11

Het zijn Steffies lippen. Ze bewegen zich over mijn voorhoofd. Ze verplaatsen zich naar mijn mond. Ik voel tanden die in mijn bovenlip bijten. Er dringt een tong naar binnen. Ik neem de kus over. Ik trek haar op me, kleed haar uit. Ik neem haar. Ik stoot. Ik voel dat ik ga klaarkomen. Dat wil ik. Spuiten. Kort en krachtig.

Ik word wakker.

Isha! Ze krijst. Haar ademhaling hapert. Ik vlieg naar boven.

Ze staat rechtop in haar bedje en strekt haar armen naar me uit. Ik ruik poep. Ze snikt. Ik til haar op en breng haar direct naar de badkamer. Ik sus, ik kriebel met mijn lippen langs haar oortje. Ze hikt opeens van het lachen. Ze kan er niet tegen als je aan haar oren zit. Dat heeft ze van haar moeder. Steffie gilde altijd als ik in haar oorlel beet.

Terwijl het bad volloopt, doe ik de vuile luier af en was Isha’s billen. “Je stinkt, dame. Eerst maar eens even die smerige bende naar beneden brengen.” Ze danst op mijn arm. Ze kraait. Haar oogjes stralen.

Ik ga samen met haar in het bad zitten. Mijn lijf is stijf. Alle spieren doen pijn. Ik wil huilen. Ik wil Steffie bij me voelen. Ik wil dat ze ons kind vasthoudt.

Het warme water ontspant me. Ik was eerst Isha’s haar en laat haar daarna door mijn eigen haren rossen. Ze springt. Ik kan haar met moeite in bedwang houden. Net als mijn gedachten. Mijn kind heeft aandacht nodig. Ze heeft niets aan een vader die voortdurend zijn emoties de vrije loop laat. Ik moet me beter gaan beheersen.

Op het moment dat ik haar naar beneden draag, hoor ik het geluid. Ik ren de kamer in en zet Isha in de box. Ze begint te protesteren. “Stil!” Ze zwijgt beduusd.

De Ericsson ligt nog op tafel. De tune klinkt treiterig.

Opdringerig.

Ik druk op de groene knop en luister. Er dringt zich een doodse stilte aan mijn oor op. Ik adem niet in maar probeer een ademhaling aan de andere kant te horen.

Niets.

Ik verbreek de verbinding. En vloek hartgrondig.

Ik voel me geradbraakt. Alle spieren in mijn rug doen pijn. Het was beter geweest als ik niet op de bank in slaap was gevallen. Het was ook beter geweest als Steffie niet met die dokter had aangepapt, als ze mee naar Tilburg was gegaan, als ze bij Emma uit de buurt was gebleven. Het was beter geweest als we gewacht hadden met een kind.

Ik moet zulke dingen niet willen denken. Die gedachten maken me woedend. Ik krijg er gewelddadige ideeën van.

Lugubere ideeën.

Ik ga aan vergeldingsacties denken. Aan moorden en aan mensen ergens op een afgelegen plek begraven.

Ik stik. Ik hoor mijn eigen ademhaling piepen. Haperend piepen.

Waarom denk ik nu opeens aan een dode Emma?

Isha zit me stil aan te kijken. Haar handjes omklemmen de spijlen van de houten box, waar Steffie en Emma nog in hebben gezeten. Steffie stond erop om het ding in huis te halen. Ik wilde eerst niet toegeven. Maar ze haalde hem gewoon bij haar moeder op. Toen ging ik overstag.

Die box moet hier weg. Ik ga een nieuwe kopen. Dit ding flikker ik naar buiten. Ik verbrand hem. Dat doe ik: ik steek hem in brand. Ik ga dansen bij het vuur. Ik verbrand Emma.

Mijn eigen telefoon begint te rinkelen. Ik loer naar de display. Anoniem. “Ja?”

“Met Greet Heffels. Rechercheur. Komt het gelegen als ik nog een paar vragen stel?”

Mijn hart begint weer normaal te kloppen. “Ja.”

“Hebt u enig idee waar uw schoonzuster kan uithangen?”

“Nee.” Zoek het maar uit, dame. Dames. Ik doe niet mee. Ik weet niet waar Emma is gebleven. Waar ze kan zijn. En het interesseert me ook geen fuck.

Er is iets gaande bij de brievenbus. De grote struik die ernaast staat, ontneemt me het zicht. Maar er beweegt iets. “Er is iemand bij mijn brievenbus. Had je nog meer vragen?”

Ze belt nog wel terug. Moet je doen, zou ik willen zeggen. Moet je vooral doen. Maar reken er niet op dat ik iets vertel. Ik kijk wel uit.

Ik ren naar buiten. Er zit een grote envelop in de brievenbus. Hij is blanco. Ik keer hem om. Binnenin schuift iets heen en weer. De achterkant is ook leeg. Er loopt niemand op straat. Ergens verderop wordt een auto gestart.

De envelop ligt voor me op tafel. Het ding ziet er afschrikwekkend uit, terwijl het eigenlijk gewoon een envelop is. Ik aarzel. Dan ruk ik de bovenkant open en schud hem leeg. Er valt een sleutel uit.

Een sleutel. Verder niets. Het is een forse sleutel. Model Lips maar groter. Er staat iets op. SILCA, ITALY. Dit komt me bekend voor.

Ik pak mijn eigen sleutelbos en zoek de sleutel van de voordeur. Ik lees de woorden die daarop staan.

SILCA, ITALY.

Ik loop naar de voordeur en steek de sleutel in het slot. Hij zal niet passen, maar toch probeer ik het.

Hij past. Ik draai en draai, het slot gehoorzaamt feilloos.

Er is een geluid in de woonkamer. Twee korte signalen. Ik ren naar mijn eigen telefoon. Ik heb een SMS-bericht.

Goedemorgen. Hierbij Steffies sleutel terug. Ik heb een duplicaat.

Geen afzender.

Ik moet iemand bellen. Die Greet Heffels? André? Job? Maar wat zeg ik dan? “Ik heb Emma de koffie laten drinken die voor mij bestemd was. Ik vermoed dat daar iets in zat, want ik zag haar onder de tafel schuiven en het lukte me niet om haar te wekken. Maar nu is ze spoorloos en iemand heeft me de sleutel van Steffie gestuurd.” Ze zullen denken dat ik ze niet allemaal meer op een rijtje heb.

Mijn vuisten bonken op de tafel. Ik denk na. Waar is Steffies sleutelbos? Ik kreeg hem terug toen de rechercheurs haar tas kwamen brengen. Ik heb hem op haar eigen sleutelhaak in de gang gehangen.

Hij hangt er nog. Ik tel de sleutels. Het zijn er vier. Ik ken ze. Een van de achterdeur, een van de schuurdeur, een van de schuifpui en een van de brievenbus. De sleutel van de voordeur ontbreekt.

Ik ga niemand bellen, ik reken zelf met Emma af. Tenzij Isha gevaar loopt. Maar dat gebeurt niet. Ik zal haar verdedigen tot het uiterste. Als het moet, zal ik moorden om haar te beschermen. Ik ga een antwoord maken op het SMS-bericht.

Laat me met rust. Anders, vermoord ik je .

Ik druk op verzenden.