HOOFDSTUK XXX
DE GESCHIEDENIS, DIE op dit punt in het leven van Doctor Paul Proteus vertegenwoordigd werd door Ed Finnerty en Dominee James J. Lasher liet Paul alleen los uit zijn cel in een oude schuilkelder in Ilium om de afvalstoffen die zich ophoopten in het proces van zijn voortdurende dierlijke bestaan, te verwijderen. Andere tekenen dat hij in leven was - geschreeuw, protesten, vragen, vloeken -werden door de Geschiedenis niet opgemerkt tot de tijd rijp was, toen de deur openzwaaide en Ed Finnerty Paul naar buiten duwde naar zijn eerste Spookhemden vergadering.
Toen Paul de vergaderzaal werd binnengeleid, in een ander deel van het schuilkelderstelsel, stond iedereen op. Lasher, die aan de kop van de tafel zat, Bud Calhoun, Katharine Finch, Luke Lubbock, de beheerder van Pauls boerderij, meneer Haycox, en een hele rits anderen van wie Paul de namen niet kende.
Al met al was het geen briljant uitziende verzameling samenzweerders, maar ze waren wel vastberaden en rechtvaardig. Paul veronderstelde dat Lasher en Finnerty de groep eerder op grond van beschikbaarheid en betrouwbaarheid hadden uitgekozen dan op grond van talent, waarbij ze kennelijk begonnen waren met een paar van de intelligentere vaste klanten van het café onderaan de brug. Hoewel de groep hoofdzakelijk uit inwoners van Ilium bestond, merkte Paul dat ieder deel van het land was vertegenwoordigd.
Onder de massa was een aantal mannen die een flinke bekwaamheid uitstraalden en hier en daar zelfs welvaart, die, net als Paul, op het punt schenen te staan een stelsel vaarwel te zeggen dat hen zeer goed had bedeeld.
Terwijl Paul deze belangwekkende uitzonderingen bestudeerde, viel zijn blik op een van de meer sjofele leden en werd hij verrast door nog een bekend gezicht - dat van Professor Ludwig von Neumann, een kleine, slordige oude man, die politieke wetenschappen had gedoceerd aan de Union Universiteit in Schenectady totdat het gebouw van de Sociale Wetenschappen gesloopt was om plaats te maken voor het nieuwe Verwarming en Kracht Laboratorium. Paul en von Neumann hadden elkaar oppervlakkig gekend als leden van het Geschiedkundig Genootschap van Ilium, voor het gebouw van het Geschiedkundig Genootschap was gesloopt om plaats te maken voor de nieuwe Atoom Reactor van Ilium.
'Daar is hij,' zei Finnerty trots.
Paul kreeg een beleefd applausje. De uitdrukking op de gezichten van de applaudisserenden was enigzins koel, en ze lieten Paul duidelijk zien dat hij nooit een echt lid van hun onderneming kon worden omdat hij niet van het begin af aan bij hen had gehoord.
De enige uitzonderingen op dit snobisme waren Katharine Finch, Pauls vroegere secretaresse, en Bud Calhoun, die beiden even vriendelijk en onveranderd schenen alsof ze net als vroeger voor Pauls kantoor op de Fabriek rondhingen. Bud, bedacht Paul, bewoog zich van situatie naar situatie in de beschermende sfeer van zijn verbeelding, terwijl Katharine op dezelfde manier was afgezonderd door haar aanbidding van Bud.
Het formele karakter van de vergadering en de doelbewustheid in de gezichten, overdonderden Paul enigszins zodat hij zich voorlopig rustig hield. De stoel aan de linkerhand van Lasher werd voor hem klaargezet en Finnerty ging rechts van Lasher zitten.
Terwijl Paul ging zitten zag hij dat alleen Luke Lubbock een spookhemd droeg en hij veronderstelde dat Luke niets kon doen zonder een of ander uniform.
'De vergadering van de Spookhemden is geopend,' zei Lasher.
