3
De woede loert op haar.
Emma herkent het trillen van haar adem, de neiging om de nagels van haar vingers krampachtig in haar handpalmen te drukken, de uitbarstingen van zweetdruppels op haar voorhoofd en onder haar oksels. Iedere spier in haar lijf staat strak. Ze kan alleen maar aan geweld denken.
Overdonderend, ruw en meedogenloos geweld. Vernietigend.
Ze moet zich beheersen.
Ze heeft verse broodjes gehaald bij de bakker en bij de delicatessenzaak verderop heeft: ze een pot ambachtelijke bramenjam en een stuk roombrie gekocht. Nu staat ze de broodjes te smeren en ze babbelt tegen Isha, die ze in de houten kinderstoel heeft gezet waar ze zelf ook ooit nog in gezeten schijnt te hebben. Haar moeder heeft alle babyspullen van haar twee dochters bewaard. Overal in huis is te zien dat er hier regelmatig een klein kind vertoeft. Als je niet beter wist, zou je zweren dat het kind hier woont. Alles is duidelijk ongesteld op het meisje. Emma bedenkt dat ze hier tot nu toe consequent niet op heeft gelet. Maar nu is het anders. Ze kijkt naar liet kind en beantwoordt het overdadige geschater dat de hele keuken in bezit neemt met een vriendelijke glimlach.
Het meisje lijkt een beetje op Cees. Vooral als ze zo uitbundig lacht. Cees kan ook een grijns van oor tot oor produceren. En zijn ogen schitteren op precies dezelfde manier als hij vrolijk is.
“Ze lijkt op jou, Emma,” hoort ze haar moeder weer zeggen. En Steffie herhaalde dat later. Ze kijkt peinzend naar het kind. “Het zou inderdaad mijn dochter kunnen zijn,” mompelt ze. Er dringt een herinnering haar hoofd binnen. Vrijen met Cees. Ze voelt zijn handen op haar lijf en ziet zijn ogen die haar bewonderend bekijken. In een opwelling omhelst ze het kind en drukt het tegen zich aan. Ze voelt natte lippen in de buurt van haar oor. Het meisje schatert weer.
“Ze heeft er nog geen idee van dat ze geen moeder meer heeft,” zegt een stem. Emma draait zich om en ziet haar moeder staan. “Ze weet nog niet wat haar te wachten staat.”
Emma laat het kind los en ze voelt dat de woede wegebt. “Ze zal er geen last van hebben. Ze krijgt een onbezorgde jeugd met ouders die van haar houden en die ook dol zijn op elkaar. Daar ga ik voor zorgen.”
“Denk je écht dat het zo eenvoudig ligt? Denk je écht dat Steffie zo gemakkelijk kan worden ingeruild? Dat Cees daar ook maar één moment aan zal denken?”
Emma belegt de broodjes met brie en besmeert er ook een paar met bramenjam. Er hangt plotseling een vreemde spanning in de keuken. Iemand snikt. “O god, Emma, je gaat me toch niet vertellen dat jij iets met de dood van je zusje te maken hebt?” kermt haar moeder.
Het mes schiet uit Emma’s vingers en ze snijdt zich in haar handpalm. Ze bloedt. “Doe alsjeblieft niet zo theatraal,” snauwt ze. “En hou je mond als je niets beters te melden hebt.”
De woede is weer terug.