5

Lex had slaapmiddelen nodig en hij slikte overdag ook rustgevende medicijnen, hoorde Emma van haar moeder. Hij was er slecht aan toe. Hoe kon ze zo hard zijn, om hem op geen enkele manier tegemoet te komen?

Slaapmiddelen en rustgevende medicijnen. Hij gebruikte ze zelf. Die hoefde ze dus niet eens achterover te drukken.

Ze belde Lex op en nodigde hem uit om te komen praten. Hij stotterde van opwinding en begon te huilen.

Ze hield er rekening mee dat ze van gedachten zou kunnen veranderen als ze hem zag. Dat er iets terug zou komen van het verliefde gevoel, dat ze zou verlangen naar zijn mond.

De mond die in staat was om haar te adoreren.

De mond die elk plekje van haar lijf kende.

De mond die haar voor de eerste keer in haar leven gillend had laten klaarkomen.

Terwijl ze op hem wachtte, mijmerde ze over seks met hem. Je eerste minnaar vergeet je nooit, had ze ergens gelezen. Lex was dan wel niet de eerste met wie ze vree, hij was wel de eerste die in aanmerking kwam voor de titel minnaar. Ze voelde geen enkele gêne tegenover hem. Hij was haar man, ze wilde altijd bij hem blijven.

Maar hij was met Steffie mee gegaan. Hij was erin getrapt, beweerde hij. Hij noemde haar een kleine slet. Hij was dom geweest.

Dom, dom, dom. Het klonk als een hilarische klapper. Nog even en iedereen schaterde het uit als men het erover had. Die Lex toch, wat een sukkel, hè? Dom, dom, dom. Maar ach, het is een man. Volgens Emma’s moeder liepen alle mannen hun piemel achterna. Niets om je speciaal over op te winden. Rekken en erbij blijven, van dat soort teksten strooide ze rond.

Emma voelde zich weer giftig worden. En haar aarzelende intentie om te vergeven, verdween in het niets.

Hij stond met een verlegen glimlach om zijn mond op de stoep. Of was het een grijns?

Emma keek hem recht aan. Ze zag dat hij schrok van de blik in haar ogen. “Kom binnen.”

Zijn handen trilden. Hij wist zich duidelijk geen houding te geven.

Ze haatte hem. En ze wist dat die haat definitief de plaats van de liefde had ingenomen.

“Wat kan ik doen om het goed te maken?” beefde hij.

Ze zweeg en deed alsof ze nadacht.

Hij vroeg niet eens naar net waarom van de voorwaarde die zij stelde om het weer goed te kunnen maken. Hij knipperde zelfs niet met zijn ogen, toen ze haar eis op tafel legde.

Ze herhaalde het nog een keer. “Je gaat naar onze duinpan in Callantsoog. Overmorgen om tien uur ‘s-avonds. Als er auto’s op het parkeerterrein staan, wacht je tot ze weg zijn. Niemand mag je zien. Je neemt twee slaappillen en zorgt ervoor dat je slaapt als ik kom.”

“Waarom wil je dat ik slaap?” deed hij een voorzichtige poging.

“Om je wakker te kunnen kussen.” Ze verzon het antwoord ter plekke.

Hij grijnsde breed. “O, goed. Ik vond het al een beetje eng worden. Maar dit…” Zijn stem sloeg over.

Dat kon er ook nog wel bij, dat hij ging janken. Maar hij beheerste zich, alsof hij begreep dat tranen echt te ver zouden gaan voor Emma.

“Het komt in orde. Ik neem twee slaappillen. Maar je kust me toch wel écht wakker?”

“Natuurlijk.” Emma hoorde haar stem dit zeggen.

Hij aarzelde en leek een stap in haar richting te willen doen. Maar hij deinsde toch terug voor de ijzige weerstand die zij uitstraalde.

“Overmorgen,” zei hij hoopvol.

“Overmorgen,” beaamde ze.

“En dan is het weer goed,” stelde hij vast.