Paul, die nog enigszins onder de invloed van de verdoving was, had een vertoning van broederlijke nonsens verwacht, vol zogenaamde indianenpraat. In plaats daarvan paste de vergadering, met uitzondering van het hemd van Luke Lubbock, wonderwel in het heden, een smerig, realistisch heden, een boosaardig heden.
Dan was dus de Spookhemden eenvoudig een passende en dramatische titel voor een zakelijke groep, een titel waarvan de historische oorsprong voornamelijk van belang was voor Lasher en zijn leerling Finnerty die elkaar onderhielden met uitgebreide uiteenzettingen over de onhoudbare status quo. Voor de rest waren eenvoudige uiteenzettingen en bijzondere persoonlijke rancunes reden genoeg om zich bij iets te voegen dat verbetering beloofde. Dat een verbetering beloofde, of, verbeterde Paul zichzelf nadat hij wat mensen in de ogen had gekeken, dat wat opwinding beloofde. Paul kon zich niet voorstellen wat Bud Calhoun hier deed aangezien Bud helemaal geen belang stelde in politieke acties en aangezien hij niet tot rancune in staat was. Zoals Bud van zichzelf had gezegd: 'Het enige wat ik wil is tijd en spulletjes om mee te rommelen, dan ben ik zo gelukkig als een varken in de modder.'
'We beginnen bij jou, Z-11,' zei Lasher en hij keek naar Katharine.
Katharine had kringen onder haar vriendelijke, vragende ogen en ze keek verbaasd op toen Lasher haar riep alsof Lasher, de vergadering en de ondergrondse kamer plotseling rond haar waren opgerezen in haar schone meisjeswereld. 'O,' zei ze en ze ritselde met de papieren voor zich op de tafel. 'We hebben nu zevenhonderdachtenvijftig spookhemden in ons bezit. Het streefaantal was duizend,' zei ze vermoeid, 'maar mevrouw Fishbein -'
'Geen namen,' riepen verscheidene leden.
'Het spijt me.' Ze bloosde en keek in haar papieren. 'Eh, X-229 kreeg last van staar en moest met het ontwerpen stoppen. Over zes weken is ze weer in orde en kan ze weer aan het werk. Bovendien - er is gebrek aan rood draad.'
'A-12!' zei Lasher.
'Ja, meneer,' zei een gebruinde man die Paul herkende als een van de wakers van de Fabriek zonder uniform. A-12 schreef het verzoek om rood draad op en grinnikte schaapachtig naar Paul.
'De hemden die wel klaar zijn, zijn ingepakt en kunnen worden afgeleverd,' zei Katharine.
'Prima,' zei Lasher. 'G-17 heb jij nog iets te rapporteren?' Bud Calhoun glimlachte, leunde achterover en wreef zich in zijn handen. 'Gaat geweldig. Heb twee proefmodellen klaar die op een donkere nacht in L-56's huis kunnen worden uitgeprobeerd.'
'En ze komen wel door een fabriekshek heen?' vroeg Lasher.
'Ze gaan erdoor als koek,' zei Bud, 'en nog zonder de alarminstallatie in te schakelen.'
'Wie kan het wat schelen of de alarmbel gaat of niet?' zei Finnerty. 'Het hele land is dan toch in rep en roer.'
'Dat heb ik gewoon terloops gedaan,' zei Bud. 'Heb ook een idee voor een apparaatje om stroom in de telefoonleidingen te leiden zodat de wakers voor de vlakte gaan als ze om hulp proberen te bellen.' Hij grinnikte vrolijk.
'Dacht dat we de telefoonleidingen zouden doorsnijden.'
'Zouden we ook kunnen doen, neem ik aan,' zei Bud.
'Wat we van jou willen,' zei Lasher, 'is een ontwerp voor een goede praktische, goedkope pantserwagen om door de fabriekshekken te komen, iets dat onze mensen overal in het land snel in elkaar moeten kunnen zetten met schroot en plaatstaal.'
'Dat hebben we allang,' zei Bud. 'Waar ik nu aan denk is hoe we ze echt te pakken kunnen nemen. Zie je, als we dat zouden willen, denk ik dat we wel een mooi, klein -'
'Spreek me daar na de vergadering nog over aan,' zei Lasher.
