handig was. Hij was niet alleen bereidwillig; wat zij kon, kon hij ook of hij leerde het. Hij was nieuwsgierig en had overal belangstelling voor. Hij probeerde vooral graag nieuwe dingen. Ze herkende zichzelf in hem. Ze begreep nu beter hoe vreemd de Stam haar moest hebben gevonden. Toch hadden ze haar opgenomen en geprobeerd haar te doen aanpassen bij hun levensstijl. Ook Jondalar schoof zijn oogstmand op zijn rug en kwam naast haar lopen. 'Voor vandaag heb ik er wel genoeg van. Je hebt al zoveel graan, Ayla en de gerst en het koren zijn nog niet eens rijp. Ik begrijp niet waarom je nog meer wilt hebben.' 'Het is voor Whinney en haar kleintje. Ze zullen ook gras nodig hebben. Whinney graast 's winters buiten, maar als er een dik pak sneeuw ligt, gaan veel paarden dood.' De uitleg was voldoende om alle eventuele bezwaren die hij had kunnen hebben, de kop in te drukken. Ze liepen door het hoge gras terug, genietend van de warme zon op hun blote huid—nu ze er niet meer in werkten. Jondalar droeg alleen zijn lendendoek en zijn huid was even gebronsd als de hare. Ayla was overgestapt op haar korte zomeromslag, dat haar van middel tot dij bedekte. Ze bewaarde er wel haar slinger en gereedschap in. Verder droeg ze alleen de kleine leren buidel om haar hals. Jondalar had zich er meer dan eens op betrapt dat hij bewonderend naar haar stevige, soepele lichaam keek, maar hij deed geen openlijke toenaderingspogingen en die lokte ze ook niet uit. Hij verheugde zich op de rit op het paard en vroeg zich af wat Whinney zou doen. Als het moest kon hij vlug uit haar buurt springen. Afgezien van een lichte kreupelheid was zijn been helemaal gezond en hij dacht dat hij die mettertijd ook wel kwijt zou raken. Ayla had een wonder verricht met de genezing van zijn been, hij had zoveel aan haar te danken. Hij begon langzamerhand aan vertrekken te denken, er was geen reden waarom hij nog zou blijven, maar ze leek geen haast te hebben met zijn vertrek en hij stelde het steeds maar uit. Hij wilde haar helpen zich voor te bereiden op de komende winter, dat was wel het minste wat hij haar verschuldigd was.
En ze moest ook aan de paarden denken. Daar had hij niet bij stilgestaan. 'Het kost een hoop werk om voedsel op te slaan voor de paarden, hè?' 'Niet zoveel,' zei ze.
ik liep net te denken, je zei dat ze ook gras nodig hadden. Zou je niet hele stengels kunnen afsnijden en die mee kunnen nemen naar de grot? Dan zou je in plaats van graan hierin te verzamelen,' hij wees op de oogstmanden, 'de zaden in een mand kunnen schudden. En je zou nog gras voor ze hebben ook.' Ze bleef even staan en fronste het voorhoofd, om over het idee na te denken. 'Misschien… Als de stengels te drogen worden gehangen nadat ze zijn afgesneden, zou je de zaden misschien kunnen losschudden. Sommige beter dan andere. Er is nog koren en gerst… de moeite van het proberen waard.' Een brede glimlach breidde zich over haar gezicht uit. 'Jondalar, ik denk dat het misschien zou gaan!'
Ze was zo oprecht opgewonden dat hij ook moest glimlachen. Zijn goedkeuring jegens haar, het feit dat hij zich tot haar aangetrokken voelde, zijn pure plezier in haar, stonden allemaal duidelijk te lezen in zijn fantastisch verleidelijke ogen. Haar reactie was openhartig en spontaan.
'Jondalar, ik vind het zo fijn als je… tegen me glimlacht, met je mond en met je ogen.'
Hij lachte met zijn onverwachte, onbeteugelde, onstuimige, speelse lach. Ze is zo eerlijk, dacht hij. Ik geloof niet dat ze ooit iets anders is geweest dan volkomen openhartig. Wat is ze toch een zeldzame vrouw.
Ayla werd door zijn uitbarsting verrast. Haar glimlach zwichtte voor zijn aanstekelijke vrolijkheid, zakte grinnikend in elkaar en groeide uit tot een ongeremd gejuich van verrukking. Toen ze zich weer in bedwang hadden, waren ze allebei buiten adem. Ze vervielen in nieuwe stuiptrekkingen, haalden toen diep adem en veegden de tranen uit hun ogen. Geen van tweeën kon zeggen wat er zo verschrikkelijk grappig was geweest, hun gelach had zichzelf gevoed. Maar het was evenzeer een ontlading van spanningen die steeds groter waren geworden, als de vrolijkheid van de situatie.
