19
Sinaïwoestijn
1890
‘Ik vraag me af wat er nu gaat gebeuren,’ zei Flora toen ze in het strookje schaduw naast Becky ging zitten. De verblindende zon hoog boven hun hoofd leek hen als een stel koekjes te bakken. De bruine rotsen en bergen zand zagen er in elke richting precies eender uit, zodat ze uiteindelijk maar ophield met kijken. Petersen en meneer Faroek hadden de heuvel weer beklommen en speurden de horizon in alle richtingen af naar een levensteken van de bedoeïenen. De kok zat in zijn eentje op een rotsblok. Hij schudde zijn hoofd en mompelde iets in het Arabisch. De arme Kate Rafferty liep rondjes, schopte tegen stenen en liet stofwolken opwarrelen.
‘Ik weet niet waarom en hoe het mogelijk is,’ zei Becky, ‘maar ik voel me heel rustig ondanks onze situatie. Wel voel ik me mede verantwoordelijk voor wat er gebeurt, omdat ik de reden ben waarom we hier allemaal in de woestijn zitten. Maar God heeft me op deze tocht geleid en tot nu toe heel veel deuren geopend, dus ik vertrouw erop dat we het klooster op een of andere manier zullen bereiken.’
‘Zonder Kate aan de bedoeïenen te verkopen, hoop ik?’
Becky keek haar aan en glimlachte. ‘Ik denk dat jij het daar nooit mee eens zou zijn, hoewel Petersen misschien verleid zou kunnen worden.’
‘Ssst!’ Flora gaf haar zus een por toen Kate aan kwam sjokken en naast hen ging zitten.
‘Ik begrijp niet waarom die sjeik mij wil,’ zei het meisje.
‘Och,’ zei Flora die haar gezicht koelte toewuifde met haar strooien hoed. ‘Heeft niemand je ooit van de bloemetjes en de bijtjes verteld, Kate?’
Het meisje trok een gezicht alsof ze een hele citroen doorslikte. ‘Als u bedoelt wat ik denk dat u bedoelt… natuurlijk weet ik wat mannen altijd willen. Maar waarom kiest hij mij?’
‘Ik denk dat de sjeik je aantrekkelijk vindt omdat je jong en mooi bent,’ antwoordde Flora.
‘Maar waarom praat hij dan niet zelf met mij? Niet dat ik geïnteresseerd zou zijn, of dat ik ook maar een woord zou verstaan van wat hij zou zeggen.’
‘Vrouwen worden in deze cultuur anders behandeld,’ legde Flora uit, die haar strooien hoed weer opzette. ‘In dit deel van de wereld onderhandelt een man met de vader van een meisje wanneer hij met haar wil trouwen. Het is meer een… zakelijke overeenkomst. Er komt geen romantiek aan te pas, zoals bij een Amerikaanse man die een vrouw het hof maakt.’
‘Sommige Amerikaanse mannen, bedoel je,’ corrigeerde Becky. ‘Herinner je je Freddy Worthington? Als dat geen zakelijke overeenkomst was…’
Flora gaf haar weer een por. ‘Dat helpt ons niet verder, Becky.’
‘En wat gaat er nu met ons gebeuren?’ vroeg Kate. Er klonk iets in haar stem door wat Flora nooit eerder had gehoord. Het stoere, taaie schoffie kende dus toch angst.
‘We moeten allemaal onze kalmte bewaren,’ maande Flora, ‘en afwachten. Je zorgen maken helpt niet, bidden wel.’ Ze probeerde zichzelf evenzeer te overtuigen als Kate. Een paar minuten later kwam Petersen de heuvel weer af en kwam naast hen staan. ‘Enig teken van onze vrienden?’ vroeg Flora.
‘Helemaal niets.’ Hij maakte zijn tulband los en liet zijn vingers door zijn blonde haren gaan, die donkerder waren geworden van het zweet. ‘Ik snap het gewoon niet,’ zei hij. ‘Waarom heeft de sjeik Kate niet gewoon opgepakt en meegenomen als hij dat wilde?’
‘Dank je hartelijk!’
‘Waarom lieten ze haar en alle voorraden bij ons achter?’ ging hij verder, zonder op het meisje te reageren. ‘Ze hadden haar kunnen grijpen toen we sliepen en er met de karavaan vandoor kunnen gaan, zonder dat iemand ooit te weten zou komen wat er van ons was geworden.’
