20
De SMS-jes komen van Emma. Het laatste bericht bewijst het. Ze heeft me erin geluisd, toen ze onder de tafel gleed en het leek dat ze niet te wekken was. Maar waarom? En waarom is ze verdwenen? Ze blijkt al vaker een tijdje spoorloos te zijn geweest. Ik heb van André gehoord dat er volgens hem en Martine niets was gebeurd wat een reden zou kunnen zijn voor haar verdwijningen. En dat ze later ook geen reden opgaf. Ze had het nodig gehad, schijnt ze gezegd te hebben. Ze moest even weg.
André heeft Meindert gebeld en Emma officieel ziek gemeld. Meindert accepteert deze ziekmelding. Net zoals hij dat de eerdere keren accepteerde. Emma is goed in haar werk, vertelde André. Ze leidt de dagelijkse gang van zaken in de apotheek heel correct. Ze mag dit soort streken uithalen. Ze heeft krediet. Hij klonk een beetje schamper, toen hij dit zei. Boos. Verongelijkt. Het zal niet meevallen om de vader te zijn van een dochter als Emma. Het viel ook niet mee om haar vriend te zijn. Ik raakte regelmatig van slag door haar. Ik had haar lief en haatte haar. Ik sprak er met Job over. Ik vertelde hem dat ik voortdurend op twee gedachten hinkte. De ene gedachte richtte zich op een toekomst met Emma. Op trouwen en kinderen krijgen. De andere gedachte had te maken met Emma verlaten. Die drong zich op de meest onverwachte momenten aan me op. Die had iets met dat vriendje te maken, de jongen die in de duinen van Callantsoog zelfmoord had gepleegd. Ik stelde Emma vragen over haar gevoelens na die zelfmoord. Ze reageerde meestal nukkig. Ze vond dat ik me te veel gedroeg als een psychotherapeut. “Ik ben je vriendin, geen cliënt,” snauwde ze. “Hou toch eens op met dat psychologische geleuter. Hij bedroog me met mijn zus en ik wilde niets meer van hem weten. Toen maakte hij er een einde aan. Hij is dood. Ik heb het afgesloten.” Ik wilde haar geloven.
Maar dat lukte niet.
Ik onderzocht mijn eigen gevoel nauwkeurig en iedere keer kwam ik opnieuw mijn achterdocht tegen. Ik wilde die achterdocht analyseren. Die zat er niet voor niets.
Job stelde natuurlijk de vraag die volkomen voor de hand lag. “Is het mogelijk dat de achterdocht een manier is om jezelf ervan te weerhouden je vertrouwen te geven?” Toch knaagde het aan me. Het was niet alleen een afweermechanisme. Het was ook vooral een intuïtief gevoel. Maar dat zei ik niet tegen Job. Die is te nuchter om serieus in te gaan op iets als intuïtie. Job is van de feiten, van de heldere conclusies en van de duidelijke aanpak.
Ik herinnerde me dat mijn zus me had verteld dat zij vaak heel intuïtief op een situatie reageerde en dat onze vader van mening was dat ze in dit opzicht op onze moeder leek. “Waarom vertelt hij dat wel aan jou en niet aan mij?”
“Omdat jij nooit naar hem wil luisteren,” antwoordde ze kortaf. “Ik weet het: hij stelt nooit vragen over mijn leven, mijn man, mijn kinderen. Hij praat alleen over mama. Maar daardoor heb ik mijn moeder wel leren kennen, ook al is ze allang dood.”
Ik ben nu in dezelfde positie terechtgekomen als mijn vader. Ik ben een alleenstaande ouder geworden. Maar ik ga het anders oplossen. Ik wil niet verzuipen in het verdriet. Ik ga me richten op het leven. Niet op de dood.
Kom maar op, Emma. Ik ben er klaar voor. Ik lust je rauw. Denk je dat je mij bang kunt maken? Dat je over me heen kunt lopen?
No way.
Als het moet, laat ik je alle hoeken van de kamer zien. Als het nodig is, zal ik je écht vermoorden. Blijf uit mijn buurt. Blijf vooral uit de buurt van mijn dochter. Haal het niet in je hersens om haar iets aan te doen. Ik wurg je, ik vil je, ik verscheur je als je iets in die richting probeert. En reken erop dat ik de moord op Steffie tot op de bodem ga uitzoeken, ik zal die dokter en jou achtervolgen tot jullie niet meer weten waar je het moet zoeken van ellende. Maak je borst maar nat. Hou rekening met een woedende ex-vriend, die nog het een en ander met je heeft af te rekenen.
André wenkt me. Ik stap uit en haal een paar keer diep adem. Rustig worden. “Heb jij Emma’s auto in jouw garage gezet?” vraag ik aan hem.
“Welnee. Hoezo?”
Ik word duizelig. Hij vangt me op. “Wat is er allemaal aan de hand, jongen?”
Er is weer een SMS-bericht binnengekomen, hoor ik. Ik mompel dat ik even naar het toilet moet en zorg dat ik daar snel kom. Mijn vingers hebben moeite om de yes-toets te bereiken. Maar het lukt. Ik heb een nieuw bericht.
Ik kom je dochter binnenkort halen.
Ik leun tegen de muur. De ruimte begint te draaien. Ik ga op de toiletpot zitten en adem nog eens diep door. Maar ik kan de misselijkheid die me overvalt niet meer bedwingen.
Ik kots en ik snik.
Ik verlang opeens hevig naar mijn moeder.