Toen ze weer verder liepen, sloeg Jondalar een arm om Ayla's middel. Het was een hartelijke reflex op hun gedeelde gelach. Hij voelde haar verstijven en trok zijn arm onmiddellijk weer terug. Hij had zichzelf beloofd dat hij zich niet aan haar zou opdringen, zelfs als ze hem destijds niet had begrepen. Als ze een gelofte had gedaan af te zien van Genot, dan wilde hij zich niet in een positie plaatsen waarin hij haar zou dwingen hem af te wijzen. Hij had erg goed opgepast dat hij haar persoon eerbiedigde.Maar hij had de vrouwelijke geur van haar warme huid geroken en voelde haar gezwollen, zware borsten naast zich. Hij herinnerde zich plotseling hoe lang het geleden was sinds hij met een vrouw had geslapen en de lendendoek deed niets om de blijk van zijn gedachten geheim te houden. Hij wendde zich af in een poging om zijn duidelijk zichtbare zwelling te verbergen, maar hij moest zich heel erg inhouden om haar niet de omslag van het lijf te rukken. Hij nam steeds grotere passen, tot hij haast voor haar uitrende.
'Doni, wat begeer ik die vrouw!' mompelde hij in zichzelf. Tranen rolden uit Ayla's ooghoeken toen ze het hem op een lopen zag zetten. Wat heb ik verkeerd gedaan? Waarom loopt hij voor me weg? Waarom geeft hij mij zijn teken niet? Ik kan zien hoe groot zijn behoefte is, waarom wil hij zich niet met me verlichten? Ben ik dan zo lelijk? Ze voelde zijn arm nog om haar heen en sidderde, zijn mannelijke geur hing nog om haar heen. Ze treuzelde. Ze wilde hem niet onder ogen komen en voelde zich zoals ze zich altijd als klein meisje voelde als ze iets gedaan had waarvan ze wist dat het verkeerd was, alleen wist ze deze keer niet wat het was.
Jondalar had de koele schaduw van het bosje bij de rivier bereikt. Zijn opwinding was zo groot dat hij zich niet meer kon beheersen. Hij was nog maar net achter de struiken verdwenen of zijn zaad gutste eruit en daarna steunde hij trillend met zijn hoofd tegen een boom. Het was een verlichting, meer niet. Maar hij kon de vrouw tenminste weer naderen zonder te proberen haar op de grond te gooien en te verkrachten.
Hij vond een tak om de aarde los te maken en het vocht van zijn Genot te bedekken met de aarde van de Moeder. Zelandoni had hem verteld dat het een verspilling van de Gave van de Moeder was om het te vermorsen, maar het was nodig. Ze zou het terugkrijgen, op de grond gemorst en bedekt. Ze had gelijk, dacht hij. Het was verspilling en het schonk geen genot. Hij liep langs de rivier en zag ertegenop om voor de dag te komen. Hij zag dat ze bij een groot rotsblok stond te wachten, met een arm om het veulen en haar voorhoofd tegen Whinney's hals gedrukt.
Ze zag er zo kwetsbaar uit zoals ze zich aan de dieren vastklampte op zoek naar steun en troost. Hij wist zeker dat hij haar verdriet had gedaan en hij schaamde zich, alsof hij iets laakbaars had gedaan.
'Af en toe staat een mens zo op springen dat hij zijn plas niet kan ophouden,' loog hij met het schaamrood op de kaken. Ayla was verbaasd. Waarom zou hij woorden maken die onwaar waren? Ze wist wat hij had gedaan. Hij had zich verlicht. Een man van de Stam zou nog eerder om de vrouw van de leider hebben gevraagd dan dat hij dit deed. Zelfs zij zou, lelijk als ze was, als hij zijn behoefte niet kon bedwingen, het teken hebben gekregen als er geen andere vrouw in de buurt was. Volwassen mannen deden zoiets niet. Alleen pubers, die lichamelijk volwassen waren, maar hun eerste buit nog niet hadden gemaakt, dachten eraan. Maar Jondalar had liever voor zichzelf gezorgd dan dat hij haar het teken gaf. Erger kon ze niet gekwetst worden, ze was vernederd.
Ze negeerde zijn woorden en vermeed een rechtstreekse blik. 'Als je op Whinney wilt rijden, dan zal ik haar vasthouden terwijl jij op de rots klimt en je been over haar rug slaat. Ik zal Whinney zeggen dat je wilt rijden. Misschien vindt ze het goed.'
Daarom waren ze met plukken opgehouden, herinnerde hij zich. Waar was zijn enthousiasme gebleven? Hoe kon er zoveel veranderen in het korte tijdje dat ze van de ene kant van het veld naar de andere waren gelopen? Om de indruk te wekken dat alles normaal was, klom hij op de stoelvormige holte in het grote rotsblok, terwijl Ayla het paard dichter naar hem toe loodste, maar ook hij vermeed oogcontact.