‘Hij heeft gelijk,’ zei Becky. ‘Het is niet logisch. Tenzij ze kwaad op ons zijn omdat we haar niet willen verkopen.’
‘Maar waarom lieten ze dan al die voorraden achter?’ Petersen schudde zijn hoofd.
‘Misschien komen ze met meer mannen terug?’ opperde Kate.
‘Dat zou ook niet logisch zijn. Ze waren ten opzichte van ons al ver in de meerderheid.’
‘We zullen gewoon om hulp moeten blijven bidden,’ zei Flora. ‘En onze levens aan God toevertrouwen.’
‘En ondertussen kunnen we misschien uitzoeken in welke richting het klooster ligt,’ zei Petersen, alsof hij alle hulp van God opzijschoof. ‘De mannen baden in die richting toen we pauzeerden,’ zei hij wijzend. ‘Als meneer Faroek iets van een kaart heeft, zou ik op weg kunnen gaan om hulp te zoeken…’
‘O, nee, nee, nee,’ onderbrak Flora hem. ‘Dat zou je nooit redden, Soren. Die bergen zien er allemaal precies hetzelfde uit. Het zou zoeken naar een naald in een hooiberg zijn, toch? Meneer Faroek?’ Ook hij was tijdens hun gesprek de heuvel afgedaald en stond handenwringend een paar meter bij hen vandaan. Hij leek verloren, als een schildpad zonder schild.
‘Alleen sjeik weet waar monniken wonen,’ antwoordde hij.
Van de kleine agent hoefden ze blijkbaar geen hulp te verwachten en Flora was dankbaar toen Petersen plotseling de leiding nam. ‘Laten we de tenten opzetten. Die geven schaduw, zodat we uit de zon kunnen blijven. En we moeten het eten en water rantsoeneren om er zo lang mogelijk mee te doen.’ Hij spoorde de kok en meneer Faroek aan om in actie te komen en ze begonnen de uitrusting uit te pakken. De tenten zouden hun situatie niet veranderen, maar Flora wist dat Petersen iets moest doen en niet hulpeloos kon blijven zitten. Hij begon stenen weg te halen van het grootste stuk vlak terrein dat hij voor de tenten kon vinden, en zijn kleding was binnen de kortste keren doorweekt van het zweet. Waarschijnlijk zou hij het slobberige gewaad het liefst uitdoen, maar zijn lichte huid zou binnen minuten verbranden. Terwijl de mannen aan het werk waren, besloot Flora om Bijbelverzen te citeren zodat iedereen, en vooral zijzelf, zich beter zou voelen.
‘“Ik hef mijn ogen op naar de bergen:”,’ begon ze ‘“vanwaar zal mijn hulp komen? Mijn hulp is van de Here die hemel en aarde gemaakt heeft…”’ De woorden leken iedereen goed te doen. Zelfs Kate ontspande een beetje, en dus ging Flora verder: ‘“De Here zal u bewaren voor alle kwaad, Hij zal uw ziel bewaren. De Here zal…” Hoe gaat dat laatste vers ook weer, Becky?’
‘“De Here zal uw uitgang en uw ingang bewaren van nu aan tot in eeuwigheid.”’
Flora gaf haar hele repertoire van uit het hoofd geleerde verzen ten beste terwijl de tenten werden opgezet en de voorraden werden opgeborgen. Daarna hielden Petersen, meneer Faroek en de kok om beurten de wacht op de kleine heuvel, waar ze de horizon afspeurden naar tekenen van leven.
Flora keek uit naar de zonsondergang en het eind van de gloeiende hitte en het verblindende zonlicht toen Petersen vanaf de top van de heuvel opeens naar hen begon te schreeuwen. Becky krabbelde overeind en gaf Flora een hand om haar op de been te helpen. ‘Kom, we gaan kijken wat er aan de hand is.’
‘Ziet dat daar in de verte eruit als een stofwolk?’ vroeg Petersen toen ze boven stonden. ‘Zien jullie dat? Zou er een volgende zandstorm komen?’
Flora veegde met een zakdoekje het zweet van haar gezicht en hield een hand boven haar ogen. ‘Als dat zo is, ben ik blij dat je de tenten hebt opgezet, Petersen.’ De beweging in de verte kwam dichterbij en toen Flora eindelijk kon onderscheiden wat het was, had ze het gevoel alsof ze een schop in haar maag kreeg. Het was erger dan een zandstorm. Er naderde een enorme mensenmassa op kamelen.
