7

Emma werd de volgende morgen met een bonkend hoofd wakker. Dat was gisteravond goedkope wijn. Hoofdpijnwijn. Ze zocht in haar tas naar het doosje paracetamol dat ze altijd bij zich had. Terwijl ze zocht, herinnerde ze zich dat ze gisteren nieuwe tabletten had moeten kopen. Maar Janet wees haar op de medicijnvoorraad in de badkamer. “Ze zijn hier op alles voorbereid,” lachte ze. “Noem maar op, wat je nodig hebt. Paracetamol, Saridon, Advil, Duspatal, Lorazepam, vitamine B-complex, vitamine-C. Zelfs Rennies en Trachitol-zuigtabletten.” Ze was vrolijk. “Neem maar een paracetamol en een Saridon,” adviseerde ze. “Dat werkt volgens mij het beste. En dan moet je ook direct iets eten. Ik ben broodjes aan het bakken.”

Toen Emma de trap af liep, kwam de geur van verse broodjes haar al tegemoet. Ze had trek. En terwijl ze at, besefte ze dat ze zich in geen tijden zo prer:tig had gevoeld. Janet had het goed gezegd. Ze waren elkaars gelijken. Het gevoel van spijt, omdat ze Janet had verteld dat de dood haar had aangeraakt, verdween naar de achtergrond. Maar ze wist toch niet zeker of het wel verstandig was geweest om dit tegen iemand te zeggen die ze nauwelijks kende.

“Je hebt er toch geen spijt van dat je me over je gevoel voor de dood hebt verteld?” vroeg Janet.

Emma schrok. “Kun jij soms gedachten lezen?”

“Nee, hoor. Maar ik zie je denken. Heb je slechte ervaringen met praten over dit onderwerp?”

“Ik heb het maar één keer in mijn leven aan iemand verteld. Aan mijn moeder. Toen ik een jaar of twaalf was. En ik moest daarna direct naar een psychiater.”

Janet proestte het uit. “O, help! Moeder in de bocht! Dacht ze soms dat je gevaarlijk was?”

Emma schoot ook in de lach. “Zoiets, ja. Maar ik heb het er daarna dus maar nooit meer met iemand over gehad.”

“Toen ik de laatste keer in Heiloo zat, in Willibrord, was daar een man die de dood op zijn nek had zitten. Zo zei hij het. Hij werd steeds gegrepen en was bang dat hij zou worden meegesleurd. Hij was heel erg bang. Verschrikkelijk. Ze spoten hem regelmatig plat. Word jij er ook bang van?”

“Nee. Niet echt. Ik stuur hem weg als hij komt.” Het voelde goed om er met iemand over te praten. Het voelde vertrouwd.

En bevrijdend.

“Weet je ex hier iets van?”

“Nee. Maar hij vermoedde wel dat er iets gaande was in mijn hoofd. En hij hield niet op met vragen stellen. Ik heb nooit iets in die richting aan hem verteld.”

“Heeft jullie scheiding er iets mee te maken?”

“Alles.”

“Was hij soms bang voor je?”

“Dat weet ik niet. Maar nu je het zegt…Dat zou wel eens het geval kunnen zijn.”

“Dan wordt het tijd dat hij erachter komt waar hij bang voor moet zijn,” stelde Janet grimmig vast. “Waar beginnen we?”

“Ik moet eerst mijn eigen auto terughalen,” zei Emma.

Tegen een uur of vijf ‘s middags ging Emma naar het hotel, haalde haar spullen op en checkte uit. Toen ze terug was op de Groningerstraatweg, bestelde ze telefonisch twee pizza’s en de rest van de avond ontwierp ze samen met Janet het plan. Emma schreef het uit op een notitieblok. “We noemen het plan ‘Hereniging’,” besliste ze. Ze had zin om te zingen.

Janet had al bijna een jaar geen auto meer gereden, vertelde ze de volgende dag. Haar ex weigerde haar achter het stuur te laten. “Autorijden zul je niet zomaar verleren,” meende Emma. “Je kunt rijden en op dit moment is dat het voornaamste.”

“Ik voel me vandaag niet tof,” bekende Janet. “Daar heb ik vaker last van als ik geëmotioneerd ben. En dan is het ook nog maandagmorgen. Het begin van de week. Dan heb ik meestal startproblemen.”

“Wat is het probleem?” Emma was op haar hoede.

“Het maalt. Rare vragen in mijn hoofd. Ik heb een vreemde geest, zeggen ze altijd in Willibrord. Ik denk dingen die niet normaal zijn. En ik stel vragen die niet ter zake doen.”

“Wat voor soort vragen?”

“Bijvoorbeeld: zou God dement zijn? Dat zou een hoop ellende op de wereld verklaren. Ik denk ook wel eens: hoe zou een kangoeroe zijn buidel schoonhouden? Vraag jij je zulke dingen nooit af?”

“Nee, nooit.”

“Ik wel. Maar ik probeer het toch tegen te houden. Dat lukt meestal ook wel, behalve als er emoties in het spel zijn. Zoals over mijn kind vertellen en beseffen dat ik haar kwijt ben. Ik neem wat extra medicijnen. En dan ga ik een uurtje slapen. Daarna ben ik wel weer opgeknapt. Goed?”

