8
Emma zingt. Ze rijdt Schagen uit en geeft richting aan naar links. Er is weinig verkeer op de weg. Ze heeft de radio aangezet en deint mee op de populaire muziek van Sky Radio. Ze draait de geluidsknop helemaal open als ze een van haar lievelingsnummers hoort. Dit is een nacht, die je normaal alleen in films ziet. Dit is een nacht, die wordt bezongen in het mooiste lied. Dit is een nacht waarvan ik dacht dat ik hem nooit beleven zou. Maar vannacht beleef ik hem, met jou, ohohohoh.
Hij zou met haar willen slapen, zei Cees. Hij heeft behoefte aan een warm lijf tegen zich aan. Hij wil zichzelf weer eens helemaal verliezen in een vrouw. In haar. Maar hij vroeg ook om tijd. Gewenningstijd.
Dat heeft ze beloofd. Ze gaan het rustig aan doen. Niets overhaasten. Eerst rouwen om Steffie. Niet dat Emma daar zelf behoefte aan heeft. Voor haar bestaat Steffie gewoon niet meer. Als Cees niet over haar zou willen praten, zou zij nooit meer een gedachte aan haar zusje wijden. Ze zal in dit opzicht toneel moeten spelen. Maar er zit niets anders op. Cees wil zijn vrouw een permanente plaats geven in zijn leven. Voor Isha. Het kind moet weten wie haar moeder was. Ze kan geen herinneringen aan haar hebben, daarom moet hij de herinnering levend houden. Samen met Emma. Ze is er volledig in meegegaan. Ze heeft zelfs gezegd dat ze haar zusje zelf ook een plaats wilde geven in haar leven. Terwijl ze dit zei, lette ze er goed op dat ze er op de juiste manier bij keek. Verdrietig. En overtuigend. En op hetzelfde moment bedacht ze dat Steffe voor Isha niet meer dan een naam zou zijn, omdat ze geen andere moeder zou kennen dan Emma. Die gedachte stelde haar gerust. Cees kan van alles willen, maar de realiteit is toch dat Steffie dood is en Emma leeft. En dat ze beschikbaar is.
Het is goed dat ze naar huis gaat. Ze zou hem verpletteren met haar lust en waarschijnlijk veel te veel afschrikken. Hoe noemde Cees zulke situaties ook alweer in het verleden?
Leermomenten.
Ze kokhalsde soms van de docerende toon die hij daarbij aansloeg. Alsof ze een student was die de kunstjes van het leven nog moest leren. Ze werd er altijd kribbig van. Nu accepteert ze het. Op de radio zingt het publiek nu luidkeels mee. Dit is een nacht waarvan ik dacht dat ik hem nooit beleven zououououh.
Dat klopt. Ze had nooit gedacht dat het nog eens zou gebeuren met Cees en haar. Dat ze überhaupt nog eens samen in één ruimte zouden zijn en een bepaalde intimiteit zouden beleven. Dat het woord ‘relatie’ zou vallen. Dat hij haar zou aanraken. Dat er hoop zou zijn op een toekomst samen. Maar het is toch gebeurd. Ze heeft bereikt wat ze wilde bereiken. De stoorzenders zijn verdwenen. Haar zusje slaapt eeuwig en haar vorige minnaar wordt nog even aangepakt. Hij is nu op vrije voeten maar zij gaat ervoor zorgen dat hij weer vast komt te zitten. Dat moet lukken. Steffie lag op zijn zolder. Emma verzint nog wel iets waarmee ze zijn alibi onderuithaalt.
Op het moment dat ze haar huis binnenstapt, gebeurt het.
Hij is er.
Achter haar? Nee.
Voor haar? Ook niet.
Opzij? Onder? Boven?
Hij is nergens te traceren. Maar hij is er. Hij is overal. Hij heeft haar hele huis in bezit genomen. Ze staat verstijfd van de schrik in de gang en voelt zich weerloos. Dit moet niet gebeuren. Hij moet weg. Of kan zij zelf beter rechtsomkeert maken?
Teruggaan naar Cees is geen optie. Ze kan hem onmogelijk vertellen dat de dood op een dreigende manier in haar huis rondspookt. Cees zal onmiddellijk terugvallen in zijn weerstand tegen het vreemde van Emma. Ze zou nu naar Jannie willen. Maar Jannie is dood. Ze dronk een derde van het spul. Daardoor kon Steffie ook een derde krijgen. Maar gelukkig is de rest door de gootsteen gespoeld. Emma haalt opgelucht adem bij die gedachte. Ze kan de hand niet meer aan zichzelf slaan. Ze kan niet gedwongen worden het resterende deel van het dodelijke drankje zelf op te drinken. Ze roept het luidkeels. “Je kunt me niet pakken. Ik laat me niet meenemen. Hang hier maar rond als je niets beters te doen hebt. Mij krijg je niet.” Hij is weg. Dat is goed. Ze krijgt bijna een lachstuip door haar eigen woorden. Door haar overwinning.
Dit is de enige manier om hem te trotseren. Hem overschreeuwen. En ervoor zorgen dat er niets is waarmee hij haar kan verleiden tot daden die haar niet aanstaan. “Ik ga nu eindelijk leven,” zegt Emma tegen haar huis. “Ik krijg het leven waar ik al heel lang naar verlang. Het leven dat bij me past. Dat ik verdien.”
Ze begint te huilen.
Het lucht op. Ze huilt met gierende uithalen die uit haar tenen lijken te komen. De tranenvloed is zo groot dat ze er bijna in stikt. Ze zorgt ervoor dat ze goed blijft ademen. En ze heeft geen enkele neiging om met haar handen ergens tegenaan te slaan. Om zichzelf pijn te doen. Om iets te vernielen. Er hoeft niets meer kapotgemaakt te worden. Het is goed zo. Er komt rust. Haar nieuwe leven is begonnen.