‘De bedoeïenen komen terug,’ zei Petersen. ‘En met heel veel.’
‘Ik weet niet of dat goed of slecht nieuws is,’ peinsde Becky.
‘God weet wanneer het onze tijd is,’ herhaalde Flora. ‘We hoeven niet bang te zijn.’ Maar toch bonkte haar hart op het ritme van de denderende kamelenhoeven.
‘We kunnen maar beter naar ons kamp gaan en afwachten,’ zei Petersen toen de bedoeïenen zo dichtbij waren gekomen dat ze afzonderlijk te onderscheiden waren. Hij ging voorop bij de afdaling en nam weer het initiatief. Normaal gesproken zouden Flora of Becky instructies hebben gegeven, maar ze wisten beiden hoeveel het voor Petersen betekende om hun beschermer te zijn. ‘Kate, ga in de tent zitten en blijf daar,’ beval hij. ‘Kom alleen naar buiten als ik het zeg.’
Het meisje plantte haar hakken in het zand toen hij haar naar de tentopening probeerde te duwen. ‘Blijf van me af! Wie heeft jou plotseling de baas over iedereen gemaakt? Heb ik daar niks over te zeggen?’
‘Wil je graag de vrouw van de sjeik worden?’ vroeg hij.
‘Natuurlijk niet. Ik willen zeggen dat hij kan opwaaien.’
‘En dat is precies wat er met ons gaat gebeuren als je dat antwoord geeft: dan kunnen wij opwaaien!’
Flora sloeg haar arm om de schouders van het meisje en duwde haar zachtjes naar voren. ‘Petersen heeft gelijk, Katie. Je kunt voorlopig maar beter uit het zicht blijven.’
‘Maar ik wil weten wie er aankomt en wat er aan de hand is!’
‘Ik blijf pal voor de tent staan en vertel je alles wat er gebeurt, maar jij moet binnen blijven.’ Flora trok het tentdoek achter Kate dicht, alsof dat de indringers buiten, of Kate binnen zou houden.
De rinkelende bellen van de kamelen waren inmiddels goed te horen. Petersen rommelde in het kamp in de voorraden en haalde drie messen tevoorschijn. Het grootste slagersmes hield hij zelf en de andere twee exemplaren gaf hij aan meneer Faroek en de kok. ‘Ik wil ook een mes,’ zei Becky toen ze zag wat hij deed. Hij gaf haar het hakmes dat de kok gebruikte om de koppen van de kippen af te hakken.
De karavaan bleef in een stofkolom op korte afstand staan. Flora’s hart bonkte als een galopperend paard toen ze de barse stem van de sjeik bevelen aan de bedoeïenen hoorde uitdelen. Tientallen en tientallen bedoeïenen. ‘De sjeik is terug, Kate,’ zei Flora. ‘En zo te zien heeft hij een heel dorp meegenomen. Ik zie bedoeïenenvrouwen in lange gewaden die gouden sieraden dragen. Ze hebben kleine kinderen bij zich, en dieren. Schapen en geiten.’
‘Komen ze hierheen?’ vroeg Kate. Opnieuw hoorde Flora de angst in haar stem.
‘Nee, op dit moment niet. Ze staan op ongeveer honderd meter afstand.’
Becky kwam naast Flora staan en samen keken ze een paar minuten lang naar de groep bedoeïenen. Flora’s schouders deden pijn van de opgekropte angst en spanning. ‘Wat ben je precies van plan met dat dwaze hakmes?’ vroeg ze Becky, in een poging de spanning te breken.
‘Jou beschermen, natuurlijk. Deze hele ramp is mijn schuld.’
‘Denk je echt dat je met een hakmes veel kunt beginnen tegen een stuk of tien bedoeïenen?’
‘Nee… daarom ben ik ook aan het bidden.’
‘Mijn strijdvaardige grote zus,’ grinnikte Flora, hoofdschuddend.
Aanvankelijk leken de bedoeïenen weinig meer te doen dan wat rondlopen en onderling praten. Toen zag Flora de eerste tent omhoog komen, een grote zwarte punt, omhoog gehouden door korte stokken. Daarna verscheen er een tweede, en een derde.