Emma wist niet wat ze ervan moest denken. Maar ze besloot zich niet druk te maken over de woorden van Janet. Ze was eerlijk tegen haar. Ze vertelde gewoon wat er in haar hoofd gebeurde en wat ze eraan ging doen. Ze ruimde de keuken op, stofzuigde de hele benedenverdieping en maakte het toilet schoon, terwijl Janet een uurtje sliep. Ze probeerde of het werkte als ze aan Cees dacht toen ze de toiletpot met de borstel bewerkte. Het hielp. Ze schrobde zijn kop aan flarden. Het luchtte op. In de badkamer ontdekte ze een flacon met eau de toilette van een onbekend merk. Ze spoot er wat van in haar hals en snoof de geur op. Het was een zware geur.

Toen Janet na een uur weer beneden kwam, keek ze anders uit haar ogen. Rustiger. Normaler. “We gaan,” besloot Emma.

Ze liet Janet in de Mazda rijden. Aanvankelijk aarzelde die nogal maar het lukte Emma om haar gerust te stellen. Na een kwartier reed ze soepeler en begon ze te neuriën. “Hè, lekker is dit. Weer achter het stuur met iemand naast me die daar geen probleem van maakt.”

Emma vertelde over haar plan voor vandaag. “We rijden naar Lutjewinkel, daar woon ik. We parkeren de Mazda op de dijk en dan stap jij in mijn auto en rijdt terug naar Leeuwarden. Ik haal wat spullen uit mijn huis en volg je met de Mazda.”

“Wil je beide auto’s houden?”

“Voorlopig is het wel gemakkelijk dat jij ook een auto kunt pakken. De Mazda is een soort vermomming als we actie gaan ondernemen.”

Janet giechelde. “Het lijkt wel een spannend spel.” Ze werd weer ernstig. “Maar dat is het niet. Geen spel. Tijd voor gerechtigheid.”

“Kun jij je zenuwen in bedwang houden als er actie moet worden ondernomen?”

“Reken maar. Je zult versteld staan. Ik mag dan volgens iedereen zo gek als een deur zijn, maar ik ben niet bang.”

Emma leunde tevreden achterover. “Juist.”

Toen ze de Westfriese Dijk op reden, voelde Emma een onrustig gevoel de kop opsteken. Ze wees Janet de weg en zorgde ervoor dat er aan haar stem niets te horen was van haar opwinding. Ze zette haar grote zonnebril op en voelde zich een vreemde in haar eigen dorp. Ze lette goed op of ze bekende auto’s tegenkwam. Maar de weg was verlaten. En het landschap was stil. Het liet haar met rust. Ze wees Janet waar ze boven op de dijk kon parkeren en rende naar haar huis. Janet volgde haar en nam de sleutels aan die Emma uit haar jaszak haalde. “Rij snel terug. Ik kom er zo snel mogelijk achteraan.”

Janet stapte in en reed weg. Ze zwaaide nog een keer en was toen verdwenen.

Emma keek naar haar huis. Ze haalde diep adem en opende de voordeur. Het huis voelde vertrouwd. Het leek op haar gewacht te hebben. Ze liep het helemaal door en keek naar alles wat er stond. Ze voelde zich weemoedig worden. Ze wilde blijven. Het leven weer oppakken. Zonder Cees.

Met Isha.

Ze leunde tegen de deurpost van de woonkamer en dacht aan het kind. Hoe had ze haar kunnen negeren? En hoe was het mogelijk dat ze haar nu meer wilde dan iets anders ter wereld? Ze liep de trap op en ging haar slaapkamer binnen. Naast haar kledingkast stond de zak met kinderkleren. Ze pakte hem op en keek erin. Op hetzelfde moment hoorde ze buiten het geluid van een auto. Ze zette de zak snel neer en stelde zich verdekt op achter de lange vitrage.

Op haar erf stond de auto van Cees. Hij stapte uit en staarde naar de lege carport.

Emma glimlachte.

Cees deed een paar stappen in de richting van de voordeur maar stond plotseling stil. Hij keek naar het raam van haar slaapkamer. Ze dook achteruit en bleef stil tegen de muur staan. Even later hoorde Emma het portier van zijn auto dichtklappen. Hij reed weg.

Ze pakte de tas met kinderkleding en liep ermee naar beneden, daar viste ze de kassabon eruit en legde die op de eettafel. Daarna rende ze weer naar de gele Mazda en reed snel weg. Toen ze op de A 7 was, kreeg ze een goed idee. Ze zette de auto stil op de vluchtstrook en stuurde Cees een SMS-bericht.

Blijf uit de buurt van mijn huis.

Ze grinnikte. “Nu zal hij eindelijk in de gaten krijgen dat Emma niet dood is,” zei ze tegen de snelweg. En ze gaf gas. Maar het sturen van dat SMS-je had haar toch onrustig gemaakt. Ze trommelde met haar vingers op het stuur en trapte het gaspedaal veel te diep in. De motor loeide. Ze nam gas terug en zette de auto weer op de vluchtstrook. Hij moest nog veel banger worden. Hij moest maar eens heel erg bang gaan worden. Ze maakte een nieuw bericht.

Ik kom je dochter binnenkort halen.

“Maak je borst maar nat,” snauwde ze het displayvenster toe. “En denk vooral niet dat je me kunt tegenhouden.” Ze wilde ergens tegenaan trappen. Iets vernielen. Iemand raken. Afdoende raken. Dodelijk raken.