Bud keek even ongelukkig en begon toen snel te schetsen op de blocnote voor zich. Paul zag dat hij een pantserwagen had getekend waar hij van alles aan toevoegde; antennes, een radarkoepel, pieken, vlegels en andere afschuwelijke slachtinstrumenten. Zij ogen ontmoetten die van Paul en hij knikte. 'Erg interessant probleem,' fluisterde hij.
'Goed,' zei Lasher. 'Nieuwe leden. D-71 heb jij iets voor ons?'
'Hij is in Pittsburgh,' zei Finnerty.
'Dat is waar,' zei Lasher. 'Vergat ik. Eens zien wat we met de Eland daar kunnen doen.'
Luke Lubbock schraapte een paar maal zijn keel en kraakte met papieren. 'Meneer, hij vroeg me u zijn rapport te geven.'
'Ga je gang.'
'We hebben in iedere afdeling van de Koninklijke Parmesanen een mannetje. Dat zijn zevenenvijftig afdelingen.'
'Goeie mannen?' zei iemand.
'Op D-71 kan je rekenen,' zei Lasher. 'Iedereen die hij of zijn jongens rekruteert krijgt dezelfde behandeling als jij - de borrel met verdoving erin en dan vragen onder de sodium pentathol.'
'Goed,' zei de vragensteller. 'Wilde er alleen maar even zeker van zijn dat niemand slordig wordt in dit stadium.'
'Maak je niet dik,' zei Finnerty strijdlustig uit zijn mondhoek.
'Hij ook?' zei de vragensteller terwijl hij naar Paul wees.
'Hij helemaal,' zei Lasher. 'Wij weten dingen over Proteus waar hij zelf versteld van zou staan.'
'Geen namen,' zei Paul.
Iedereen lachte. Het scheen een welkom grapje te zijn dat de spanning van de vergadering doorbrak.
'Wat is er zo grappig?' zei Paul.
'Jij bent de naam,' zei Lasher.
'Hé, wacht eens even -'
'Waar maak je je druk om? Je hoeft niets te doen,' zei Finnerty. 'Wat een kans, Paul. Wat zouden wij graag de zaak willen dienen door alleen maar te zitten, en de juten uit handen te blijven - geen verantwoordelijkheden, geen risico's.'
'Het is inderdaad erg makkelijk,' zei Paul, 'maar nog niet makkelijk genoeg. Ik stap eruit. Het spijt me.'
'Ze zullen je vermoorden, Paul,' zei Finnerty.
'Jij zou hem vermoorden als dat je werd bevolen,' zei Lasher.
Finnerty knikte. 'Dat is zo, Paul. Ik zou het doen. Ik zou wel moeten.'
Paul liet zich weer in zijn stoel zakken. Hij merkte dat hij niet echt geschokt was door de keus tussen leven en dood die hem net was voorgesteld. Het was zo'n eenvoudig voorstel, zo heel iets anders dan hij ooit was tegengekomen. Hier had hij eerlijk zwart en wit, heel anders dan de viezige pastelkleuren waaruit hij moest kiezen toen hij nog in de industrie was. Zo gesteld, Doe wat we zeggen anders word je gedood, had het hetzelfde bevrijdende resultaat als de verdoving van een paar uur geleden.
Hij kon niet voor zichzelf beslissen om redenen die iedereen kon begrijpen.
Dus zakte Paul weer weg in zijn stoel en begon hij echt belang te stellen in de dingen die gebeurden.
Luke Lubbock ging verder met het rapport van D-71 over de rekrutering in de afdelingen door het hele land. Het doel, tenminste twee invloedrijke leden van de Spookhemden in iedere belangrijke sociale organisatie in iedere belangrijke industriestad, was voor zestig procent bereikt.
'S-1 - wat heb jij ons zelf te vertellen?' zei Lasher.
'We verspreiden het gerucht over de Leider,' zei Finnerty. 'Duurt een paar dagen voor je kan zien wat voor effect het heeft.'
