HOOFDSTUK XXVIII
'IN BLAUW CAYUGA'S,' snerpten de jonge stemmen in de herfstavond -
'heuvels en dalen,
Overal kent men de roem van Cornell -'
Doctor Harold Roseberry, O-002, legde twee documenten naast elkaar op het grote, naakte, gladde rozenhouten blad van zijn bureau. Het bureau dat groot genoeg was om er een helikopter op te laten landen was een geschenk van de oud-leerlingen van Cornell en dat kon je zien op een zilveren plaatje in de hoek. De redenen voor de overdadige gift waren bovenop het bureau ingelegd in duur hout: de doelpunten die de Grote Roden de laatste vijf seizoenen hadden gescoord. Het waarom en het hoe van dit voorwerp zou tenminste geen problemen opwerpen voor de archeologen van de toekomst.
'Van Oost naar West klinken roemrijke verhalen,' riepen de jonge stemmen, en Doctor Roseberry vond het verdomd moeilijk om zich op de twee papieren voor zich te concentreren: een memo van de directeur van de afdeling Kunsten en Wetenschappen, een vreemde, antieke man in een vreemd, antiek deel van de universiteit; en een vijf jaar oude brief van een nijdige oud-leerling die bezwaar maakte tegen het gedrag van de ploeg buiten het speelveld. In de memo van de directeur stond dat een zekere meneer Ewing J. Halyard in de stad was om de Sjah van Bratpuhr de universiteit te laten zien en terloops zou hij nog een zeventien jaar oude leemte in zijn lichamelijke opvoeding goed moeten maken. De memo vroeg Doctor Roseberry iemand van zijn staf aan te wijzen die Halyard de volgende morgen de test kon afnemen.
'Cornell overwinnaar!
Altijd kampioe - oen!'
kwamen de stemmen.
Doctor Roseberry was geneigd ironisch te lachen om de laatste regel. 'Inderdaad, vorig jaar kampioen en de vier jaar daarvoor,' mompelde hij in zijn nadrukkelijke eenzaamheid. Maar nu kwam er een jaar dat er wel eens niet zo best zou kunnen uitzien in rozenhout. 'Morgen en morgen en morgen,' zei hij vermoeid. Iedere trainer in de Ivy League was erop uit om hem weer een O-003 te maken, en als hij twee keer zou verliezen was dat gebeurd. Yale en Penn hadden zich volgekocht. Yale had een contract gebroken om de hele achterhoede van Texas A & M te kunnen kopen en Penn had Breslaw gekocht van Wisconsin voor $43.000,-
Roseberry kreunde. 'Hoe lang denken ze verdomme wel dat iemand kan blijven voetballen?' wilde hij weten. Zes jaar geleden had Cornell hem gekocht van de Wabash Universiteit en toen hadden ze hem om een lijst gevraagd met zijn droomploeg erop. Toen hadden ze die godverdomme ook nog voor hem gekocht.
'Maar wat denken ze verdomme wel dat ze hebben gekocht?' vroeg hij zich af. 'Iets van staal en beton? Moet zeker nog een mensenleven meegaan ook?' Daarna hadden ze zelfs geen ballenjongen meer voor hem gekocht, en de gemiddelde leeftijd van de Grote Roden was nu om en nabij de een-en-dertig.
Boven de golven van Cayuga,
Bij het blauwe water,
Staat onze eed'le Alma Mater,
Prachtig om te zien -'
kwamen de stemmen.
'Natuurlijk is het prachtig,' zei Doctor Roseberry. 'Maar wie zou dat verdomme betaald hebben?' In de eerste twee jaar had het voetbalelftal zichzelf betaald. De volgende drie jaar had het betaald voor een nieuw scheikundegebouw, een elektriciteitslaboratorium, een nieuw administratiegebouw voor de afdeling Landbouwkunde, en drie nieuwe leerstoelen: Filosofie van de creatieve Werktuigkunde, Geschiedenis van de Creatieve Werktuigkunde, en Creatieve Werktuigkunde en de Consument.
