4

Vanaf het moment dat ze op vrijdagochtend wakker werd, dacht ze aan Steffie. Ze herinnerde zich dat het slappe lijf van haar zusje zwaarder was dan ze had verwacht. Ze wist nog hoe ze scherp in de gaten hield of Steffie misschien toch aanstalten maakte om te braken. Het lukte haar niet om het lichaam te blijven dragen toen ze eenmaal in het huis van Edo was. Ze sleepte de slappe ledenpop naar boven. Steffies ademhaling was heel oppervlakkig en nauwelijks zichtbaar meer. Emma legde haar op haar rug op de zoldervloer. Het gezicht van Steffie was intens wit.

Ze keek niet meer om toen ze de zolder verliet. En daarna dacht ze ook zo weinig mogelijk terug aan deze actie. Maar op die vrijdagochtend spookten de beelden voortdurend door haar hoofd. De bleke, stille Steffie en tegelijk de lege kuil waar ze haar die dag in zouden leggen. Ze stelde zich voor hoe iedereen steeds om zich heen zou kijken of het oudere zusje nog kwam opdagen. Vooral haar ouders zouden alert zijn. Cees niet. Cees zat zich ongetwijfeld af te vragen of Emma nu dood was of niet. Cees zou binnenkort maar eens wat meer duidelijkheid moeten krijgen over deze vraag. Cees moest eens lekker worden opgejut. Het leek haar een goed idee om hem vooral een beetje bang te maken. Ze wilde dat hij zich eerst ongemakkelijk ging voelen. Daarna onrustig en ten slotte doodsbang.

Het hielp om haar gedachten op Cees te richten. Als ze zich bezighield met hem, vervaagde Steffie. En dat was nodig. Steffie voelde niet goed. Dat met Steffie had eigenlijk niet moeten gebeuren. Of toch wel? De herinnering bracht hetzelfde onbehaaglijke gevoel teweeg dat haar aanvankelijk had overvallen toen ze Lex in de duinen had achtergelaten. Zou het helpen als ze nu ook weer geld gaf aan iemand of aan een goed doel? Toen met Lex was het gelukt om de hinderlijke druk van haar geweten naar de achtergrond te duwen. Zouden er zwervers in Leeuwarden rondlopen? Ze kon ook iemand die de daklozenkrant stond te verkopen een paar bankbiljetten in zijn handen drukken. Ze besloot om niets te beslissen en het verloop van de dag af te wachten. De belangrijkste opdracht voor die dag was ervoor te zorgen dat ze een duplicaat kreeg van de sleutel van het huis van Steffie en Cees. Verder niets.

Ze liep weer naar het centrum en kocht opnieuw kleren voor zichzelf. Ze twijfelde of ze in de bruidsboetiek een mooie jurk zou gaan passen. Ze had zin om een act op te voeren. De act van de aanstaande bruid die op jacht was naar de ultieme jurk. Maar ze zag ervan af. Eerst moest Steffie de grond in. Eerst moest het dode lichaam van haar zusje uit het zicht. Voor altijd. Definitief.

Zand erover.

Ze kocht verschillende tijdschriften, liet de sleutel kopiëren en dineerde later uitgebreid in het restaurant van haar hotel. Ze bestelde een fles champagne en nam die na het diner mee naar haar kamer. Ze had zin om dronken te worden en diep te slapen. Maar dat lukte niet. Ze werd ieder halfuur wakker van geluiden die er leken te zijn maar die verdwenen zodra ze haar ogen opende. Ze had dorst. Nadorst. In de koelkast stond koud bier. Ze aarzelde. Ze liet het bier staan en dronk twee koele flessen spa blauw leeg. Tegen half-acht stond ze op en ging ontbijten. Ze probeerde een ochtendkrant te lezen maar ze kon zich niet op de woorden voor haar ogen concentreren. Ze vouwde de krant dicht. Ze wist wat haar te doen stond. Ze ging in de aanval.

Voor de zekerheid droeg ze nieuwe kleren en de grote zonnebril. Ze liep langs de receptionist en groette. De man die achter de receptie zat gaf geen blijk van herkenning. Misschien was het ook een goed idee om haar haar blond te verven. Ze besloot om later langs de drogist te gaan.

