2
Ze hoort Isha brabbelen als haar vader haar binnenlaat. Hij zucht diep. “Je moeder werd om acht uur wakker. Ze heeft tot nu toe geen woord gesproken. Ze wilde Isha in bad doen en nu zit ze haar te voeren.”
Emma wil zeggen dat je beesten voert. Ze doet haar mond al open om hem te corrigeren, maar als ze de trieste uitdrukking op zijn gezicht ziet, houdt ze zich in. Ze raakt even zijn arm aan. “Heb je nog geslapen?” wil ze weten.
Hij haalt zwijgend zijn schouders op.
“Ik heb ook geen oog dichtgedaan,” meldt ze. Haar vader loopt de kamer in en Emma volgt hem. Isha reageert verrukt op haar binnenkomst en begint te kraaien van plezier. Emma kust het kind op haar voorhoofd. “Is Cees eigenlijk al gewaarschuwd?” vraagt ze aan haar vader. Haar moeder houdt Isha een eetlepel vol lichtbruine smurrie voor. Het meisje hapt en proest tegelijk, waardoor de spetters op haar wangen zitten.
“Er is net gebeld door de politie. Het lukte gisteravond niet om hem te bereiken. Hij was op een feest, geloof ik. Ik heb geadviseerd om Job in te schakelen. Die is vroeg in de ochtend naar Tilburg gereden,” antwoordt haar vader. “Cees heeft een uur geleden gebeld. Hij is onderweg.”
“De politie komt straks.” zegt haar moeder plotseling. “Ze willen met ons praten.”
Emma richt zich tot haar vader. Hij knikt. “Ik ben een halfuur geleden gebeld door een vrouwelijke rechercheur. Ze hebben gisteravond nog sectie verricht en ze willen inderdaad met ons praten. Met jou in het bijzonder, zei die vrouw. Ze komen tegen een uur of elf.”
Er bellen voortdurend vrienden van Emma’s ouders op en Emma staat ze zo vriendelijk mogelijk te woord. Ze vertelt steeds opnieuw dat Steffie is aangetroffen op de zolder van een man met wie ze een afspraakje had. De meeste mensen blijken al te weten dat die man Edo is. Ze willen weten of het zeker is dat hij haar heeft vermoord. “Wie zou dat anders gedaan moeten hebben?” is haar tegenvraag.
Sommige vrienden zijn verontwaardigd, anderen reageren onthutst en enkelen laten hun emoties de vrije loop. Emma luistert en troost. Ze brengt groeten en medeleven over aan haar ouders. Haar vader steekt steeds zijn hand op, ais teken dat hij hoort wat ze zegt. Haar moeder zegt nu en dan dat ze de reacties waardeert en later zelf wel terug zal bellen. Maar ze concentreert zich toch hoofdzakelijk op Isha. Ze kietelt het kind, knuffelt het en speelt met haar. Ze lijkt zich te willen afsluiten van de realiteit. De naam Steffie valt niet. Het feit dat ze dood is, wordt vermeden. Emma wenkt haar vader in de richting van de keuken. “Moet er geen uitvaart worden geregeld?”
Hij kijkt langs haar heen naar buiten. “Ik denk dat Cees dat zal moeten doen. Hij is haar man.” Haar vader lijkt een kort moment diep na te denken. “Hij was haar man,” zegt hij. “Ze is dood. Een of andere klootzak heeft haar vermoord. Mijn kleine meisje.” Hij krimpt in elkaar en slaat zijn handen voor zijn ogen. Zijn schouders schokken.
Emma staat als bevroren naast hem. “Ik ben er ook nog,” mompelt ze.
Maar hij lijkt haar niet te horen.