Het werd niet van Roseberry verwacht dat hij enige aandacht schonk aan de academische kant van de universiteit, maar niettemin had hij al deze prachtige verbeteringen, die waren aangebracht sinds hij en zijn voetbalploeg boven de golven van Cayuga waren verschenen, nauwkeurig bijgehouden. Omdat hij een slecht seizoen verwachtte, was hij in zijn hoofd al bezig met een polemische brief aan de oud-leerlingen, waarin de uitbreidingen van de universiteit prachtig te pas zouden komen. De eerste regel na de kop, 'Sportvrienden', had hij al uitgewerkt en hij zag hem al voor zich in hoofdletters:
'MOET DE VOETBAL-ZAAK VAN CORNELL ZAKELIJK WORDEN GELEID, OF MOETEN DE GROTE RODEN WIT WORDEN VAN ELLENDE?'
En toen schoot hem opeens de volgende zin te binnen:
'IN DE AFGELOPEN VIJF JAAR IS ER NIET EEN CENT IN DE ZAAK GEÏNVESTEERD, IS ER NIET EEN CENT WEGGELEGD VOOR SLECHTERE TIJDEN!'
Hij zag nu in dat de hele brief in hoofdletters moest. De toestand riep om een brief met kracht erachter.
De telefoon rinkelde.
'Doctor Roseberry hier.'
'Buck Young, Doc. Er ligt hier een briefje of ik u even terug wilde bellen.' De schorre, jonge stem klonk een beetje zenuwachtig, net als Roseberry had gehoopt. Hij stelde zich voor dat Buck al een paar minuten met het briefje in zijn hand bij de telefoon had gezeten voor hij had gebeld. Nu Buck eenmaal de eerste stap had gezet, zei Roseberry bij zichzelf, zou hij de volgende ook wel doen.
'Ja, ja,' zei Roseberry terwijl hij innemend lachte. 'Hoe gaat het met je, Bucky, jongen?'
'Prima. Wat had u in uw hoofd?'
'Misschien moet ik vragen wat jij in je hoofd hebt?'
'Thermodynamica. Sterkteleer. Fluid flow. Differentiaalrekening.'
'Aaaaah,' zei Roseberry, 'waarom ontspan je niet even en ga je even een biertje met me drinken in The Dutch? Als je hoort wat ik voor nieuws heb, krijg je misschien wel wat anders aan je hoofd.'
'Hoi, hoi, hoi, daar zijn we weer
Voor Rood-met-Wit hoera -'
zongen de stemmen en Doctor Roseberry wachtte ongeduldig tot het kabaal was afgelopen. Als ze dan absoluut een voetbaltoernooi moesten hebben, wilde hij dat ze het ergens anders zouden houden waar ze hem en zijn ploeg niet zouden lastigvallen. Dat was nog zoiets: Cornell was zo armoedig, ze huisvestten de atleten in de universiteit in plaats van in een apart gebouw waar ze geen last zouden hebben van het lawaai van de studenten. 'Wacht tot ze hun kop houden, Bucky jongen, en ik weer kan horen wat ik zeg.'
'Hoi, hoi, hoi, daar zijn we weer
Hoera voor Rood-met-Wit!'
Als Cornell niet gauw vooruitstrevend werd, zei Roseberry bij zichzelf, konden ze een andere trainer gaan zoeken. In Tennessee - daar waren ze tenminste vooruitstrevend. Zij hadden hun ploeg in Miami Beach; geen wonder dat Milankowitz daarheen ging voor $35.000, nadat hij het aanbod van Chicago van $40.000,- had afgewezen. 'Goed, Buck, ik kan weer wat horen. Heb je zin om me over een kwartiertje in The Dutch te ontmoeten voor een paar drankjes?'
De stem klonk zacht en onwillig. 'Een half uurtje maar.'
Doctor Roseberry klom in zijn zwarte sportwagen op de voetballersparkeerplaats en reed naar de Delta Upsilon studentenflat waar hij Buck Young voor het eerst had zien spelen in een wedstrijd tussen twee flats. Daar had Young voor Delta Upsilon dingen voor niets gedaan waarvoor elke universiteit in het land $50.000,- per jaar nog te weinig zou vinden.
Dat was in de vorige herfst en D.U. had het kampioenschap behaald met 450 punten tegenover de zes van hun tegenstanders. Young had 390 van de punten gescoord en hij had voorzetten gegeven voor nog eens 54 punten en de rest van de punten was voor rekening van ene George Ward, wiens naam zich, samen met de rest van de gegevens, in Roseberry's geheugen had gegrift.
