3
Ze heeft alweer honger. Maar eerst wil ze de tassen kwijt die ze meezeult. Dus ze sjouwt de hele handel naar haar auto en legt alles in de kofferbak. Ze heeft bijna negenhonderd euro uitgegeven aan kinderkleding. Aan jurken, broeken, T–shirts, ondergoed en nachtkleding voor een klein meisje. Ze herinnerde zich dat ze iets boven de kraag van Isha’s bloesje zag uitsteken, toen ze het kind op haar arm had. Het was een nummertje. Nummer 74. Het bloesje werd te klein, beweerde haar moeder. Emma heeft de kleren in de maten 80 en 86 gekocht.
De verkoopster was nieuwsgierig maar toen Emma niet op haar vragen reageerde, bond ze in.
Vandaag geen patatje oorlog. Maar ze moet wel iets stevigs in haar maag hebben. Anders loopt ze kans dat ze weer door zo’n hinderlijke huilbui wordt overvallen. Ze is op een groot binnenplein terechtgekomen. De twee lichtkoepels in het dak verlichten vrijwel het hele plein. Emma ziet dat de ramen in de koepels wijd open staan. Ze staat voor een eetcafé: Mr. Cocker, coffee, tea and lunch. Het ziet er gezellig uit. Het terras zit vol, maar binnen lijken nog een paar plaatsen vrij te zijn. Ze loopt het eetcafé in. Ze wil rustig kunnen zitten. Nadenken. Haar plan uitwerken.
Ze bestelt een waldkornbroodje met geitenkaas en honing. En een dubbele cappuccino. Er ligt een Telegraaf op het tafeltje naast dat van haar. Emma pakt de krant en slaat hem open.
Ze leest niet wat er staat. Ze probeert het wel maar de betekenis van de woorden dringt niet tot haar door. Haar hart klopt wild, haar handen trillen Er is iets in de buurt waar ze onrustig van wordt. Het sluipt om haar heen. Ze kijkt schichtig opzij.
Er is niets te zien.
Toch is er iets.
Haar ogen dwalen naar de bovenkant van de krant in haar handen. Het is woensdag. Het is weer woensdag. Ze denkt aan Jannie. Vandaag is het een week geleden dat Jannie stierf. Het lijkt tien jaar. Emma vraagt zich af of het klopt. Een week?
Het is vandaag ook een week geleden dat Edo bij haar sliep. Dat ze vreeën. Heerlijk en intens vreeën.
Vanzelfsprekend. Overweldigend.
Lief.
Ze ademt weer rustig. Dan denkt ze aan de manier waarop hij naar haar keek. Hij meende het. Het was echt. Maar toch besloot hij later dat hij er nog niet klaar voor was. En vlak daarna pikte hij zonder problemen haar zusje op en gaf haar zijn huissleutel. Wat is er daarna gebeurd? Wat is er met hém gebeurd?
Ze ziet zijn ogen opnieuw voor zich, toen hij haar aankeek op het moment dat hij werd meegenomen. Hij wist niet wat hem overkwam.
Ze zou alles aan Jannie willen vertellen. Als Jannie was blijven leven, was het allemaal niet gebeurd. Dan zou ze niet een derde deel van het slaapmiddel in het glas bier hebben gedaan. Dan zou ze haar zusje niet hebben vermoord.
Of toch wel?
De serveerster komt haar bestelling brengen. Maar Emma heeft geen honger meer. Ze drinkt de koffie en kauwt op een paar stukjes sla, die ze tussen het broodje uit trekt. Ze denkt diep na. Edo komt waarschijnlijk vrij. Dan kan ze erop rekenen dat ze stevig ondervraagd zal worden. Zij heeft Steffie gezien en gesproken op de avond van de moord. Zij heeft haar zusje naar het huis van Edo gebracht. Er zijn sporen van haar te vinden in dat huis en Edo zal ontkennen dat hij haar daar ooit heeft binnengelaten. Maar dat is zijn woord tegen dat van haar. Hetzelfde geldt voor het vrijen. Ze zal nadrukkelijk ontkennen dat hij in haar bed heeft gelegen. Ze moet ervoor zorgen dat haar verklaringen aannemelijker klinken dan die van hem. En ze moet vooral verdrietig zijn. Haar zusje is dood. Het wekt achterdocht als ze daar koel onder blijft. Dat moet ze doen. Verdrietig zijn. Dat zal zeker lukken als ze heel veel aan Jannie gaat denken. Ze mist haar oude vriendin. Ze heeft dat gevoel tot nu toe niet toegelaten maar vanaf dit moment gaat ze het alle ruimte geven. Ze merkt dat de tranen alweer over haar wangen stromen Ze veegt ze driftig weg en wenkt de serveerster om af te rekenen.
“Smaakte het niet goed?” vraagt die.
“Ik heb bij nader inzien toch niet zo’n zin,” legt Emma uit.
“Sterkte, hoor,” zegt de vrouw.
Op het moment dat Emma opstaat, klinkt er een enorme klap. De hele zaak trilt ervan. Er breekt direct paniek uit. Mensen springen overeind en schreeuwen. Iemand maant tot kalmte. De serveersters rennen naar de plek waar het geluid vandaan kwam.
Emma staat bij de deur en probeert te ontdekken wat er aan de hand is. Een man en een vrouw lopen haastig langs haar naar buiten. “Dat gebeurde twee weken geleden ook al,” hoort Emma de vrouw tegen de man zeggen. “Dat komt doordat ze de ramen in die lichtkoepels steeds openzetten. Ze vliegen dan zó naar binnen.”
Er komt een man op haar af. “Niks aan de hand hoor. Mensen raken nu eenmaal snel in paniek,” glimlacht hij. Hij lijkt de situatie zelfs grappig te vinden. “Het glas is nog heel. Maar de vogel niet.”