'Zie niet in hoe het anders dan goed kan gaan,' zei Lasher.
'We moeten nu in de stad gaan werven,' zei Finnerty.
'Hoe zit het met die televisieluis?' vroeg de Fabriekswaker. 'Zou je daar niet zelf achteraan gaan?'
'Alfy Tucci?' zei Finnerty.
'Geen namen!'
'Noem die naam maar zoveel je wilt,' zei Lasher bitter. 'Hij is niet een van de onzen.'
'Dat is zo,' zei Finnerty. 'Hij is van niemand en dat zal hij nooit zijn ook. Hij heeft nooit ergens bijgehoord, zijn vader heeft nooit ergens bijgehoord en zijn grootvader heeft nooit ergens bijgehoord en als hij een zoon krijgt zal die ook nooit ergens bijhoren.'
'Wat voor reden heeft hij?' vroeg Paul.
'Zegt dat dat het enige is wat hij kan doen om uit te vissen waar hij voor staat zonder tegelijk te proberen duizend andere mensen te vertegenwoordigen,' zei Finnerty.
'Zijn er voorwaarden waaronder hij zich wel bij ons zou voegen?' vroeg de man die zenuwachtig geweest was over losse rekruterings methoden.
'Een,' zei Finnerty. 'Als iedereen er precies zo uitziet en precies zo denkt als Alfy Tucci.'
Lasher glimlachte treurig. 'De grote Amerikaanse individualist,' zei hij.
'Denkt dat hij de belichaming is van de vrije gedachte door de eeuwen heen. Staat op zijn eigen twee benen, naast God, alleen en bewegingloos. Hij zou een goede lantaarnpaal zijn als hij beter tegen het weer kon en als hij niet hoefde te eten. Goed, waar waren we?'
'Hebben we al een datum?' vroeg meneer Haycox beleefd.
'We hebben een datum twee dagen voor het gebeurt en niet eerder!' zei Lasher.
'Mag ik wat vragen?' zei Paul.
'Zou niet weten waarom niet. Ben er toch ook niet in geslaagd anderen de mond te snoeren.'
'Wat gaat er eigenlijk op die datum allemaal gebeuren?'
'Er zal een speciale vergadering worden gehouden van iedere afdeling van iedere sociale organisatie in het land, behalve die van de werktuigkundigen en de directeuren. Op de vergadering zullen onze mensen, die belangrijke personen zijn in de organisaties, de leden vertellen dat in het hele land mensen op weg zijn door de straten om de automatische fabrieken te vernietigen en Amerika terug te geven aan de mensen. Dan zullen ze hun spookhemden aantrekken en wie hen maar volgen wil voorgaan, te beginnen met een paar meer van onze mensen die daar speciaal voor zijn neergezet.
Dit hier is de hoofdgroep, maar de beweging is erg gedecentraliseerd, met regionale en plaatselijke mensen aan het hoofd van hun wijken. Wij helpen ze bij de organisatie, de werving, de ideologie en de tactiek, maar op de grote dag zullen de plaatselijke groepen grotendeels op zichzelf staan. Wij zouden graag een grotere organisatie hebben, een meer gecentraliseerde. Maar daardoor zouden we makkelijker te grijpen zijn voor de politie. Zoals de zaken nu staan weet de politie niet wie we zijn en wat we hebben. Op papier ziet het er niet erg geweldig uit. Maar in werkelijkheid, met al onze mensen op de goede plaats, hebben we een geweldige macht aan gelijkdenkenden.'
'Hoeveel denk je dat er zullen volgen?' zei Paul.
'Alle mensen die de huidige gang van zaken de keel uithangt of die er doodziek van zijn,' zei Lasher.
'Allemaal,' zei Finnerty.
'En wat dan?' zei Paul.
'En dan keren we terug naar de grondwaarden en gronddeugden! zei Finnerty. 'Mannen die mannewerk doen, vrouwen die vrouwewerk doen. Mensen die hun eigen denkwerk doen.'
'Nu je het daar toch over hebt,' zei Lasher. 'Wie neemt EPICAG voor zijn rekening?'