Maar toen Roseberry hem benaderde zei Young vastbesloten dat hij voor zijn lol voetbalde en dat hij werktuigkundige wilde worden. Een jaar geleden, toen de Grote Roden nog verreweg de beste ploeg in het Oosten was en toen de oud-leerlingen van Yale en Penn hun centen nog bij elkaar moesten brengen, kon Roseberry het zich veroorloven te lachen om Youngs voorkeur voor een loopbaan als werktuigkundige. Nu was er niets om te lachen, en Roseberry zag Young als zijn enige kans om O-002 te blijven onder de slechte economische toestanden van het voetbal op Cornell. Hij zou een paar overjarige buitenspelers aan Harvard verkopen, die toch alles kochten als het maar goedkoop was, en dan zou hij de opbrengst gebruiken om de diensten van Young te kopen ver onder hun marktwaarde.
The Dutch met een lambrizering die donkerbruin was door de vochtige adem van generaties van jonge alcoholisten, was vol en lawaaierig en bijna iedereen had het drankje in de hand dat dat seizoen in was, benedictine met Pluto water en een beetje pepermunt.
Toen Doctor Roseberry binnenkwam werd hij toegejuicht en toegedronken door de kinderen. Hij grijnsde, bloosde keurig en vroeg zich van binnen af, 'Wat hebben die baby werktuigkundigen verdomme in godsnaam met mij te maken?' Hij worstelde zich door de menigte, die hem om duistere redenen in zijn midden wilde hebben, naar een donkere nis in de hoek waar Purdy en McCloud, de buitenspelers die hij aan Harvard wilde verkopen, met het ene glas bier zaten dat ze in de trainingstijd mochten drinken. Ze zaten rustig, maar somber te praten en toen Doctor Roseberry naderde keken ze wel op, maar ze lachten niet.
'Avond, jongens,' zei Doctor Roseberry terwijl hij op het smalle randje ging zitten dat niet door McClouds achterwerk in beslag werd genomen en onderwijl de deur in de gaten hield waardoor Buck Young binnen moest komen.
Ze knikten en gingen verder met hun gesprek. 'Geen enkele reden,' zei McCloud, 'waarom iemand geen universiteitsvoetbal kan spelen tot zijn veertigste, als hij maar goed op zichzelf past.' McCloud was zesendertig.
'Tuurlijk,' zei Purdy ernstig, 'een oudere man krijgt een zekere rijpheid die je bij de jongeren niet vindt.' Purdy was zevenendertig.
'Kijk maar naar Moskowitz,' zei McCloud. 'Ja. Drieënveertig en nog steeds best. Geen reden waarom hij niet zou blijven meedraaien tot zijn vijftigste. Geen enkele reden waarom we dat niet allemaal zouden doen.'
'Wedden dat ik als ik naar de Krakers en de Brekers ga dat ik dan een Ivy League kampioensploeg kan samenstellen uit jongens van over de veertig die zogenaamd zijn uitgespeeld.'
'Planck,' zei Purdy. 'Poznitsky.'
'McCarren,' zei McCloud, 'Mirro, Mellon. Is dat niet zo, Doc?' vroeg McCloud terloops aan Roseberry.
'Ja, ik denk het wel. Ik hoop het. Beter van wel. Met zo'n soort ploeg moet ik ook werken.'
'Hm,' zei McCloud. Hij staarde in zijn glas, dronk het in één teug leeg en keek klaaglijk naar Roseberry. 'Is het goed als ik vanavond nog een pilsje drink?'
'Welja - waarom verdomme ook niet?' zei Roseberry. 'Je krijgt het zelfs van me.'
McCloud en Purdy keken ongerust en bij nader inzien vonden ze het alletwee toch beter om goed in conditie te blijven voor het belangrijke seizoen dat voor hen lag.
Roseberry gaf geen commentaar op dit domme spelletje.
'Daar kan je beter niet teveel van drinken,' zei een slimme student terwijl hij naar de bierflesjes wees. 'Niet als Cornell de baas moet blijven in de Ivy League, dan kunnen jullie dat beter niet doen jongens.'
Purdy staarde woest naar hem en de jongen verdween weer in de massa. 'De ene seconde vragen ze je zo hard te spelen dat je alletwee je armen en benen breekt zodat zij kunnen opscheppen over dat keiharde Cornell. En de volgende seconde moet je verdomme leven als een missionaris,' zei Purdy bitter.
'Net als in het Leger,' zei McCloud.