'Hoe laatje haar de kant opgaan die jij wilt?' vroeg hij.
Ayla moest over de vraag nadenken, ik laat haar niet gaan, ze wil dezelfde kant opgaan als ik.'
'Maar hoe weet ze welke kant jij opwilt?'
'Dat weet ik niet…' Ze wist het inderdaad niet, ze had er niet over nagedacht.
Jondalar besloot dat het hem niets kon schelen. Hij was bereid elke kant op te gaan waar het paard hem mee naar toe zou nemen, als ze al bereid was hem ergens mee naar toe te nemen. Hij legde een hand op haar schoft voor houvast en ging voorzich- lig schrijlings op het paard zitten.
Whinney legde haar oren in haar nek. Ze wist dat het Ayla niet was en de last was zwaarder. Ze miste de druk van Ayla's dijen en benen. Maar Ayla stond vlakbij en hield haar hoofd vast en de man was bekend. De merrie steigerde onzeker, maar kalmeerde na enkele ogenblikken.
'Wat doe ik nu?' vroeg Jondalar, op het kleine paard gezeten.Zijn benen bungelden elk aan een kant naar beneden en hij wist niet goed wat hij met zijn handen moest doen. Ayla gaf het paard de vertrouwde geruststelling van klopjes en sprak haar toen aan in een taal die voor een deel uit gebaren bestond, voor een deel uit afgebeten woorden van de Stam en voor een deel uit Zelandonisch. 'Jondalar zou graag een ritje op je maken, Whinney.'
Haar stem had de aansporende toon van 'naar voren' en haar hand oefende een lichte druk uit, voldoende aanwijzing voor het dier dat zo gevoelig was voor de richtlijnen van de vrouw. Whinney stapte naar voren.
'Als je je vast moet houden, sla dan je armen om haar nek,' ried Ayla aan.
Whinney was eraan gewend iemand op haar rug te dragen. Ze sprong of bokte niet, maar zonder leiding kwam ze aarzelend vooruit. Jondalar boog zich naar voren om haar op de hals te kloppen, al evenzeer om zichzelf gerust te stellen als het paard, maar de beweging kwam wel een beetje overeen met Ayla's aanwijzing om sneller te gaan. De onverwachte ruk naar voren bracht de man ertoe Ayla's raad op te volgen. Hij boog zich naar voren en sloeg zijn armen om haar nek. Voor Whinney was het een teken om haar snelheid op te voeren. Het paard vloog ineens in volle galop dwars het veld over terwijl Jondalar zich uit alle macht aan haar hals vastklampte. Zijn lange haar wapperde achter hem aan. Hij voelde de wind in zijn gezicht en toen hij eindelijk zijn ogen op een kiertje durfde te openen, zag hij de grond met een alarmerende snelheid voorbij flitsen. Het was angstaanjagend—en sensationeel! Hij begreep waarom Ayla niet in staat was geweest het gevoel te omschrijven. Het was alsof je 's winters langs een beijsde heuvel naar beneden gleed, of als die keer toen hij door de grote steur de rivier over werd gesleurd, maar dan opwindender. Zijn oog werd getrokken door een bewegende vlek links van hem. Het bruine veulen rende naast zijn moeder en hield gelijke pas met haar. Hij hoorde een fluitje in de verte, schel en doordringend, en plotseling zwenkte het paard in een scherpe bocht en galoppeerde terug.
'Ga rechtop zitten!' riep Ayla naar Jondalar toen ze naderden. Toen het paard bij de vrouw in de buurt kwam, ging het langzamer lopen en hij profiteerde daarvan door rechtop te gaan zitten. Whinney ging over in draf en bleef naast de steen stilstaan.
Jondalar trilde een beetje toen hij afsteeg, maar zijn ogen fonkelden van opwinding. Ayla klopte de merrie op haar bezwete flanken en volgde haar toen langzamer terwijl Whinney naar het strandje bij de grot klepperde.
'Weetje dat dat veulen haar het hele eind heeft bijgehouden? Wat een renner!'
Uit de manier waarop Jondalar het gebruikte, maakte Ayla op dat er meer achter het woord zat dan de betekenis suggereerde.
'Wat is een renner?' vroeg ze.
