HOOFDSTUK XXV
TOEN DE GEEST VAN DE WEIDE tegen de kade draaide op het Vasteland, fluisterde het omroepsysteem heel zachtjes 'Good Night, Sweetheart,' een zoet muziekje, een gefluister boven de stem in de bomen, het klotsen van het grote blauwe water en het suizen van de adelaarsvleugel.
Uit de hutten van de vrouwen en de kinderen kwam geen licht. In het Centrale Administratie Gebouw was één enkele rechthoek van licht zichtbaar waarin een slapende klerk was afgetekend.
Toen Paul daarheen liep om de klerk te vragen waar hij Anita kon vinden, flitste er plotseling een lamp aan. Toen zijn pupillen aan het licht waren gewend, keek hij weer naar zijn eigen gezicht weerkaatst in een spiegel onder de spreuk, DE BESTE VROUW VOOR DE BESTE MAN VOOR DE BESTE BAAN IN DE WERELD.
Hij haastte zich er voorbij en hij vroeg zich af hoe vaak Anita hier haar spiegelbeeld onder de spreuk had bewonderd en hoe ze het zou opvatten als ze hoorde dat haar Beste Man maar een gewone man was geworden, zonder een baan.
Hij maakte de klerk wakker die de leidster van de hut waar Anita sliep opbelde.
'Wat is er eigenlijk met jullie aan de hand?' zei de klerk slaperig terwijl hij wachtte tot de leidster de hoorn opnam. 'Jij bent zo ongeveer de tiende die hier vannacht komt. Gewoonlijk beginnen ze pas omstreeks de vierde dag te komen. Nou, wat is er met die leidster aan de hand? De telefoon staat vlak naast haar bed.' Hij keek naar de klok. 'Weet je wel hoe laat het is? Je hebt geeneens tijd genoeg om vijf cent te verpraten. De laatste boot terug naar het eiland gaat over drie minuten.'
'Blijf bellen. Ik ga niet terug.'
'Als je hier de nacht wilt doorbrengen moet je dat niet tegen mij vertellen. Er zijn ongeveer zevenentwintig regels die dat verbieden.'
Paul gaf hem een tientje. 'Blijf bellen.'
'Daarvoor kan je een week onzichtbaar blijven. Wat heb je het liefst. Blondjes, brunettes of rooien? Aha. Ze heeft opgenomen. Waar zat je voor de donder?' vroeg hij de leidster. 'Heb je een zekere mevrouw Paul Proteus daar?' Hij knikte. 'Uh-uh-huh-uh. Goed. Leg even een briefje op haar bed. Bedankt.' Hij draaide zich naar Paul. 'Ze is weg, Doctor.'
'Weg?'
'Misschien wel wandelen in het maanlicht. De leidster zegt dat ze gek op wandelen is.'
Dat Anita gek op wandelen was, was nieuw voor Paul. Als ze naar het huis tegenover het hunne moest ging ze nog met de auto en ze loochende alle dogma's van lichaamscultuur door jong en slank te blijven terwijl ze at als een wolf en ze als een prinses haar krachten spaarde. Als ze vingernagels van vijftien centimeter lang had en als haar voeten aan elkaar waren gebonden, zou ze daar niet de minste hinder van hebben.
Paul liet zich in een rieten stoel vallen in de koele blauwe schaduwen van het Administratie Gebouw en hij legde zijn voeten op de leuning van ontvelde boomstammetjes. Nu gingen de lichten langs de paden aan en uit, een zwijgend sein, om te waarschuwen dat de laatste boot op het punt stond te vertrekken.
Er klonk gelach en snelle voetstappen in het grint en toen rende uit het bos een paartje naar de kade. Omdat ze persé hun armen om elkaar heen wilden houden zag dat eruit als een wedstrijd zakkenlopen. Paul ergerde zich daaraan. Het was pijnlijk om een onhandig opgevoerde paringsrite te zien terwijl hij uit zijn lange ervaring met de bekwame Anita wist hoezeer het op een dans kon lijken als je het goed deed.
Daar - ze liet hem al langzamer lopen en dat was al een beter gezicht zoals ze daar tussen de bomen liepen, afgetekend tegen de maan. Paul was ervan overtuigd geweest dat de afscheidskus een lelijke geschiedenis zou worden, maar, dankzij haar bleven ze staan en namen ze de tijd en de houding ervoor aan om het goed te doen. Prima.
Paul keek naar hen terwijl hij zich steeds meer ging identificeren met de man. Paul had altijd al stiekem genoten van de hoogtepunten van anderen en op dit moment had hij een enorme honger naar dit soort hoogtepunt. Nu zijn oude leven voorbij was, en zijn nieuwe leven, wat dat ook mocht worden, nog niet was begonnen, hunkerde hij verschrikkelijk naar liefde - Anita's liefde, levendige fantasie liefde, vicarische liefde - alle soorten liefde, wat er maar onmiddellijk voorhanden was.
Nu kwam ze langzaam terug, bedachtzaam en tevreden. Geweldig.
De lampen van de booby-trap spiegel flitsten aan. De vrouw streek haar broek glad over haar heupen en stopte een haarlok weg. Ze bleef lang voor de spiegel staan terwijl ze nu eens deze kant, dan weer die kant op draaide, kennelijk tevreden, en niet zonder reden, over de vorm van haar borsten die ze heel slim had verstopt onder strak groen katoen, waarop het woord 'Aanvoerder' op en neer kronkelde.