Dat onderwerp herinnerde Doctor Roseberry aan de brief en de memo die hij had zitten lezen in zijn kantoor en hij betastte zijn borstzak om zich ervan te verzekeren dat hij ze nog had.
'Net als in het Leger,' zei Purdy, 'alleen zonder pensioen.'
'Ja, je geeft de beste jaren van je leven aan een of andere universiteit en wat krijg je goddomme als je niet meer kan? Een schop naar de Krakers en de Brekers. Sodemieter jij maar op, vriend.'
'Kijk maar naar Kisco,' zei Purdy.
'Gestorven voor dat goeie ouwe Rutgers en wat heeft zijn weduwe?'
'Niks! Helemaal niks behalve een R van badstof die ze als w.c.mat kan gebruiken en een weduwepensioen van de regering.'
'Had hij maar moeten sparen,' zei Doctor Roseberry ongeduldig. 'Hij verdiende meer dan de rector van de universiteit. Hoe kwam het dan dat hij zo arm was. Wie zijn schuld was dat?'
Purdy en McCloud keken naar hun grote handen en schoven heen en weer. In hun beste jaren hadden ze allebei evenveel verdiend als wijlen Buddy Kisco die inderdaad voor Rutgers was gestorven. Maar ze waren allebei even platzak - altijd platzak, doordat ze geweldige landhuizen bouwden in de Cayuga Bergen, doordat ze ieder halfjaar een nieuwe auto kochten, doordat ze zich erg duur kleedden...
'Dat is het juist,' zei McCloud klaaglijk. 'Een atleet moet de schijn ophouden. Natuurlijk denken de mensen dat een atleet veel verdient, en op papier is dat ook wel zo. Maar de mensen denken er nooit bij na dat hij altijd een dure schijn moet ophouden.'
Purdy leunde opgewonden naar voren. 'En voor wie?' vroeg hij retorisch. 'Voor de atleet?'
'Voor Cornell!' zei McCloud.
'Precies!' zei Purdy terwijl hij zich tevreden achterover liet zakken.
Buck Young, lang, breed en verlegen verscheen in de deuropening en keek de kamer rond. Doctor Roseberry stond op, zwaaide en liet Purdy en McCloud achter en liep naar hem toe.
'Bucky, jongen!'
'Doc.' Buck scheen zich een beetje te schamen om met de trainer gezien te worden en hij keek hoopvol naar een lege nis. Hij gedroeg zich alsof hij een afspraak had met een handelaar in verdovende middelen en, bedacht Doctor Roseberry vrolijk, op een bepaalde manier was dat ook zo.
'Buck, ik ga niet veel zeggen, want er is weinig tijd. Dit aanbod zal niet lang openstaan. Misschien is het morgen wel afgelopen. Dat ligt helemaal aan de oud-leerlingen,' loog hij.
'Uh-huh,' zei Buck.
'Ik ben bereid je dertigduizend te bieden, Buck, zeshonderd in de week, het hele jaar door, met ingang van morgen. Wat vind je daarvan?'
Youngs adamsappel ging op en neer. Hij schraapte zijn keel. 'Iedere week?' vroeg hij flauwtjes.
'Zoveel ben je waard, jongen. Verkoop je niet te goedkoop.'
'En kan ik dan ook studeren? Geeft u me vrij voor colleges en voor studie?'
Roseberry fronste zijn wenkbrauwen. 'Nou - daar zijn erge strenge regels voor. Je kan niet en voetballen en naar school gaan. Dat hebben ze al eens geprobeerd en je weet wat voor een troep dat werd.'
Buck haalde zijn korte vingers door zijn haar. 'Gossie, ik weet het niet. Dat is een hele hoop geld, maar mijn familie zou verschrikkelijk verrast en teleurgesteld zijn. Ik bedoel -' 'Ik vraag het niet voor mezelf, Buck! Denk aan je schoolkameraden. Je wilt toch niet dat ze dit jaar verliezen?'
'Nee,' mompelde hij. 'Vijf-en-dertig rond, Buck.'
'Jezus, ik -'
'Ik heb ieder woord gehoord van wat jullie hebben gezegd,' zei een roodharige jongeman met dikke tong. Hij dronk geen benedictine met Pluto water maar hij morste een scheut whisky met water op de tafel toen hij ongevraagd naast Buck ging zitten tegenover Doctor Roseberry. Onder de open hals van zijn overhemd was duidelijk een rood T-shirt van de Weide te zien. 'Alles gehoord,' zei hij en hij legde ernstig zijn hand op Bucks schouder. 'Hier sta je op een kruispunt mijn jongen. Jij hebt geluk. Er zijn niet veel kruispunten meer over voor de mensen. Niets anders dan éénrichtingverkeer straten met steile wanden aan alle twee kanten.'