Ze tankte eerst en kocht bij het benzinestation een grote, witte envelop. Ze zag dat er ook wenskaarten en schrijfblokken werden verkocht. De vrouw achter de kassa vertelde dat haar vader een kantoorboekhandel had en haar had aangeraden een klein assortiment schrijfbenodigdheden in de winkel van het tankstation te nemen. De handel was gisteren gearriveerd. En omdat Emma de eerste klant was die er iets van kocht, kreeg ze de envelop gratis. Ze bedankte met een brede glimlach en toen ze weer in de Mazda zat, liet ze de sleutel in de envelop glijden. Met een tevreden gevoel startte ze de motor.

Het was rustig op de Afsluitdijk. Emma reed niet harder dan 80, omdat ze het geluid dat de motor maakte als ze harder ging, niet vertrouwde. Ze moest zo snel mogelijk haar eigen auto halen. Daar zou ze vanavond eens diep over nadenken. Toen ze op de randweg de afslag nam naar de wijk waar Cees woonde, begon haar hart driftig te kloppen. Ze keek voortdurend in haar zijspiegels en haar achteruitkijkspiegel of ze niet toevallig de auto van Cees achter zich had. Maar ze wist dat hij niet bepaald geïnteresseerd zou zijn in een oude Mazda met een pruttelende motor. Ze hoopte dat ze niet zou worden aangehouden.

Ze was er totaal niet op voorbereid dat liet haar nog eens in deze auto zou kunnen overkomen.

Hij was binnen.

Ze trapte van schrik hard op het rempedaal en klapte bijna met haar hoofd tegen de voorruit. Ze gespte snel haar autogordel vast en gaf weer een beetje gas. Nog twee keer links en dan was ze in de straat waar Cees woonde. Ze negeerde de aanwezige die ze niet had uitgenodigd. Maar hij drong zich op. “Kom toch mee, waarom blijf je je altijd maar verzetten? Je weet heel goed dat je bij mij hoort. Bij ons. Bij ons allemaal. Je aarzelt nu al zo lang. Hou er toch eens mee op ”

Emma keek strak voor zich uit en sloeg voor de eerste keer links af. Ze ontdekte een lege parkeerplaats achter in de straat, vlak voor de tweede bocht naar links. Ze parkeerde de auto en legde haar handen op het stuur. “Luister,” zei ze kortaf. “Ik ga niet mee. Stop eens met me lastigvallen. Laat me met rust. Ik ben hier nog lang niet klaar. Er valt nog te veel af te rekenen. Duvel op.”

Hij was weg. Ze kon het bijna niet geloven. Hij ging nooit zomaar weg. Ze moest hem altijd verjagen. Ze haalde opgelucht adem. Te snel. Hij was er nog. “Ik kom terug,” sarde hij. “Om je te halen. Om samen weg te vliegen.”

Ze stapte uit de auto en klemde de witte envelop tegen haar borst. Zonder aarzelen liep ze de straat in waar Cees woonde. Ze zorgde ervoor dat ze achter de struik bleef die bij de brievenbus naast het tuinhek stond en wipte hem in de groene bus. Daarna draaide ze zich snel om en rende terug naar de Mazda. Ze keerde de auto en reed de wijk weer uit. Vlak voordat ze de randweg op draaide, stopte ze nog een keer aan de kant en stuurde Cees een SMS-bericht. Ze toetste met een brede grijns op haar gezicht de boodschap in.

Goedemorgen. Hierbij Steffies sleutel terug. Ik heb een duplicaat.

Ze drukte op verzenden en gaf gas.

Een paar minuten later hoorde ze het signaal dat betekende dat er een bericht was binnengekomen. Zou hij geantwoord hebben? Ze zocht een rustige plek en trapte op de rem.

Hij had inderdaad geantwoord.

Laat me met rust. Anders vermoord ik je .

Ze las het bericht met samengeknepen ogen. Anders vermoord ik je? Wat dacht die klootzak wel? Dat hij haar kon bedreigen? Dat hij een machtspositie had? Ze stuurde de auto naar de Afsluitdijk en reed veel te hard regelrecht door naar Leeuwarden.

Toen ze weer op haar hotelkamer was, pakte ze haar telefoon en maakte een nieuw bericht.

We zijn in de buurt.

Zo, Ceesje kon weer even zweten. Ze grinnikte bij het idee dat hij nu alle deuren op slot ging doen en ze misschien zelfs ging barricaderen.

Ze had alweer zin in champagne.