'Het laatste bericht dat ik van D-71 heb gehoord was dat de Elanden en de Wapiti's in Rosewell nog moesten beslissen wie het gaat doen,' zei Luke Lubbock.
'Laat ze het samen doen,' zei Lasher. 'G-17, heb je nog een ideetje hoe we EPICAG kunnen uitschakelen?'
'Beste plan,' zei Bud, 'zou zijn om een of andere bom in de cola-automaten te stoppen. Die hebben ze in iedere kamer. Op die manier krijgen we hem helemaal te pakken en niet alleen maar een deel.' Zijn handen bewogen door de lucht en vormden een bom voor een cola-automaat. 'Zie je? Neem zo'n colaflesje en vul het met nitroglycerine. Dan doen we hier een -'
'Prima. Maak een schets en geef die aan D-71 zodat hij kan zorgen dat hij in de juiste handen terecht komt.'
'En dan baloeeeeewie!' zei Bud en hij gaf een dreun op tafel met zijn vuist.
'Geweldig,' zei Lasher. 'Iemand anders nog iets op zijn hart?'
'Hoe zit het met het Leger?' zei Paul. 'Wat doen we als zij opgeroepen worden om -'
'Alle twee de kanten kunnen beter ophouden als iemand gek genoeg is om hen echte geweren en patronen te geven,' zei Lasher. 'Gelukkig geloof ik dat alle twee de kanten dat wel weten.'
'Hoe staan we er nu voor?' vroeg de zenuwachtige man.
'Niet goed en niet slecht,' zei Lasher. 'We zouden nu zelfs al een behoorlijke show kunnen weggeven als dat zou moeten. Maar geef ons nog twee maanden en dan hebben we een echte verrassing voor ze. Goed, laten we opschieten, dan kunnen we allemaal weer aan het werk. Transport?'
De rapporten schoven een voor een voorbij: transport, communicatie, veiligheid, financiën, bemiddeling, tactiek... Paul voelde zich alsof hij een prachtige rechte balk had gezien waar het oppervlak was afgeschaafd, waardoor de tunnels en de dunne wandjes van een termietenstad zichtbaar werden.
'Informatie aan het publiek?' zei Lasher.
'We hebben waarschuwingsbrieven gestuurd aan alle bureaucraten, werktuigkundigen en directeuren met classificatie nummers onder de honderd,' zei professor von Neumann.
'En kopieën daarvan zijn naar de nieuwsdienst, de radio-omroepen en de televisieomroepen gegaan.'
'Verdomd goede brief,' zei Finnerty.
'Willen jullie hem horen?' zei von Neumann.
Overal rond de tafel werd geknikt.
'Landgenoten,' las de professor -
'We geven toe dat we hier allemaal samen middenin zitten. Maar, meer dan wie van ons ook, hebben jullie kortgeleden de vooruitgang geprezen, hebben jullie hoog opgegeven van de goede dingen die voortkomen uit een grote en voortdurende materiële verandering.
Van de tamelijk intelligente mensen zijn jullie bijna de enigen die zijn blijven geloven dat de welvaart van de mens direct verband houdt met de hoeveelheid energie en het aantal apparaten waarmee die energie wordt verbruikt, dat tot zijn beschikking staat. Dit hebben jullie drie afschuwelijke oorlogen lang geloofd, een monumentaal bewijs van trouw.
Dat jullie het zelfs nu nog blijven geloven, in deze vredestijd die de meest vernederende in de geschiedenis is, is zelfs voor de tragen van geest verontrustend, en voor de bedachtzamen is het gewoon verschrikkelijk.
De Mens heeft de Armageddon overleefd om het Paradijs van de eeuwige vrede binnen te gaan en ontdekte toen dat alles waarvan hij daar had willen genieten, trots, waardigheid, zelfrespect, werk dat de moeite waard was om te doen, veroordeeld was als ongeschikt voor menselijk gebruik.
