4
In eerste instantie herkent Emma haar niet. Het roodbruine, lange krullende haar is geknipt en valt rut niet op haar schouders.
“Dag zus,” zegt Steffie opgewekt, “dat had je niet gedacht, hè?” Ze is duidelijk aangeschoten en komt daar zonder enige gêne voor uit.
“Ik heb een paar glaasjes te veel gedronken, ik weet het. Maar ik loop nog netjes op de streep, ik heb het midden op straat geprobeerd en het lukte.” Ze doet een stap naar voren maar Emma houdt haar tegen.
“Ik wil niet dat je binnenkomt,” zegt ze kortaf, “ik stond op het punt om naar bed te gaan.”
“Maar ik kan nergens anders naartoe,” jammert Steffie. “Ik sta verderop zonder benzine.” Emma aarzelt.
“Eventjes maar,” smeekt Steffie, “ik moet zo nodig plassen. Mag ik alsjeblieft even naar de wc?” Emma doet een stap opzij en Steffie glipt haastig langs naar heen. Ze heeft zoveel haast dat ze de deur niet eens dichtdoet.
Emma hoort de plas ongegeneerd hard in de pot kletteren. Ze blijft bij de voordeur staan en denkt na. Als Steffie geen benzine meer heeft kan ze ook niet thuiskomen. Maar was ze wel op weg naar huis? Waar staat haar auto eigenlijk? Ze sluit met een diepe zucht de voordeur. Er zal niets anders op zitten dan hulp te bieden, als ze haar zusje niet de hele nacht op visite wil hebben. Ze kan die dronken lor ook beier niet meer laten autorijden. Waarom eigenlijk niet, spreekt ze zichzelf in gedachten tegen. Ze is hier toch ook met haar dronken kop naartoe komen rijden?
“Doe eens aardig, ik ben zó weer weg,” zegt Steffie. “Ik weet het: jij wilt geen contact meer met mij. Ook goed, jij je zin. Maar ik moet echt even zitten, ik heb al een heel eind gelopen.”
“Waar staat je auto?”
“Ongeveer honderd meter verderop. Stom van me dat ik niet heb getankt vandaag. Nou ja, het is niet anders. Gelukkig dat jij in de buurt woont en dat je thuis bent. Hè, ik moet echt even uitrusten, zeg.”
“Een kwartier, langer niet,” zegt Emma strak.
“Dank je, zus. Hoe vind je mijn haar? Ik heb het vandaag laten doen.”
“Verschrikkelijk. Je lij iet wel niet wijs om dat prachtige lange haar zo kort te laten knippen.”
“Dat valt toch wel mee. Zo kort is het toch niet? Ma reageerde ook al zo spastisch. Die schrok zich helemaal wild toen ze me zag. Ze gilde: wat heb je nu gedaan? Pa moest er meteen bij komen, maar die haalde zoals gewoonlijk zijn schouders op. Ik ben het helemaal beu dat iedereen altijd zegt dat ik zo op Julia Roberts lijk. Dat is nu zeker een stuk minder, denk je ook niet?”
Emma zwijgt.
“Hè, toe nou. Blijf je nou altijd boos? Je weet toch dat het niet zo lekker gaat tussen Cees en mij?”
“Hoe moet ik daar iets van weten? Wat zou ik daar überhaupt van moeten weten?”
“Hij zit sinds een paar maanden de hele week in Tilburg. En nu blijft hij daar dit weekend ook nog voor een groot bedrijfsfeest. Het is te zot voor woorden dat hij daar bij moet zijn. Maar je kent Cees: altijd correct blijven, nooit eens op je strepen gaan staan. Niet gewoon zeggen: het spijt me, ik heb ook nog een privéleven. Maar daar gaat het niet alleen om. Hij wil nog meer kinderen, terwijl ik daar niet aan moet denken. Dat is geen grapje, hoor, bevallen. Mij niet meer gezien, heb ik gezegd.”
Er valt een stilte. Steffie loopt de woonkamer in en ploft op de bank neer. “Ik was op de reünie. Waarom was jij er niet? Iedereen vroeg naar je. Ze waren er allemaal. Weet je nog dat Annie van Gils bij mij in 5 havo zat? Die dikke, met die vette vlechten? En met die bril uit het jaar nul? Nou, Annie was er ook, maar niemand herkende haar. Ze was minstens dertig kilo afgevallen en ze had haar ogen laten laseren. En ze had haar haren afgeknipt, gaaf zeg! Het is een beauty geworden, iedereen stond haar met open mond aan te gapen.”
“O.”