'Op de Zomerbijeenkomst zijn er wedstrijden—allerlei—maar de spannendste zijn de hardloopwedstrijden,' legde hij uit. 'De hardlopers worden renners genoemd en het woord is iedereen gaan betekenen die probeert te winnen of een doel nastreeft. Het is een woord van goedkeuring en aanmoediging—lof.' 'Het veulen is een renner, hij rent graag.' Ze liepen zwijgend verder. De stilte werd met iedere stap pijnlijker. 'Waarom zei je me dat ik rechtop moest gaan zitten?' vroeg Jondalar tenslotte, in een poging deze te vullen, ik dacht dat je zei dat je niet wist hoe je Whinney vertelde wat je wilde. Ze hield inderdaad haar pas in toen ik overeind ging zitten.' 'Ik had er nog nooit over nagedacht, maar toen ik jullie zag aankomen, dacht ik plotseling: "ga rechtop zitten." Ik wist eerst niet hoe ik het je moest zeggen, maar toen je langzamer moest gaan, wist ik het gewoon.'
'Dan geef je het paard dus toch tekens. Een of ander soort tekens. Ik vraag me af of het veulen ook tekens zou kunnen leren,' peinsde hij.
Ze kwamen bij de muur die zich tot het water uitstrekte. Ze liepen erom heen en stonden plotseling voor Whinney, die zich in tic modder aan de rand van de stroom rolde. Ze kreunde van verrukking. Naast haar lag het veulen, ook met de benen in de lucht. Jondalar bleef glimlachend naar het schouwspel staan kijken, maar Ayla liep met gebogen hoofd door. Hij haalde haar in toen ze het pad opging.
'Ayla…' Ze draaide zich om en toen wist hij niet wat hij moest zeggen. ik… ik, eh… ik wilde je bedanken.' Dat was nog altijd een woord dat ze moeilijk begreep. Er was bij de Stam geen duidelijk equivalent voor. De leden van iedere groep waren zo afhankelijk van elkaar om te overleven dat wederzijdse bijstand een normale zaak was. Er werd door anderen net zomin dank uitgesproken als door een baby aan de moeder, voor haar verzorging en de moeder verwachtte dat ook niet. Er werd verwacht dat speciale gunsten of geschenken op dezelfde wijze werden beloond, waarbij de waarde niet altijd werd vergeleken.
De leden van de Stam kwamen nog het gemakkelijkst tot een dankbetuiging wanneer het ging om een mindere tegenover een meerdere—gewoonlijk een vrouw tegenover een man—voor een bijzondere gunst. Daarom dacht ze dat Jondalar probeerde te zeggen dat hij dankbaar was omdat hij op Whinney had gereden.
'Jondalar, Whinney stond je toe dat je op haar rug ging zitten. Waarom zou je mij moeten bedanken?'
'Je hebt me geholpen om haar te berijden, Ayla, en bovendien is er zoveel waar ik je voor moet bedanken. Je hebt zoveel voor me gedaan. Je hebt me verzorgd.'
'Zou het veulen Whinney ook bedanken voor de verzorging? Je zat in nood, ik heb je verzorgd. Waarom… "dank je"?' 'Maar je hebt mijn leven gered.'
'Ik ben een vrouw die kan genezen, Jondalar.' Ze probeerde hem uit te leggen dat wanneer iemand een anders leven redt, er een stukje van de levensgeest wordt opgeëist en daarmee de verplichting om diegene in ruil te beschermen; daardoor worden die twee nauwer verwant dan familie. Maar zij was een medicijnvrouw en met het stukje zwart mangaanerts in haar amulet had ze een stukje van ieders geest gekregen. Niemand hoefde haar verder iets te geven. 'Dank je is niet nodig,' zei ze. 'Ik weet dat het niet nodig is. Ik weet dat je een medicijnvrouw bent, maar ik vind het belangrijk dat je weet hoe ik over je denk. Mensen bedanken elkaar voor de hulp. Dat is beleefd, een gewoonte.'
Ze liepen achter elkaar aan het pad op. Ze gaf geen antwoord, maar zijn woorden deden haar denken aan Creb die had geprobeerd uit te leggen dat het onbeleefd was om in een andermans vuurplaats te kijken. Ze had meer moeite gehad met het leren van de gewoonten van de Stam dan met de taal. Jondalar zei dat het onder zijn mensen gebruikelijk was om elkaar te bedanken, uit beleefdheid, maar dat maakte de verwarring nog groter. Waarom wilde hij haar bedanken als hij haar net nog zo'n schande had aangedaan? Wanneer een man van de Stam haar zo minachtte, zou ze voor hem niet meer bestaan. Het werd wel
moeilijk om aan zijn gebruiken te wennen, besefte ze. Maar dat veranderde niets aan het feit dat ze zich vernederd voelde. Hij probeerde door de barrière die plotseling tussen hen was ontstaan, heen te breken en hield haar tegen voor ze de grot binnenging.
'Ayla, het spijt me als ik je op de een of andere manier heb beledigd.'