'Anita!'
Ze sprong op en kruiste snel haar armen voor haar borst in een beschermend gebaar. Langzaam liet ze haar armen weer zakken en ze stond rechtop; een vrouw die niets te verbergen had en Shepherds hemd het minst van alles. 'Hallo, Paul.' Ze liep statig en koud naar de veranda waar hij zat en ging naast hem zitten. 'Nou?'
Toen hij niets zei, wist ze niet meer wat ze moest doen en plukte ze zenuwachtig aan de bast van de leuning van stammetjes; ze trok er kleine stukjes af en gooide die naar buiten de zomernacht in. 'Begin maar,' zei ze eindelijk.
'Ik beginnen?' zei Paul.
'Vind je niet dat enige uitleg op zijn plaats is?'
'Zeer zeker.'
'Je bent toch ontslagen, nietwaar?'
'Ja, maar niet omdat ik een van de Tien Geboden heb gebroken.'
'Is het in jouw boek overspel als ik het hemd van een andere man draag?' Kennelijk was ze van binnen doodsbang. Paul was opgetogen. Hij was er nu van overtuigd dat hij haar kon overhalen met hem mee te gaan. Het was ondenkbaar dat ze de vervelende, zeurpieterige, twistzieke Shepherd voor iets anders gebruikte dan een loze bedreiging, maar deze schijn van kwaad kon hij nu tot zijn voordeel gebruiken. 'Zou je niet zeggen dat het hemd symptomatisch is en dat het verband houdt met neuken in het kreupelhout?' zei hij.
'Als je bedoelt of ik van hem hou, is het antwoord ja.'
Paul lachte zachtjes.
'Ik ben blij dat je het zo goed opneemt,' zei ze preuts. 'En dat bewijst ook wel wat ik allang vermoedde, denk ik.'
'En dat was -'
Plotseling begon ze te huilen. 'Dat je me verdomme toch niet nodig had! Finnerty had gelijk,' snikte ze. 'Wat jij nodig hebt is iets van roestvrij staal in de vorm van een vrouw, met een laag schuimrubber en opgewarmd tot lichaamstemperatuur.'
Nu was het Pauls beurt om verbaasd te zijn. 'Anita - lieverd, luister.'
'En je zou het nog aan iedereen uitlenen ook als je het toevallig niet nodig had.'
'Wel verdomme, ik -'
'Ik heb er genoeg van om als een machine behandeld te worden! Jij praat maar over de dingen die de werktuigkundigen en de directeuren alle andere arme, domme mensen hebben aangedaan. Kijk nou maar eens wat een werktuigkundige en directeur mij heeft aangedaan!'
'In godsnaam, lieveling, ik -'
'Jij praat erover hoe verkeerd het is als knappe mensen de baas spelen over mensen die niet zo knap zijn en dan loop je in huis met je geweldige I.Q. te showen alsof je met een spandoek loopt. Nou, goed dan, ik ben stom.'
'Nee dat ben je niet, engel. Luister, ik -'
'Saboteur!'
Paul liet zich achterover vallen in zijn stoel en schudde zijn hoofd alsof hij een slag ontweek. 'In 's hemelsnaam, wil je naar me luisteren?' smeekte hij.
'Ga je gang.' Ze was de situatie weer helemaal meester.
'Lieverd, misschien is het wel waar wat je zegt. Ik weet het niet. Maar alsjeblieft, lieveling, vrouw, ik heb je nu nodig zoals ik nog nooit iemand nodig heb gehad in mijn hele leven.'
'Dat is in tien minuten geregeld. Aan de buitenkant,' voegde ze er smalend aan toe.
'In rijkdom, in armoede, in gezondheid en in ziekte,' zei Paul. 'Herinner je je dat, Anita? Herinner je je dat?'
'Je bent nog steeds rijk en je bent niet ziek.' Ze keek even bezorgd naar hem. 'Je bent toch niet ziek, hè?'
'Mijn hart is ziek.'
'Daar wen je wel aan. Heb ik ook gedaan.'
'Het spijt me, Anita - ik wist niet dat het zo erg was. Nu zie ik dat dat waarschijnlijk wel zo was.'
'De volgende keer trouw ik uit liefde.'
'Shepherd?'
'Hij heeft me nodig, hij respecteert me en hij gelooft in de dingen waar ik ook in geloof.'
'Ik hoop dat je erg gelukkig zult zijn,' zei Paul terwijl hij opstond.
Haar lippen trilden en ze begon weer te huilen. 'Paul, Paul, Paul.'
'Hmmmmm?'
'Ik vind je erg aardig. Vergeet dat nooit.'
'En ik vind jou aardig, Anita.'
'Doctor Proteus,' riep de klerk door het raam.
'Ja?'
'Doctor Kroner belde en hij zei dat we u vannacht nog naar het station moesten brengen. De jeep wacht aan de andere kant van het gebouw. We hebben nog een half uur om de trein van 12.52 te halen.'
'Kom eraan.'
'Geef me een zoen,' zei Anita.
Het was een geweldige zoen, en in het sentimentele moment erna, besefte Paul dat ze helemaal niets te winnen had bij deze zoen, dat ze het, van alle dingen, uit de goedheid van haar hart had gedaan.
'Ga met me mee, Anita,' fluisterde hij.
'Ik ben niet zo dom als jij wel denkt.' Ze duwde hem stevig weg. 'Vaarwel.'