'Wie ben je verdomme eigenlijk?' zei Doctor Roseberry geërgerd.
'Doctor, Doctor, denk erom, Edmund L. Harrison van de Ithaca Fabriek. Noem me Ed of betaal me vijf dollar.'
'Laten we bij deze zuiplap vandaan gaan,' zei Doctor Roseberry.
Harrison sloeg met zijn vuist op tafel. 'Luister naar me!' Hij sprak tegen Buck die hij de weg versperde. 'De verheven Doctor Roseberry vertegenwoordigt de ene weg, en ik de andere. Ik ben jou over vijf jaar, als je de weg die je hebt ingeslagen blijft volgen.'
Zijn ogen waren half dicht en net als zoveel goedaardige dronkaards stond hij op het punt in tranen uit te barsten, zo graag wilde hij anderen helpen en liefhebben. 'Als je goed bent,' zei hij, 'en als je je verstand gebruikt, zal je minder pijn hebben van een gebroken bekken op het veld dan van een leven van werktuigkundige en directeurtje spelen. Geloof me, in dat leven sterven de bedachtzamen, de gevoeligen, degenen die het belachelijke kunnen herkennen, duizend doden.'
Doctor Roseberry leunde achterover en vouwde zijn handen over zijn platte, harde buik. Als hij eraan had gedacht, zou hij een beroepsacteur hebben gehuurd om hetzelfde te doen wat Doctor Harrison nu voor niets deed. 'Wat bedoelt u?' vroeg hij behulpzaam.
'De beste man die ik kende op de Weide -'
'De Weide?' zei Buck vol ontzag.
'De Weide,' zei Harrison, 'waar de mannen die voorop lopen in de optocht van de beschaving in besloten kring laten zien dat ze eigenlijk tien jaar oud zijn, dat ze er niet het flauwste idee van hebben wat ze de wereld aandoen.'
'Ze openen nieuwe deuren voor de beschaving!' zei Buck opgewonden, geschokt door de harde, bijna saboterende manier van praten, die hij nu als een goed burger bestreed. Hij had die galmende zin over open deuren opgepikt in een oriëntatie cursus voor beginners, waar Doctor Kroner de indrukwekkende belangrijke gastspreker was.
'Ze gooien de deuren dicht vlak voor iedereens neus,' zei Harrison. 'Dat doen ze.'
'Zachtjes,' waarschuwde Doctor Roseberry.
'Het kan me niks schelen,' zei Harrison schel, 'niet na wat ze uitgehaald hebben met de enige volwassene daar. Ze hebben Proteus ontslagen, dat hebben ze gedaan.'
'Proteus is al jaren dood,' zei Buck die ervan overtuigd was dat Harrison niet echt was.
'Zijn zoon, zijn zoon Paul,' zei Harrison. 'Laat me dus zeggen, jongen, ga het veld maar op en verdien daar je brood met bloed, zweet en kracht. Dan krijg je eer en roem - een beetje in ieder geval - en dan zal je nooit jezelf haten. Maar blijf in godsnaam bij de kop van de beschaving vandaan, waar je een nekschot krijgt als je geen brok in je keel kan krijgen vanwege een hoop fabrieken.' Hij probeerde op te staan, viel een keer en slaagde er de tweede keer in. 'En nu, vaarwel.'
'Waar ga je heen?' zei Doctor Roseberry. 'Blijf nog even, blijf nog even.'
'Waarheen? Eerst naar de Ithaca fabriek om dat deel waar ik verantwoordelijk voor ben af te sluiten en dan naar een eiland of misschien een hut in de noordelijke wouden of een keet in de Everglademoerassen.'
'En wat ga je daar dan doen?' zei Buck verbijsterd.
'Doen?' zei Harrison. 'Doen? Dat is het nou juist, jongen. Alle deuren zijn gesloten. Er blijft niets anders over dan een passende baarmoeder te vinden en daar in te kruipen. En een waar geen machines aan te pas komen, zou me bijzonder goed schikken.'