'Beledigen? Dat woord begrijp ik niet.' ik geloof dat ik je boos heb gemaakt, dat je je ellendig voelt.' 'Niet boos, maar ja, je hebt inderdaad gemaakt dat ik me ellendig voel.'
De bekentenis bracht hem van zijn stuk. 'Het spijt me,' zei hij. 'Spijt. Dat is beleefdheid, hè? Gebruik? Jondalar, wat heb ik aan woorden als "spijt". Het verandert niets, ik voel me er niet minder ellendig door.'
Hij ging met zijn hand door zijn haar. Ze had gelijk. Wat hij ook had gedaan—en hij dacht dat hij wel wist wat het was—spijt hebben hielp niet. En het hielp ook niet dat hij de kwestie uit de weg was gegaan, haar niet eerlijk onder ogen had gezien, uit angst dat hij zich waarschijnlijk bloot zou stellen aan verdere verlegenheid.
Ze ging de grot in, deed haar oogstmand af en pookte het vuur op om een avondmaal te bereiden. Hij volgde haar, zette zijn mand naast de hare en trok een matje naar de vuurplaats om naar haar te kijken.
Ze gebruikte wat gereedschap dat hij haar had gegeven nadat hij het hert in stukken had gesneden. Ze vond het mooi, maar voor sommige karweitjes gebruikte ze liever het mes waar ze aan gewend was. Hij vond dat ze het lompe mes, dat gemaakt was van een plat stuk vuursteen en veel zwaarder was dan zijn messen, net zo gemakkelijk hanteerde als ieder ander omging met de kleinere messen met een heft. Hij vergeleek de messen vanuit het oogpunt van een vuursteenbewerker. Het is niet eens zo belangrijk dat het ene mes gemakkelijker te hanteren is dan het andere, dacht hij. Elk scherp mes wil wel snijden, maar bedenk eens hoeveel meer materiaal je nodig hebt om voor iedereen gereedschap te maken. Alleen al het verzamelen van de stenen kon een probleem worden.
Het werkte Ayla op de zenuwen dat hij daar zo strak naar haar zat te kijken. Tenslotte stond ze op om wat kamille te pakken om thee te maken, in de hoop dat het zijn aandacht af zou leiden en haar wat zou kalmeren. Hij raakte er alleen maar door van doordrongen dat hij het weer had uitgesteld om het probleem onder ogen te zien. Hij raapte zijn moed bij elkaar en besloot tot een directe benadering.
'Je hebt gelijk, Ayla, zeggen dat het me spijt stelt weinig voor, maar ik weet niet wat ik anders moet zeggen. Ik weet niet wat ik heb gedaan waardoor je beledigd bent. Vertel me alsjeblieft, waarom voel je je ellendig?'
Hij zegt zeker weer woorden die niet waar zijn, dacht ze. Hoe kon hij het niet weten? En toch leek hij ermee te zitten. Ze sloeg haar ogen neer. Ze wenste dat hij het niet had gezegd. Het was al erg genoeg een dergelijke vernedering te ondergaan zonder erover te moeten praten. Maar hij had het nu eenmaal gevraagd.
ik voel me naar omdat… omdat ik niet acceptabel ben.' Ze zei het tegen de handen die haar thee vasthielden op haar schoot. 'Hoe bedoel je, dat je niet acceptabel bent? Ik begrijp het niet?'
Waarom stelde hij haar deze vragen? Probeerde hij het nog erger te maken? Ayla keek vlug naar hem op. Hij leunde naar voren en ze las oprechtheid in zijn houding en ogen. 'Geen enkele man van de Stam zou zich ooit zelf van zijn behoefte verlichten als er een acceptabele vrouw in de buurt was.' Ze bloosde bij het noemen van haar eigen te kort schieten en sloeg haar ogen neer. 'Je was vol van je behoefte, maar je rende van me weg. Zou ik me dan niet ellendig moeten voelen als ik onacceptabel voor je ben?'
'Wil je zeggen dat je beledigd bent omdat ik niet…' Hij leunde achterover en keek naar boven. 'Oh, Doni! Hoe kon je zo stom zijn, Jondalar?' vroeg hij aan de grot in het algemeen. Ze keek verrast naar hem op.
ik dacht dat je niet wilde dat ik je lastig viel, Ayla. Ik probeerde je wensen te respecteren. Ik verlangde zo naar je, dat ik het niet kon verdragen, maar elke keer dat ik je aanraakte, verstijfde je. Hoe kon je denken dat een man je niet acceptabel zou vinden?' Een golf van begrip welde in haar op, die de strakke, schrijnende pijn oploste. Hij verlangde naar haar! Hij dacht dat zij niet naar hem verlangde! Het was weer een kwestie van gebruiken, andere gebruiken! 'Jondalar, je hoefde alleen het teken maar te geven. Waarom deed het ertoe wat ik wilde?'