Laat me nog een keer zeggen dat wij hier allemaal samen middenin zitten, maar de rest van ons is om wat wij zien als goede, duidelijke redenen, van gedachten veranderd omtrent het goddelijk recht van machines, doelmatigheid en organisatie, net als mensen uit vroeger tijden van gedachten veranderden omtrent het goddelijk recht van koningen en de goddelijke rechten van vele andere dingen.
In de laatste drie oorlogen, was het recht van de technologie om in macht en omvang toe te nemen, onbetwistbaar, was het op het gebied van nationale overlevingskansen, bijna een goddelijk recht. De Amerikanen hebben hun leven te danken aan betere machines, technieken, organisatie, en aan de directeuren en de werktuigkundigen. Voor deze middelen waarmee we de oorlogen hebben overleefd, danken ik en de Spookhemden God. Maar we kunnen in vredestijd geen goed leven voor onszelf opbouwen op dezelfde manier die we gebruikten om in oorlogstijd gevechten mee te winnen. De problemen van de vredestijd zijn veel subtieler.
Ik ontken dat er een natuurlijke of zelfs goddelijke wet is die eist dat machines, doelmatigheid en organisatie voortdurend moeten toenemen in omvang, macht en ingewikkeldheid, zowel in vredestijd als in oorlogstijd. Ik zie de groei van die dingen nu eerder als het gevaarlijke resultaat van het ontbreken van een wet.
Het is tijd om deze lacune in dat deel van onze cultuur waarvoor vooral jullie verantwoordelijk zijn, op te heffen.
Iedere machine, techniek of organisatievorm die economisch in staat is de mens te vervangen, doet dat ook inderdaad, zonder acht te slaan op de verlangens van de mens. Dit is niet noodzakelijkerwijs slecht, maar om dat te doen zonder acht te slaan op de verlangens van de mens is onrechtvaardig.
Zonder de veranderingen in het menselijke levenspatroon die eruit kunnen voortkomen, te overwegen, worden voortdurend nieuwe machines, nieuwe organisatievormen en nieuwe manieren om nog doelmatiger te zijn, ingevoerd. Dat te doen zonder de effecten op het menselijk levenspatroon te overwegen is onrechtvaardig.
Ikzelf en de leden van de Spookhemden zijn vastbesloten een eind te maken aan deze onrechtvaardigheid; wij zijn vastbesloten de wereld terug te geven aan de mensen. Wij zijn bereid geweld te gebruiken als andere middelen falen, om aan deze onrechtvaardigheid een eind te maken. Ik stel voor dat de mannen en de vrouwen weer aan het werk gaan als regelaars van de machines en dat de controle van de machines op de mensen beknot zal worden. Ik stel verder voor dat de effecten van veranderingen in technologie en organisatie op het levenspatroon, zorgvuldig in overweging worden genomen en dat de veranderingen, op grond van deze overwegingen, wel of niet worden doorgevoerd.
Dit zijn radicale voorstellen die uiterst moeilijk zijn te verwezenlijken. Maar de noodzaak om dat te doen is veel groter dan alle moeilijkheden en oneindig veel groter dan de noodzaak voor onze nationale heilige drieëenheid, Doelmatigheid, Economie en Kwaliteit.
Het ligt kennelijk in de aard van de mens, dat hij niet gelukkig kan zijn zonder dat hij betrokken is in ondernemingen die hem zich nuttig doen voelen. Daarom moet hij weer gaan deelnemen aan dergelijke ondernemingen.
Ikzelf en de leden van de Spookhemden stellen:
Dat onvolmaaktheid enige waarde moet hebben, want de Mens is onvolmaakt en de Mens is een schepping van God. Dat kwetsbaarheid enige waarde moet hebben, want de Mens is kwetsbaar en de Mens is een schepping van God. Dat ondoelmatigheid enige waarde moet hebben, want de Mens is ondoelmatig en de Mens is een schepping van God. Dat zowel briljantheid als domheid enige waarde moeten hebben, want de Mens is nu eens briljant en dan weer dom en de Mens is een schepping van God.