'Wat heb je tegen machines?' zei Buck.
'Het zijn slaven.'
'Nou, wat zou dat,' zei Buck. 'Ik bedoel, het zijn geen mensen. Ze hebben er geen last van. Ze vinden het niet erg om te werken.'
'Nee. Maar ze beconcurreren de mensen.'
'Dat is toch juist goed - als je in aanmerking neemt hoe slecht de mensen de meeste dingen doen?'
'Iedereen die wedijvert met slaven wordt zelf een slaaf,' zei Harrison moeizaam en toen ging hij weg.
Een donkere man die eruit zag als een student, maar die veel ouder leek, zette zijn glas benedictine met Pluto water onaangeroerd op de bar, bestudeerde de gezichten van Roseberry en Young alsof hij ze uit zijn hoofd leerde en ging toen achter Harrison aan naar buiten.
'Laten we naar de conversatiezaal gaan, daar kunnen we praten,' zei Roseberry toen het gezang weer begon.
'Hoi, hoi, hoi, daar zijn we weer,' riepen de jonge stemmen en Young en Roseberry verhuisden naar de conversatiezaal.
'Nou?' zei Doctor Roseberry.
'Ik-'
'Doctor Roseberry, neem ik aan?'
Roseberry keek op naar de indringer, een heer met een zandkleurige snor in een paars overhemd met bijpassende pochet en een gekleurd vest dat vrolijk afstak bij zijn donkere pak.
'Ja?'
'Mijn naam is Halyard, E.J. van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. En deze heren hier zijn de Sjah van Bratpuhr en zijn tolk Khashdrahr Miasma. We zouden juist op weg gaan naar het huis van de rector toen ik u toevallig zag.'
'Aangenaam,' zei Doctor Roseberry.
'Brahous, brahouna, bouna saki,' zei de Sjah met een kleine buiging.
Halyard lachte zenuwachtig. 'Wij hebben geloof ik morgen een kleinigheidje hè?'
'O,' zei Roseberry, 'bent u degene voor het eindexamen lich. opv?'
'Ja, ja, inderdaad. Heb al twee weken niet gerookt. Duurt het lang?'
'Nee, dat denk ik niet. Vijftien minuten moet wel genoeg zijn.'
'O? Zo kort. Nou, nou.' Dan zouden de gympjes en de korte broek die hij die middag had gekocht ook niet erg slijten.
'O, neemt u me niet kwalijk, heren,' zei Roseberry. 'Dit is Buck Young. Op het ogenblik student.'
'Lakki-ti Takaru?' vroeg de Sjah aan Buck.
'Vind je het hier fijn?' vertaalde Khashdrahr.
'Ja meneer. Erg fijn, meneer, hoogheid.'
'Heel wat anders dan in mijn tijd,' zei Halyard. 'Potverdorie, wij moesten er iedere morgen vreselijk vroeg uit, dan moesten we, wat voor weer het ook was, de heuvel op om naar één of andere saaie preek te luisteren. En dan moest natuurlijk een of andere arme drommel naar voren komen en de hele week de preek houden en dan had je grote kans dat het geen beste spreker was en in ieder geval geen showman.'
'Ja, de beroepsacteurs en de televisiekanalen zijn een hele verbetering, meneer,' zei Buck.
'En de examens!' zei Halyard. 'Erg handig, weet je, je tikt de antwoorden uit en dan weet je meteen of je geslaagd of gezakt bent. Jongen, geloof me, wij moesten eerst onze armen lam schrijven en dan moesten we nog weken wachten tot een prof tijd had om de examens na te kijken. En vaak genoeg maakten ze daar nog vergissingen mee ook.'
'Ja, meneer,' zei Buck beleefd.
'Nou, ik ontmoet dus morgen een van uw assistenten, hè?' zei Halyard tegen Roseberry.
'Ik was van plan persoonlijk de test af te nemen,' zei Roseberry.
'Nou! Dat is een eer, zo aan het begin van het seizoen.'
'Zeker,' zei Roseberry. Hij stak zijn hand in zijn borstzak en haalde er de brief en de memo uit. Hij gaf de brief aan Halyard. 'Hier is iets dat u moet lezen voor u komt.'
'Fijn, dank u.' Halyard nam hem aan in de veronderstelling dat het een lijst was van de dingen die hij zou moeten doen.