'Natuurlijk doet het ertoe wat jij wilt. Verlang…' plotseling bloosde hij, 'verlang je dan niet naar me?' Er stond aarzeling in zijn ogen te lezen, en angst te worden afgewezen. Ze kende het gevoel. Het verbaasde haar het in een man te zien, maar het smolt ieder restje twijfel weg dat ze misschien nog zou koesteren, en ontlokte een warm en teder gevoel.
ik verlang wel naar je, Jondalar. Ik verlangde al naar je toen ik je voor het eerst zag. Toen je er zo slecht aan toe was dat ik niet zeker wist of je wel in leven zou blijven, keek ik naar je en dan voelde ik… Dan kwam dat gevoel van binnen…' Ze sloeg haar ogen weer neer. Ze had meer gezegd dan haar bedoeling was. Vrouwen van de Stam waren subtieler in hun uitnodigende gebaren.
'En ik denk de hele tijd maar… Wat is dat voor teken waar je het steeds over hebt?'
'Bij de Stam maakt de man het teken als hij een vrouw wil hebben.'
'Laat eens zien.'
Ze maakte het gebaar en bloosde. Het was geen gebaar dat normaal door een vrouw werd gemaakt.
'Dat is alles? Ik doe gewoon zo? En wat doe jij dan?' Hij was met stomheid geslagen toen ze opstond, knielde en de houding aannam.
'Wil je zeggen dat een man dit doet en dat een vrouw dat doet en dat dat alles is? Dan zijn ze klaar?'
'Een man maakt het teken niet als hij niet klaar is. Was jij vandaag soms niet klaar?'
Het was zijn beurt om te blozen. Hij was vergeten hoe klaar hij was geweest en wat hij had gedaan om zich niet aan haar op te dringen. Hij had er toen alles voor over gehad om dit teken te kennen.
'En als een vrouw hem nou niet wil? Of als ze niet klaar is?' 'Als een man het teken maakt, moet de vrouw de houding aannemen.' Ze dacht aan Broud en haar gezicht betrok bij de herinnering aan de pijn en vernedering.
'Altijd, Ayla?' Hij zag de pijn en begreep het niet. 'Zelfs haar eerste keer?' Ze knikte, is het jou zo overkomen? Een of andere man gaf je gewoon het teken?' Ze sloot haar ogen, slikte en knikte weer.
Jondalar was ontsteld en verontwaardigd. 'Wil je zeggen dat je geen Eerste Riten hebt gehad? Niemand die op moest letten dat een man je niet te veel pijn deed? Wat zijn dat voor mensen?Kan de eerste keer voor een jonge vrouw hen dan niets schelen? Laten ze het gewoon aan iedere willekeurige man over om haar te nemen als hij vol is van zijn begeerte? Om zich aan haar te vergrijpen of ze klaar is of niet? Of het pijn doet of niet?' Hij was gaan staan en ijsbeerde boos heen en weer. 'Dat is wreed! Dat is onmenselijk! Hoe kon iemand het toestaan? Hebben ze dan geen enkel mededogen, geven ze dan nergens om?' Zijn uitbarsting was zo onverwacht dat Ayla alleen met wijd- opengesperde ogen zat te staren en toekeek hoe Jondalar zich tot een rechtschapen woede opzweepte. Maar naarmate zijn woorden venijniger werden, begon ze het hoofd te schudden om zijn beweringen tegen te spreken.
'Nee,' verwoordde ze tenslotte wat haar dwarszat. 'Dat is niet waar, Jondalar! Ze geven wel ergens om! Iza heeft me gevonden, ze heeft voor me gezorgd. Ze hebben me opgenomen, me lid van de Stam gemaakt, ook al was ik bij de Anderen geboren. Ze hoefden me niet op te nemen.
Creb begreep niet dat Broud me pijn deed, hij had nooit een gezellin gehad. Op die manier kende hij vrouwen niet. Broud deed het steeds maar omdat hij wist dat ik het afschuwelijk vond, maar hij had er het recht toe. En toen ik zwanger raakte, heeft Iza voor me gezorgd. Ze is zelf ziek geworden omdat ze medicijnen voor me ging zoeken zodat ik mijn kleintje niet zou verliezen. Zonder haar was ik gestorven toen Dure werd geboren. En Brun aanvaardde hem, ook al dacht iedereen dat hij mismaakt was. Maar dat was hij niet. Hij is sterk en gezond…' Ayla maakte haar zin niet af toen ze Jondalar naar haar zag staren. 'Je hebt een zoon? Waar is hij?
