3

Vanmiddag kan iedereen afscheid nemen van Jannie. Tussen twee en vier in het crematorium van Schagen. Ze wilde niet in haar eigen huis worden opgebaard, omdat ze niemand wilde verplichten om in dat huis alleen met een dode te zijn en ook omdat ze niet in haar eentje dood in huis wilde liggen. Ze hebben er samen nog een beetje gekscherend over gesproken. “Wil je dan wel in je eentje in de lade van een koelkast liggen?” vroeg Emma. “Lig je eigenlijk niet overal in je eentje als je dood bent?” Volgens Jannie maakte het toch wel enig verschil dat ze in het crematorium gezelschap had van andere doden.

Emma heeft na woensdag nauwelijks meer aan Jannie gedacht. Daar voelt ze zich schuldig over. Het komt door alles wat er daarna gebeurde, probeert ze zichzelf tegen te spreken. Door die seksuele uitspatting met Edo. Doordat hij haar daarna weer in de kou zette.

Door zijn verraad.

Door die liederlijke Steffie.

Een paar seconden flitst het stille, witte gezicht van Steffie door haar hoofd. Ze was slap toen Emma haar naar de auto sleepte. Maar ze ademde nog wel, heel oppervlakkig.

Haar Julia Roberts-haren waren dof en hingen troosteloos langs haar wangen. Haar neus was een beetje blauw. Of toch niet? Ze kan het zich opeens niet meer goed herinneren. Ze weet nog wel dat ze zich bezorgd afvroeg of Steffie niet toch zou gaan braken. Of die ene zetpil wel genoeg was geweest. Maar Steffie sliep al snel heel diep. Te diep om nog een braakreflex te kunnen hebben.

De doden lijken om de auto heen te zweven. Hun verstijfde lijven komen om de beurt langs. Eerst Jannie. Die ziet eruit of ze slaapt.

Lekker. Eeuwig.

Daarna komt Steffie. Die maakt een verwijtende indruk. Ze is grimmig. Ze lijkt iets te willen roepen, maar haar mond is verlamd.

Er zit een mug op de voorruit. Emma slaat hem met één klap plat.

De mond van Steffie vervaagt.

Lex is er ook. Maar hij is te ver van de auto verwijderd om hem goed te kunnen zien. Dat is mooi. Emma heeft geen behoefte aan beelden van Lex. Ze wil niet aan hem denken. Niet door hem worden lastiggevallen. Ze wil dat hij blijft waar hij al zo lang is. “Je bent dood,” zegt ze tegen de schim ergens in de verte. Ze hoort de kilte in haar stem.

Het is half-drie. Ze moet naar Schagen om afscheid te nemen van Jannie. Niemand zal haar daar verwachten nu haar eigen zusje ook net is overleden. Maar als ze toch verschijnt, kan ze erop rekenen dat dit gewaardeerd wordt. Het is geen goed idee om naar de plek te gaan waar Lex gevonden werd. Ze moet Lex niet meer opzoeken. Ze moet zichzelf een beetje beter beheersen. Jannie verwacht haar.

Maar de kist van Jannie is gesloten. Waarom zou ze gaan? Ze heeft toch al afscheid genomen? Misschien gaan mensen vragen stellen over Steffie.

Emma aarzelt. Ze nadert de kruising waar ze naar links moet om in Schagen te komen. Als ze rechtdoor rijdt, gaat ze richting Wieringerwaard. Daar kan ze nog kiezen. Ze kan naar Den Helder rijden en daarna terugkeren naar huis. Maar ze kan ook afslaan en de weg nemen die naar Callantsoog leidt. Daar is Lex gevonden in die duinpan.

Hun duinpan.

Ze schiet overeind van de schrik als iemand achter haar keihard op zijn claxon drukt. Ze vloekt. In de achteruitkijkspiegel ziet ze een man driftige bewegingen maken. Het komt erop neer dat ze moet opschieten. Ze geeft gas en rijdt rechtdoor.

Haar mobieltje begint te rinkelen. Ze luistert tevreden naar het geluid. Haar mobiel klinkt als een gewone telefoon. Tegenwoordig schijnt iedereen behoefte te hebben aan muziek als beltoon. In de supermarkt begon een paar weken geleden in de zak van een meisje dat achter 3ïmma in de rij voor de kassa stond zelfs plotseling een baby te krijsen. Dat bleek haar telefoon te zijn. De andere klanten moesten erom lachen.

Emma niet.

Ze kijkt op de display. Het is haar moeder. “Praat jij maar lekker met Ceesje,” zegt ze tegen het toestel. “Strooi je achterdochtige praatjes maar rond, kwijl van verdriet en reken erop dat je er nooit achter komt wat er is gebeurd.”

Ze vindt dat ze leuke gedachten heeft. Anderen zullen ze eigenaardig vinden. Maar zij niet. Ze moet erom lachen. Ze opent alle ramen in de auto en geeft haar lach de ruimte. Dat lucht op.