DONDERDAG
1

Als Emma wakker wordt, weet ze niet meteen welke dag het is. Ze ligt enkele seconden te denken en voelt dan met haar hand of er nog iemand naast haar ligt. Het bed is leeg.

Ze heeft met Meindert afgesproken dat ze vandaag niet hoeft te werken. Hij heeft haar aangeraden om een dagje voor zichzelf te nemen en even bij te komen van de emoties. Als ze onder de douche staat realiseert ze zich dat Edo en zij gisteravond geen woord meer gesproken hebben over Jannie. Ze hebben eigenlijk nauwelijks ergens over gepraat, ze hebben alleen maar gevreeën.

De tweede keer was hij ongelooflijk teder, het tegenovergestelde van de overval die eerder had plaatsgevonden. En Emma zelf was ook rustiger, hoewel het met die rust snel gedaan was toen hij haar in alle staten van opwinding bracht. Als ze aan de keukentafel achter haar eerste kop thee zit doet ze de hele tweede vrijpartij in gedachten nog eens over. Ze snakt opnieuw naar lucht. Haar handen ballen zich tot vuisten als ze zich het moment herinnert waarop ze klaarkwam. Ze maakte allerlei geluiden. Ze wilde het niet maar het gebeurde gewoon.

Ze moet plotseling huilen. Er malen opeens allerlei gedachten door haar hoofd. Ze ziet Jannie voor zich, die kalm weggleed. Het wasbleke gezicht, de klamme huid en de laatste zucht. Tegelijk herinnert ze zich de bruine glazen pot in haar tas. Emma zet hem voor zich op tafel Ze moet hem ergens opbergen. Maar waar? Moet ze hem wel opbergen? Waarom zou ze dat doen? Ze kan de inhoud ook gewoon door de gootsteen spoelen. Maar ze laat de pot staan. De woede zit er weer. Ze wil met haar vuisten op tafel slaan tot de zijkanten van haar handen beurs aanvoelen. Ze gaat deze man weer verliezen. Gisteravond was een soort drenkelingendaad van hen beiden. Een uitbarsting na een ervaring die je als mens raakt. Je hebt een uitlaatklep nodig en iedereen die in de buurt is kan die uitlaatklep zijn. Toevallig was Edo dat voor haar en zij voor Edo. Meer niet. Hij heeft niet gezegd dat hij verliefd is of zoiets. Ik geef om je, zei hij eergisteren. Je geeft om vrienden, om goede collega’s. Dat is niet hetzelfde als houden van. Haar handen zijn boven het tafelblad. Ze houdt ze in de aanslag. Op dat moment heeft ze het gevoel dat Jannie bij haar is. Emma kijkt om zich heen.

Ze legt haar handen weer neer. Ophouden. Nu direct ophouden met malen en met zichzelf gek maken. Jannie is hier niet, die is dood. Edo is weggegaan maar hij komt heus wel terug. Waarom zou hij niet terugkomen? Ophouden met dwangmatige negatieve fantasieën. Hij ging uit zichzelf met haar mee en hij wilde dat graag. Opeens herinnert ze zich zijn ogen en de manier waarop hij steeds naar haar keek toen ze de tweede en de derde keer vreeën. Teder was dat, verlangend, intens. Er is niets aan de hand. Ze gaat zichzelf niet meer pijn doen. Ze hoeft niet langer zo woedend te zijn. Het was niet zomaar een vrijpartij. Het was meer. Veel meer. Dit gaat vaker gebeuren. Binnenkort stelt ze hem voor aan haar ouders. En aan Steffie. Ze is niet bang voor Steffie. Ze lust haar rauw.

Ze kijkt naar de bruine glazen pot. Ze loopt naar de keuken en schroeft de dop los. Maar op het moment dat ze de pot wil leeggooien, aarzelt ze. Eén heel kort moment voelt ze de neiging in zich opkomen om hem leeg te drinken. Alles kan in een paar minuten voorbij zijn. Je drinkt en valt weg, ze zal nergens iets van merken. Het lijkt alsof er iets of iemand naast haar staat die haar uitnodigt. Het voelt als een sterke drank, die haar bijna de adem beneemt. Ze kent dit gevoel. Het overvalt haar bij tijden al haar hele leven. Ze heeft het koud. Ze moet overgeven. Snel zet ze de pot op het aanrecht en ze kokhalst boven de gootsteen. Maar er komt niets anders dan wat slijm uit haar keel. Ze begint te rillen en daarna te huilen. Ze huilt met gierende uithalen, ze brult het uit.

Er staat nog een halflege beschuitbus in een van de keukenkastjes. Ze pakt de bus, stopt de pot erin, dekt hem af met de beschuiten en zet hem terug op de plank. Vanavond gooit ze alles weg. Ze kijkt snel om zich heen. Is hier iets? Iemand?

Niemand. Alleen zijzelf.