Ayla had niet over haar zoon gerept. Zelfs na zo'n lange tijd was het nog pijnlijk om over hem te spreken. Ze wist dat het vragen zou oproepen als ze hem maar noemde, hoewel het uiteindelijk toch ter sprake zou zijn gekomen.
'Ja, ik heb een zoon. Hij woont nog bij de Stam. Ik heb hem aan Oeba gegeven toen Broud me wegstuurde.' 'Je wegstuurde? Waarom zou iemand een moeder van haar kind wegsturen? Wie is die… Broud?'
Hoe kon ze het hem uitleggen? Ze sloot haar ogen even. 'Hij is de leider. Brun was de leider toen ze me vonden. Hij stond Creb toe dat hij me lid van de Stam maakte, maar hij begon oud te worden, dus maakte hij Broud tot leider. Broud heeft altijd een hekel aan me gehad, zelfs al toen ik nog een klein meisje was.' 'Hij is degene die je pijn heeft gedaan, hè?' 'Iza vertelde me over het teken toen ik vrouw werd, maar ze zei dat mannen hun behoeften verlichtten met vrouwen die ze aantrekkelijk vonden. Broud deed het omdat hij een hekel aan me had, omdat het hem een prettig gevoel gaf te weten dat hij me kon dwingen iets te doen dat ik afschuwelijk vond. Maar ik denk dat mijn totem hem ertoe heeft gebracht. De geest van de Holeleeuw wist hoe graag ik een kleintje wilde.' 'Wat heeft die Broud met je kleintje te maken? De Grote Aard- moeder zegent je als Zij dat verkiest. Was jouw zoon van zijn geest?'
'Creb zei dat geesten kleintjes maakten. Hij zei dat een vrouw de totemgeest van een man inslikte. Als die sterk genoeg was, overwon hij de geest van haar totem, nam zijn levenskracht en liet een nieuw leven in haar groeien.'
'Dat is een vreemde opvatting. De Moeder kiest de geest van de man, die zich vermengt met de geest van de vrouw, wanneer Zij een vrouw zegent.'
ik geloof niet dat geesten baby's maken. Geen geesten van totems en ook niet geesten die vermengd worden door jouw Grote Moeder. Ik geloof dat er een nieuw leven begint wanneer het lid van een man stijf is en hij het in een vrouw brengt. Ik geloof dat mannen daarom zo'n sterke behoefte hebben en vrouwen daarom zo naar ze verlangen.'
'Dat kan niet, Ayla. Weet je hoe vaak een man zijn lid in een vrouw kan brengen? Zoveel kinderen zou een vrouw niet kunnen krijgen. Een man brengt een vrouw zo ver met de Gave van Genot van de Moeder; hij opent haar zodat de geesten binnen kunnen komen. Maar de heiligste Gave van het Leven wordt door de Moeder alleen aan vrouwen gegeven. Zij ontvangen de geest, scheppen nieuw leven en worden moeders, net als Zij. Als een man Haar eert, Haar Gaven op prijs stelt en een verbintenis aangaat om voor een vrouw en haar kinderen te zorgen, kan Doni zijn geest kiezen voor de kinderen van zijn vuurplaats.' 'Wat is de Gave van het Genot?'
'Je hebt het Genot zeker nooit gekend?' vroeg hij verbaasd, toen hij aan het idee dacht. 'Geen wonder dat je het niet begreep toen ik… Je bent een vrouw die een kind kreeg zonder ooit de Eerste Riten te hebben gehad. Het moet een hele vreemde Stam zijn geweest. Iedereen die ik op mijn reis heb ontmoet, had gehoord van de Moeder en Haar Gaven. De Gave van het Genot is wanneer een man en een vrouw voelen dat ze elkaar willen hebben en zich aan elkaar geven.'
'Dat is wanneer een man heet is en zich wil verlichten met een vrouw, nietwaar?' zei Ayla. 'Als hij zijn lid er insteekt waar de kleintjes uitkomen. Is dat de Gave van het Genot?' 'Dat is zo, maar het is veel meer.'
'Maar iedereen had mij verteld dat ik nooit een kleintje zou krijgen omdat mijn totem te sterk was. Ze waren allemaal verbaasd. En hij was ook niet mismaakt. Hij leek alleen een beetje op mij en een beetje op hen. Maar pas nadat Broud me iedere keer het teken gaf, raakte ik zwanger. Niemand anders wilde me hebben, ik ben te groot en te lelijk. Zelfs op de Stambijeenkomst was er geen man die me wilde opnemen, hoewel ik Iza's status had toen ze me als haar dochter aanvaardden.'