‘Het lijkt erop dat ze hun kamp hier opslaan, Kate,’ vertelde Flora. ‘Ze hebben een aantal grote zwarte tenten van geitenhaar.’
‘Petersen, haal de bankjes,’ zei Becky na een poosje. ‘We kunnen er net zo goed bij gaan zitten terwijl ze daar een klein dorp bouwen. Ik denk niet dat ze met ons gaan onderhandelen of ons komen afmaken, welk van die twee het ook wordt, voordat ze daarmee klaar zijn.’
Ze had gelijk. Er verrees een ordelijke bedoeïenennederzetting in de woestijn, met een aantal tenten en provisorisch afgezet terrein voor de dieren. Er steeg rook op boven de kookvuren en het verlokkende aroma van exotische specerijen dreef bij vlagen hun kamp in. Behalve de sjeik herkende Flora een aantal drijvers die met hen mee waren gereisd. Kort voor zonsondergang kwamen de mannen bij elkaar om te bidden, waarbij ze zich naar het oosten bogen. Flora prentte zich in waar de zon onderging. Op die manier wist ze in elk geval welke richting ze moesten nemen om naar de Golf terug te lopen. Meneer Faroek en de kok gingen ook bidden achter hun tent, en waarschijnlijk waren het de vurigste gebeden die de twee mannen ooit hadden opgezonden.
Petersen kwam bij Flora en Becky zitten. ‘Met alle respect,’ zei hij, ‘maar ik denk dat we de sjeik moeten vertellen dat ik de leiding heb, niet meneer Faroek. Het is zijn schuld dat de sjeik kwaad is op ons, en uit wat jullie zeiden, maak ik op dat die bedoeïenen niet met jullie willen onderhandelen omdat jullie vrouwen zijn.’
‘Je hebt gelijk,’ zei Becky. ‘We laten jou het woord doen, Petersen. Ik blijf wel in de buurt omdat ik de taal versta en er zeker van wil zijn dat meneer Faroek alles correct vertaalt.’
Flora’s maag begon te rammelen van honger en onrust. Haar angst werd groter toen het avondgebed ten einde liep. ‘Wanneer mag ik naar buiten komen?’ jammerde Kate. ‘Het is een oven hier binnen.’
‘Nog niet,’ zei Petersen. ‘Niet voordat we precies weten wat er gaande is.’ Hij boog zich voorover en fluisterde tegen Flora: ‘We kunnen het risico niet nemen dat ze iets doms gaat doen.’
‘Begrijp ik.’
Na het bidden stonden de bedoeïenen even bij elkaar, waarna ze met de sjeik voorop door de woestijn naar het kamp van Flora en Becky liepen. Petersen ging staan, het slagersmes onder zijn mantel verstopt. ‘Zeg de sjeik dat ik de leiding heb, meneer Faroek.’ Hij duwde de kleine man naar voren om hen tegemoet te gaan, met Becky en Flora in zijn kielzog. De agent keek alsof hij zou flauwvallen, maar deed wat hem gezegd werd. De sjeik keek ernstig, zijn gezicht half verscholen achter zijn hoofdbedekking. Maar de vertaling van zijn woorden klonk verbazingwekkend vriendelijk.
‘Kom. Er is een maaltijd voor u bereid. Geniet van mijn gastvrijheid.’
‘Wij allemaal?’ vroeg Petersen.
Meneer Faroek vertaalde de vraag en de sjeik knikte. ‘Ja. De vrouwen eten in de tent bij onze vrouwen. En neem de roodharige vrouw mee.’
‘Kunnen we hem vertrouwen?’ fluisterde Petersen.
‘We hebben geen keus,’ zei Becky. ‘Wij zijn zwaar in de minderheid. Bovendien hadden ze ons allang kunnen vermoorden als ze dat hadden gewild.’
Flora zuchtte. ‘Goed, we gaan.’
‘Dat zal tijd worden ook,’ mopperde Kate toen ze haar uit de tent ophaalden.
