4
Zocht ik Eva in Elsa, Erna en Emma? Voor een deel wel. Maar ik zocht haar niet alleen in die vrouwen. Ik zocht haar in iedere vrouw die op mijn pad kwam, ongeacht of de kennismaking in mijn privéleven of in mijn professionele contacten plaatsvond. Ik wilde het gevoel van in de steek gelaten zijn kwijtraken.
Achter me laten.
Ik wilde niet langer gekwetst zijn. Die verdomde eenzaamheid niet langer voelen. Het schuldgevoel laten verdwijnen.
Het verlangen naar mijn moeder vernietigen.
Ik wilde niet meer tijdens een orgasme aan mijn moeder denken. Ik vond het een zieke gedachte dat mijn dode moeder een orgastische belevenis was geworden. Ik vond mezelf ziek.
De analyse die ik tijdens mijn studie deed, maakte me veel duidelijk over mijn rouw. Of beter gezegd: over het ontbreken van een gezonde rouw. Ik ontdekte dat mijn vader de rouw voor mijn moeder had opgeëist. Alsof alleen hij daar recht op had.
Ik was kwaad en ik ontmoette Elsa. Haar toenemende lichaamsgewicht voedde mijn woede. Ik raakte buiten mezelf en reageerde alles wat me dwarszat op haar af. Ik benutte iedere mogelijkheid om haar kwijt te raken. Natuurlijk lukte dat. Ik wilde dat ze vertrok. En toch voelde ik me daarna in de steek gelaten.
De tijd die ik vervolgens samen met Erna doorbracht, was een aaneenschakeling van aantrekken en afstoten. Ik liet me veroveren en meezeulen, ik wees initiatieven af. Mijn reacties konden per uur verschillend zijn. Ik dreef Erna ermee tot wanhoop maar ik liet haar emoties niet tot me doordringen. Tot het moment dat ze me toeschreeuwde dar ik haar voortdurend in de steek liet. Toen werd ik kwaad. Ze kwam op mijn terrein.
Ik vond dat ik het alleenrecht had op in de steek gelaten worden. Ik zorgde ervoor dat ze me verliet.
Toen ik afstudeerde was ik een geestelijk wrak. Een cynische, sombere man die nergens meer in geloofde. Behalve in de problemen van anderen. Als ik in de hulpverlenerrol zat, bruiste ik van energie en empathie en kon ik haarscherp analyseren waar de zwakke en de sterke kanten zaten in de verhalen die mijn cliënten over me uitstortten. En ik wist feilloos de juiste woorden te vinden om hen uit het dal, de ontkenning of de misplaatste euforie te trekken.
Ik begon mijn vader verwijten te maken over zijn rol als opvoeder. Of juist over zijn weigering om die rol naar behoren te vervullen. Ik gooide hem voor de voeten dat hij na de dood van mijn moeder niets anders had gedaan dan treuren, zeuren en het laten afweten. Ik verweet hem dat hij als vader tegelijk met mijn moeder was overleden.
Hij liep weg en verbrak ons contact.
Toen ontmoette ik Emma.