Iets in haar verhaal begon Jondalar dwars te zitten, knaagde aan hem, maar hij kon er net niet de vinger op leggen. 'Je zei dat de medicijnvrouw je heeft gevonden—hoe heette ze? Iza? Waar heeft ze je gevonden? Waar kwam je vandaan?' 'Dat weet ik niet. Iza zei dat ik bij de Anderen was geboren, andere mensen zoals ik. Zoals jij, Jondalar. Ik herinner me niets van voor de tijd dat ik bij de Stam woonde, ik kan me zelfs het gezicht van mijn moeder niet herinneren. Jij bent de enige man die ik ooit heb gezien, die er net zo uitziet als ik.' Jondalar kreeg een onbehaaglijk gevoel onder in zijn maag onder het luisteren. 'Van een vrouw op de Stambijeenkomst heb ik van een man van de Anderen gehoord. Daardoor was ik bang voor hen, tot ik jou ontmoette. Ze had een kleintje dat zo op Dure leek, dat het wel mijn kleintje had kunnen zijn. Oda wilde een verbintenis regelen tussen haar dochter en mijn zoon. Ze zeiden dat haar kleintje ook mismaakt was, maar ik denk dat die man van de Anderen haar kleintje heeft laten beginnen toen hij haar dwong hem zijn behoefte met haar te laten verlichten.' 'De man dwong haar?'
'En doodde haar eerste dochtertje ook nog. Oda was met nog twee andere vrouwen en zij kwamen met veel, maar ze gaven het teken niet. Toen een van hen haar greep, viel Oda's eerste kleintje en sloeg met haar hoofdje tegen een steen.' Plotseling herinnerde Jondalar zich de bende jongemannen uit een Grot ver naar het westen. Hij wilde de conclusie die hij begon te trekken, verwerpen. Maar als één bende jongemannen het deed, waarom dan niet nog een? 'Ayla, je zegt steeds dat je er anders uitziet dan de Stam. Waarin verschillen ze dan?' 'Ze zijn korter. Daarom was ik zo verbaasd toen ik je rechtop zag. Ik ben altijd de langste geweest van iedereen, de mannen inbegrepen. Daarom wilden ze me niet. Ik ben te lang en te lelijk.'
'En wat nog meer?' Hij wilde het niet vragen, maar hij kon zich niet inhouden. Hij moest het weten.
'Hun ogen zijn bruin. Iza dacht dat er iets mis was met mijn ogen, omdat ze de kleur van de lucht hadden. Dure heeft hun ogen en de… ik weet niet hoe ik het moet zeggen, de grote wenkbrauwen, maar zijn voorhoofd lijkt op het mijne. Hun hoofden zijn platter…'
'Platkoppen!' Hij trok zijn lippen op van walging. 'Goede Moeder, Ayla! Heb je bij die beesten gewoond? Heb je een van hun mannetjes…' Hij rilde. 'Je hebt het leven geschonken aan… aan een gruwel, half mens, half dier!' Hij deinsde terug alsof hij iets smerigs had aangeraakt en sprong overeind. Het was een reactie voortkomend uit redeloze vooroordelen, uit wrede, onnadenkende vooronderstellingen waar nooit aan was getornd. Ayla snapte het eerst niet en keek hem met een niet-begrijpende, gefronste blik aan. Maar zijn gezicht stond vol walging, zoals het hare wanneer zij aan hyena's dacht. Toen kregen zijn woorden betekenis.
Beesten! Hij noemde de mensen van wie zij hield, beesten! Stinkende hyena's! De zachtmoedige, liefderijke Creb, die niettemin ontzag inboezemde en de almachtige heilige man was van de Stam, Creb was een beest! Iza, die haar had gevoed en als een moeder voor haar was geweest, die haar de geneeskunst had geleerd, Iza was een stinkende hyena? En Dure! Haar zoon! 'Hoe bedoel je, beesten?' riep Ayla, ze stond al tegenover hem. Ze had nog nooit eerder haar stem in woede geheven en ze stond verbaasd over de sterkte—en het venijn. 'Creb en Iza beesten? Mijn zoon half mens? Mensen van de Stam zijn niet een soort, afschuwelijke, stinkende hyena's.Zouden beesten een klein meisje oprapen dat gewond was? Zouden ze haar als een van hen aanvaarden? Zouden ze voor haar zorgen? Haar grootbrengen? Waar denk je dat ik voedsel heb leren vinden? Of het heb leren klaarmaken? Waar denk je dat ik heb leren genezen? Zonder die beesten zou ik vandaag de dag niet in leven zijn en jij ook niet, Jondalar! lij zegt dat de mensen van de Stam beesten zijn en de Anderen mensen? Nou, onthoud dit wel: de Stam heeft een kind van de Anderen gered en de Anderen hebben er een van hen gedood. Als ik kon kiezen tussen mens en beest, dan koos ik de stinkende hyena's!'
Ze stormde de grot uit en het pad af en floot toen Whinney.