Ze staken het rotsachtige stuk woestijn over naar het bedoeïenenkamp, waar voor een van de tenten een uitgebreid feestmaal en vers gebakken brood op een kleed lagen uitgespreid. De sjeik nodigde Petersen en meneer Faroek uit om bij hem te komen zitten; Flora, Becky en Kate moesten een van de lage zwarte tenten binnenstappen, waar een tweede feestmaal was opgesteld. De bedoeïenenvrouwen gebaarden dat ze moesten gaan zitten en ze reserveerden de grootste stapel kussens voor Kate. Alsof ze een koningin was, kreeg ze elk dienblad met voedsel als eerste aangeboden, met aansporingen om er flink van te eten. Aangezien bestek ontbrak, aten de vrouwen met hun vingers of stukjes brood waarmee ze het gerecht van de dienbladen schepten. Flora vond het eten verbazingwekkend lekker, gekruid met een specerijenmengsel dat ze nooit eerder had geproefd. Het hoofdgerecht bestond uit een schaal met geroosterd vlees.
‘Wat eten we eigenlijk?’ vroeg Kate. Wat voor soort vlees is dat?’
Flora nam aan dat het geit was. ‘Niet naar vragen, liefje,’ zei ze. ‘Dat wil je liever niet weten.’
‘Het is heerlijk,’ zei Becky, die haar vingers aflikte. ‘En ook het brood is heel lekker. Warm, rokerig en krokant vanbuiten, maar zacht vanbinnen.’
Flora hoorde de mannenstemmen buiten en vroeg zich af wat daar gebeurde. ‘Kun je horen wat de sjeik zegt?’ vroeg ze Becky.
Haar zus hield haar hoofd schuin en luisterde. ‘Hij schept erover op dat hij heel rijk is en Kate een goed leven kan geven.’
‘Dus dit is allemaal alleen maar om ons over te halen haar aan hem te geven?’
‘Daar lijkt het wel op.’
‘Ha!’ zei Kate. ‘Alsof ik hier zou willen leven! Die tent stinkt naar dode beesten.’
‘En wat gebeurt er als we weigeren?’ vroeg Flora.
‘Wie zal het zeggen?’ Becky haalde haar schouders op. Als ze even bang was als Flora, liet ze dat niet blijken. Ze oogde dapper, at met smaak en glimlachte vriendelijk naar de bedoeïenenvrouwen. Naarmate de tijd verstreek, werd de tent donkerder en de vrouwen staken olielampen aan. Het meeste voedsel was verdwenen toen een van hen Kate een rijke verzameling gouden halskettingen, oorringen en armbanden aanbood, zoals bedoeïenenvrouwen die droegen. Met grote ogen liet ze het goud door haar vingers gaan alsof ze de waarde wilde bepalen. ‘Zijn die voor mij?’
‘Niet aannemen, Kate,’ waarschuwde Becky. ‘We weten niet wat het in deze cultuur betekent om zulke geschenken aan te nemen.’
Flora zag de tegenzin in de ogen van het meisje toen ze de glinsterende juwelen wegschoof. Waarschijnlijk had ze nog nooit van haar leven zo veel rijkdom gezien. De bedoeïenenvrouwen hielden vol, grepen Kates handen vast en probeerden de rinkelende armbanden om haar polsen te schuiven. Flora vreesde dat het meisje al snel als een van hen zou zijn uitgedost, als de vrouwen niet werden tegengehouden.
Plotseling stond Becky op en sprak de vrouwen streng toe in het Arabisch. Ze verstarden en keken haar aan alsof ze net uit de dood was opgestaan. Ze zei opnieuw iets en de vrouwen lieten Kates armen los, zodat de sieraden op het tapijt voor haar vielen. Flora wist niet zeker of ze bang of opgelucht moest zijn.
‘Wat heb je gezegd?’ vroeg ze haar zus.
‘Ik heb gezegd dat ze moesten ophouden en dat ze de sjeik moesten vertellen dat we zijn geschenken niet kunnen aannemen.’ Ze lachte. ‘Maar die geschokte uitdrukking op hun gezichten heeft niets met de sieraden te maken. Zij hadden in geen miljoen jaar verwacht om mij hun eigen taal te horen spreken.’
Kate leek nu wel een bang kind, zoals ze stilletjes van de ene vrouw naar de andere keek, en Flora moest zich bedwingen om haar niet in haar armen te nemen. Niemand scheen te weten wat ze nu moesten doen, totdat een van de bedoeïenenvrouwen opstond en de anderen snel haar voorbeeld volgden. Ze duwden Kate, Flora en Becky uit de tent naar waar de mannen zaten, met de restanten van hun maaltijd nog voor zich op het kleed. Alle gesprekken verstomden toen de sjeik opstond. De mannen om hem heen kwamen ook snel overeind. ‘Wat gebeurt er?’ vroeg Flora doen de sjeik met meneer Faroek praatte.