Misschien zijn jullie het niet eens met de ouderwetse en ijdele gedachte dat de Mens een schepping van God is. Maar ik vind dit geloof heel wat makkelijker te verdedigen dan dat wat geïnspireerd wordt door een onvoorwaardelijk geloof in het wetteloze voortschrijden van de technologie -namelijk dat de Mens op aarde is om sterkere en doelmatigere afbeeldingen van zichzelf te vervaardigen en, dus, alle rechtvaardiging voor zijn eigen voortbestaan op te heffen.
Met de meeste hoogachting,
Doctor Paul Proteus.'
Professor von Neumann nam zijn bril af, wreef in zijn ogen en staarde afwachtend naar een paperclip voor zich op de tafel tot iemand wat zou zeggen:
'Tja,' zei de transportvoorzitter aarzelend. 'Het is wel een beetje intellectueel, hè?'
'Klonk verdomd goed,' zei de veiligheidsvoorzitter, 'maar moet er ook niet iets instaan over - Tja, ik kan het niet goed uitdrukken, maar dat kan iemand anders wel. Ik weet niet precies hoe ik het moet zeggen.'
'Probeer het maar,' zei Finnerty.
'Nou, het is gewoon niet goed dat niemand meer iets waard is voor iemand anders en het is verdomd krankzinnig dat de mensen opzij worden geschoven door dingen die ze zelf hebben gemaakt.'
'Dat staat erin,' zei Lasher.
Paul kuchte beleefd. 'En, moet ik het tekenen?'
Von Neumann keek verbaasd. 'Hemel, ze zijn al uren geleden getekend en gepost toen jij sliep.'
'Dank u.'
'Tot je dienst, Paul,' zei de professor afwezig.
'Jullie verwachten toch niet dat ze het echt zullen aanvaarden dat wij de machines weer gaan bedienen,' zei de zenuwachtige man.
'Geen seconde,' zei Lasher. 'Maar zo worden we wel bekend. Als de grote dag komt willen we dat iedereen weet dat we een grote machtige groep zijn.'
'Juten!' riep iemand verderop in het netwerk van kamers. Er klonk een schot dat in de verte wegechode.
'De westelijke uitgang!' beval Lasher.
De papieren werden van tafel gegrist en in enveloppen gestopt en de lampen werden uitgeblazen. Paul werd door donkere gangen meegesleurd in de vluchtende massa. Deuren gingen open en dicht en mensen struikelden en stootten tegen pilaren en tegen elkaar, maar ze gaven geen kik.
Plotseling besefte Paul dat het geluid van de voetstappen van de anderen was opgehouden en dat hij alleen maar achter de echo van zijn eigen stappen aanliep. Hijgend en in een nachtmerrie van de echoënde stemmen en hollende voetstappen van de agenten strompelde hij rond in de gangen en kamers en stootte hij telkens weer op de massieve rotswanden. Op het laatst, toen hij zich van een van de wanden omkeerde, werd hij verblind door een schijnwerper.
'Daar is er een, Jim. Grijp hem!'
Paul holde langs de schijnwerper met gebalde vuisten. Er dreunde iets tegen de zijkant van zijn hoofd en toen lag hij languit op de natte vloer.
'Daar is er godverdomme een die het niet is gelukt,' hoorde hij een stem zeggen.
'Je gaf hem wel een dreun, hè?'
'Je hebt er niks aan om die stinkende saboteurs zacht aan te pakken.'
'Moet een van de kleine jongens zijn, hè?'
'Tuurlijk. Wat dacht je anders. Dacht je dat dit Proteus was die in zijn eentje rondjes loopt alsof hij niet weet welke kant hij op moet? Nee meneertje, Proteus is nu al de grens over; die zorgt altijd eerst voor zichzelf.'
'Smerige saboteur.'
'Ja. Vooruit jij, staan en lopen.'
'Wat is er gebeurd?' mompelde Paul.
'Politie. Je hebt zojuist een hersenschudding opgelopen omdat je Proteus hebt gered. Waarom word je niet wijzer? Hij is hartstikke gek jongen, hij heeft het verdomme in zijn hoofd dat hij koning wordt.'