28
Job en Barbara zijn binnenkort twaalfenhalf jaar getrouwd en ze vieren dit met een diner in een chic restaurant. Ik heb gezegd dat ze het moeten laten doorgaan, ook al is het heel snel na Steffies dood. Het is hun feest en ik kom gewoon opdagen. Hoewel ik op dit moment nauwelijks zicht heb op het begrip ‘gewoon’. Ik wil erbij zijn. Ik wil weer in het normale leven terechtkomen. En ik ga ervoor zorgen dat ik er goed uitzie. Ik ben al maanden van plan om nieuwe kleren te kopen. Nu moet het maar eens gebeuren.
Barbara vertelde een paar weken geleden dat ze zulke leuke kleren voor Job hadden gevonden bij V&D in Den Helder. Ik zou er zelf niet op zijn gekomen om daar als eerste naartoe te gaan. Maar nu heb ik in ieder geval een doel. “Je mag mee,” zeg ik tegen Isha. “Papa gaat kleren kopen.” Er flitst een zin door mijn hoofd. Ze draagt nu toch maatje 80? Ik zit meteen rechtop. “En papa zal heel goed op jou passen,” beloof ik mijn kind. Ze schatert het uit. Waar haalt ze toch die enorme vrolijkheid vandaan? Domme vraag. Isha is de dochter van Steffie. Die vrolijkheid heeft ze beslist niet van een vreemde.
“Jij moet meer lachen,” vond Steffie. Ze raakte met een vinger mijn wang aan. “Je hebt zulke ernstige ogen. Je kijkt vaak zo somber. Niet doen. Kijk naar mij. Volgens mijn moeder ben ik lachend geboren.”
Ik glimlachte. “Stort je lach maar over me uit. Ik zal proberen hem op te pikken.” Ik meende het. Ik wilde vrolijk zijn. Genieten. Alles waar niet om te lachen viel achter me laten. Met haar. Op dat moment hield ik zielsveel van haar. Omdat ze me blij maakte.
Job was in het begin kritisch over Steffie. Hij twijfelde aan haar intellectuele bagage. “Ze lijkt alles weg te lachen,” zei hij.
Ik verdedigde haar. “Dat is de buitenkant. Ze heeft een serieuze kern. Maar die laat ze niet gemakkelijk zien.” Ik nam me voor om Steffie intellectueel meer te gaan uitdagen. Ik moest alleen zien uit te vinden welke manier zou aanslaan.
“Wat levert deze relatie je op?” wilde Job weten.
“Warmte. Vrolijkheid. Lucht. Zorgzaamheid. Ze geeft me het gevoel dat ik bijzonder ben. Het is alsof ik mijn moeder weer een beetje terug heb gekregen.” Pas toen ik dit hardop zei, realiseerde ik me dat Steffie me heel sterk aan mijn moeder herinnerde.
Isha tikt met haar handjes tegen mijn wangen. Ze kwijlt. Ik veeg haar mondje af. “Kwijlebabbel,” mopper ik. Ze schatert weer. “We gaan naar Den Helder,” kondig ik aan. “Daar kun je nog zonder problemen parkeren. Papa gaat mooie dingen kopen en dan gaat Isha zeggen wat ze ervan vindt.” Ik hoor mezelf praten.
Sky Radio meldt dat het vandaag een zonnige dag gaat worden. Veel zon en weinig wind. Temperaturen die hoger liggen dan normaal.
Niets is normaal meer tegenwoordig, zou ik tegen de nieuwslezer willen zeggen. Alles is anders geworden. En het wordt tijd dat ik de zaak weer onder controle krijg. Ik moet geen maanden thuisblijven. Ook al is Job heel coulant en gunt hij mij voldoende tijd om me te herstellen, het is niet goed voor mij om niet te werken. Ik heb de neiging om alles van de donkere kant te bekijken. Er is geen Steffie meer om me heen die me aan het lachen maakt. Daardoor dreig ik gemakkelijk op de bodem van de put terecht te komen. Als ik me serieus verdiep in de ellende van andere mensen, leidt dat af. Ik weet dat ik als therapeut op mijn best ben als ik me klote voel. Ik kan dus beter gaan werken. Maar waar haal ik de energie vandaan? Ik ga hier zo snel mogelijk met Job over praten. Isha kan naar Martine en André als ik werk. Ze zullen haar met open armen ontvangen. Daar hoef ik me geen zorgen om te maken. Misschien is het verstandig om een hulp in de huishouding te zoeken, zodat ik mijn handen vrij heb als ik samen met Isha ben. Ze moet een fijne jeugd krijgen. Een jeugd die haar stimuleert. Ze moet zich vrij kunnen ontwikkelen. Ze heeft een vader nodig die haar opvangt. En die zelf nog groeit. “Ik zal nooit een vader worden als mijn eigen vader,” beloof ik haar. We rijden een parkeerplein op. Het ligt vlak bij de Beatrixstraat en van hieruit kan ik rechtstreeks naar V&D lopen. Isha is stil. Ze is in slaap gevallen. Als ik haar uit het kinderzitje hijs, slaapt ze door. Ik zet haar in de draagzak en steun haar hoofdje met een hand. Er golft een verpletterend gevoel van liefde door me heen en ik kus haar zachtjes op haar voorhoofd.