‘Hij zegt dat hij ons nu naar ons kamp zal terugbrengen,’ vertaalde Becky. ‘Het is tijd voor de mannen om te bidden voordat ze gaan slapen.’
‘Dat is alles? Dan weten we dus nog steeds niet wat er aan de hand is.’
‘Nee. Maar ik ben blij dat je die sieraden niet hebt omgedaan, Kate. Dat had misschien betekend dat je nu zijn vrouw was.’
Toen ze van het kampvuur weg liepen, was de maanloze nacht zo intens zwart dat Flora nauwelijks haar eigen voeten kon zien. Ze pakte Becky en Kate bij een hand vast. De bedoeïenenmannen vormden een kring om hen heen om hen naar hun tenten terug te brengen en te waarschuwen voor rotsblokken en kuilen op hun pad. ‘De sjeik wenst jullie een goede nachtrust,’ vertaalde meneer Faroek voordat de mannen weer vertrokken.
Flora’s hart was zo lang tekeergegaan dat ze bang was de slaap niet te kunnen vatten. Nadat ze op de tast haar weg had gevonden naar een stoel, liet ze zich erop zakken, keek naar de nachtelijke hemel en bad om leiding. De reusachtige band van de Melkweg strekte zich van de ene kant van de horizon tot de andere uit en vulde de hemel met meer sterren dan ze ooit van haar leven had gezien. ‘Kijk eens, Becky,’ zei ze naar boven wijzend, ‘is dat niet schitterend?’ Haar zus, Kate en Petersen kwamen bij haar zitten, terwijl meneer Faroek en de kok dichtbij hun gebeden uitspraken.
‘Wat had die maaltijd te betekenen?’ vroeg Petersen, die de juwelenkist vol sterren boven zijn hoofd niet eens opmerkte.
‘Ik denk dat ze indruk op ons wilden maken met het goede leven dat ze Kate kunnen bieden,’ antwoordde Becky. ‘Heeft de sjeik nog geprobeerd met jou over haar te onderhandelen?’
‘Nee. Dat wil zeggen, als meneer Faroek de waarheid sprak. We hebben alleen maar gegeten. Bent u iets wijzer geworden van de vrouwen?’
Becky schudde haar hoofd. ‘Ze spraken over het algemeen zo zacht dat ik hen niet kon verstaan.’
‘Maar ja, ze hebben ons niets aangedaan,’ zei Flora met een zucht. ‘Dat is in elk geval een goed teken. We zijn heel goed behandeld, ondanks alle spanning.’
Becky knikte. ‘Inderdaad. Ik stel me voor dat de sjeik morgenochtend terugkomt om over Kate te onderhandelen. Bereid je daar maar op voor, Petersen.’
‘Wat moet ik dan zeggen?’
‘Zeg hem dat ik niet te koop ben!’ zei Kate.
Flora klopte zachtjes op haar arm. ‘Ja, natuurlijk zegt hij dat, Kate. Maar zo eenvoudig is het misschien niet. Becky en ik zullen om wijsheid bidden. Ik stel voor dat we allemaal het voorbeeld van de bedoeïenen volgen en op de knieën gaan om te bidden voordat we gaan slapen.’
‘Petersen deed het vanavond fantastisch, hè?’ zei Flora toen zij en Becky zich in hun tent uitkleedden om te gaan slapen. ‘Ik ben er zo trots op hoe hij de leiding nam.’
‘Ik hoop dat hij zichzelf niet in gevaar brengt,’ zei Becky.
‘We moeten voor hem bidden.’
Kate was ongewoon stil geweest toen ze zich uitkleedde en in haar bed stapte, waarna ze de dekens als een cocon om zich heen trok. Flora wilde het meisje het liefst vasthouden en haar verzekeren dat God de leiding had, maar Kate zou haar troostende gebaar nooit accepteren. ‘We laten jou niets overkomen, Kate,’ zei ze toen ze de lamp uitblies. ‘Dat beloof ik.’ Of Petersen, voegde ze er voor zichzelf aan toe
Flora strekte zich uit op haar veldbed en trok de deken tot aan haar kin omhoog. Ze dacht aan de dag dat ze Soren Petersen en zijn broer Gunnar voor het eerst had ontmoet. En met die herinneringen kwam een hele karavaanlading berouw mee.