Steffie slaat geen acht op het feit dat Emma niet erg geïnteresseerd reageert. “Ik hoorde dat jouw lerares Nederlands dood is. Er waren er een paar die beweerden dat ze zelf…nou ja, ze zeggen zoveel. Ik heb er niet naar geluisterd. Ik zei nog tegen een van die mensen: ‘Zeg, dit is een feest, ga nu niet zo zwaar zitten praten.’” Ze kijkt om zich heen.
“Je hebt een nieuwe bank. Mooi. Echt leer? Chic, zeg. Dat wil ik ook nog eens, een leren bank. Die koop ik misschien wel als ik weer alleen woon. Ik weet nog niet wat ik ga doen. Cees wil praten. Hij is bang dat hij me kwijtraakt. Nou ja, ik zie het wel. Ik heb de hele erfenis van oma nog, dus ik kan gemakkelijk zelf een huis kopen. En als ik dan die opleiding voor schoonheidsspecialiste alsnog afmaak, zou ik een praktijk aan huis kunnen starten. Ik wil voor mezelf kunnen zorgen. Ma eist beslist dat ik in de buurt blijf. Voor Isha. Ik sterf van de dorst, heb je iets te drinken? Ik zou wel een koud biertje lusten.”
“Je hebt al meer dan genoeg alcohol gehad, denk je niet? Je kunt een koud glas sinas krijgen en dan wil ik dat je weggaat.”
“Goed hoor, je lijkt ma wel. Jij bent altijd zo verstandig, Emma. Spring jij nou nooit eens uit de band? Ik zou er helemaal tureluurs van worden als ik bij alles wat ik deed mijn verantwoordelijkheidsgevoel in de gaten zou moeten houden.”
“Welk verantwoordelijkheidsgevoel bedoel je?”
Steffie giechelt. “Je hebt gelijk, dat heb ik helemaal niet. Nou ja, wel een beetje. Ik heb het wel als het mijn kind aangaat. Ze is zó lief, Emma, ze lijkt op jou, weet je dat?”
“Die truc heeft ma al toegepast, bespaar je de moeite.” Emma loopt naar de keuken om een glas sinas in te schenken. Ze voelt dat haar benen trillen. Steffie moet hier weg. Ze wordt iedere minuut giftiger op haar. Ze begaat nog eens een ongeluk aan dat secreet.
Als Emma terugkomt in de kamer ligt Steffie languit op de bank. Ze maakt een uitnodigend gebaar naar Emma om plaats te nemen in een van de diepe fauteuils.
“Dank je vriendelijk,” schampert Emma.
“Je had erbij moeten zijn,” gaat Steffie onverstoorbaar door, “want weet je wie er ook was? Remco! De broer van Lex! Weet je nog wel? Dat minikereltje met die veel te grote bril. Hij heeft nu contactlenzen maar hij is nog even onaantrekkelijk. Dat hij een broer van Lex is, je kunt het je niet voorstellen. En weet je met wie hij getrouwd is? Met Anja. Je kent Anja toch wel? Ze heeft een hazenlip. Ze is met een open verhemelte geboren en ik geloof dat ze als kind wel dertig keer geopereerd is. Maar je blijft het zien. En horen, ze slist.”
Steffie neemt een paar slokjes sinas. “Zoet, zeg. Daar vallen je kiezen van uit je kaken. Geef mij maar pils. Maar goed, dat zit er niet in vandaag. Ik ben even met Remco naar buiten geweest, om die Anja lekker op te fokken. We hebben een tijdje zitten praten. Allemaal heel netjes, hoewel hij wel steeds dichter tegen me aan ging zitten. Maar na een halfuur kwam Anja de zaak controleren en moest hij weer mee naar binnen. Wat een trut is dat, zeg.” Ze zucht diep. “Jij bent ook wel eens spraakzamer geweest. Maar ik heb nog iets veel leukers meegemaakt, dat moet ik je écht vertellen en dan vertrek ik weer. Je hebt toch wel benzine in je auto? Jij wilt me toch wel even brengen? Anders zit ik hier voor niks of moet ik een taxi bellen.”
Emma zwijgt. Er hangt iets in de lucht. Iets wat er niet moet zijn. Ze wil het van zich, if duwen.
Steffie merkt niets. Ze ratelt maar door. Het gaat nog steeds over die reünie. Of niet? “Ik had dus geen zin om dat hele eind van de school naar huis te lopen en ik ben gaan liften. Stopt me daar een dikke vette Mercedes met iemand erin die de zonde meer dan waard is. Ik herkende hem niet meteen.” Ze lijkt even te aarzelen. “Het was die dokter,” grijnst ze. “Zijn vrouw is een tijdje terug overleden. Ze zeggen dat het zelfmoord was. Maar ik zei al dat ze wel vaker kletsen in deze omgeving. Jij zult hem ook wel kennen, denk ik? Hij heet Edo. Die ken je toch wel?”