Hij glimlachte vriendelijk naar Roseberry die hem duidelijk te verstaan had gegeven dat hij een uiterst eenvoudig en kort examen zou krijgen. Slechts vijftien minuten had hij gezegd. Dat zou genoeg zijn.
Halyard keek naar de brief en hij kon zich eerst niet voorstellen waar het om ging. Hij was geadresseerd aan de rector van Cornell, Doctor Albert Herpers, niet aan hem. Bovendien zag hij aan de datum dat hij al vijf jaar oud was.
Geachte Doctor Herpers, las hij -
Vandaag had ik de gelegenheid de dragers van de kleuren Rood en Wit te zien na de wedstrijd tegen Penn in Philadelphia, en ik moet zeggen dat ik mij schaamde dat ik ooit binnen vijftig kilometer afstand van Ithaca was geweest. Na de wedstrijd zat ik te dineren in de Cybernetici Club toen de ploeg, met hun nieuwe trainer, Doctor Roseberry, binnenkwam...
De brief beschreef verder de zuippartij die toen volgde, met bijzondere nadruk op de grofheden in het gedrag van Roseberry -
terwijl ze, nota bene, allen de C droegen van de Grote Roden, die ik, misschien op een ouderwetse manier als heilig beschouw...
Dat in aanmerking genomen, Doctor Herpers, voel ik mij als loyaal oud-leerling gedwongen u erop te wijzen dat Doctor Roseberry zijn eerste jaar bij de Grote Roden erg slecht is begonnen. In de korte tijd dat hij zijn ambt bekleedt, zal het schokkende openlijk kwalijke moreel van de ploeg mijn Alma Mater, waar ik eens trots op was, ongetwijfeld zo'n slechte naam hebben bezorgd dat een levenlang overwinningen dat niet meer kan goedmaken...
Ik hoop dan ook vurig dat Roseberry gedwongen zal worden onmiddellijk af te treden of, als dat niet lukt, dat de verontwaardigde oud-leerlingen hem onmiddellijk aan een of andere derderangsschool zullen verkopen.
Daarom zal ik kopieën van deze brief sturen aan de Secretaris van de Oud-Leerlingen Vereniging, aan alle plaatselijke afdelingen van de Oud-Leerlingen Vereniging, aan de curatoren en aan de Secretaris van Sportzaken in Washington D.C.
Met de meeste hoogachting,
'O,' zei Halyard, die zich geen houding meer wist te geven en er plotseling belachelijk uitzag in de kleren die even daarvoor nog zo modieus waren. 'Dus u heeft dit gelezen?'
'Doctor Herpers dacht dat ik het wel interessant zou vinden.'
Halyard lachte angstig zijn witte tanden bloot. 'Lang geleden hè, Doctor? Lijkt wel honderd jaar.'
'Net als gister.'
'Ha ha. Heel wat water onder de dam sinds die tijd hè?'
De Sjah keek vragend naar Khashdrahr om uitleg van het feit dat Halyard plotseling zo grijs zag. Khashdrahr haalde zijn schouders op.
'Over de dam,' zei Buck Young die de kwaadaardige stilte in het gesprek opvulde. 'Of onder de brug.'
'Ja. Inderdaad,' zei Halyard hol. 'Nou, we kunnen beter gaan. Tot morgenochtend.'
'Zou het voor geen goud willen missen.'
Doctor Roseberry keek weer naar Buck Young terwijl Halyard met een somber gezicht de Sjah en Khashdrahr de nacht van Ithaca in dreef. De Sjah niesde heftig.
'Nou, jongen,' zei Roseberry. 'Vijfendertig rond, wat zeg je daarop? Ja of nee?'
'Ik-'
'Zes-en-dertig.'
'Ja,' fluisterde Buck. 'Verdomme, ja.'
Toen die twee The Dutch weer inliepen om op de overeenkomst te drinken zaten Purdy en McCloud nog steeds somber te praten in hun donkere hoek.
'Tja,' zei Purdy, 'Roseberry is moeilijk om voor te werken, maar je mag wel blij zijn dat je godzijdank niet voor Harvard werkt.'
McCloud knikte. 'Ja, als je daar werkt mag je niks anders dragen dan donkergrijze flanellen pakken in de winter en katoen in de zomer.'
Ze huiverden alletwee en vulden heimelijk hun glazen bij uit een kratje dat onder de tafel stond.
'Zonder schouders,' zei Purdy.