10
Het lukt me nauwelijks om mijn ogen open te krijgen. Ik heb tot half-vijf in mijn bed liggen woelen en ben er minstens zes keer uit geweest om te controleren of Isha er nog was en of alle deuren wel goed gesloten waren. Dit sloopt me binnenkort volledig. Ik kom chronisch slaap tekort en ik raak uitgeput van de angst die zich voortdurend aan me opdringt, waar ik hartkloppingen van krijg en waardoor ik alleen maar achterom kijk. Ieder uur van de dag en ook van de nacht verwacht ik een actie van Emma. Ik heb haar nadat ze hier eergisteren was niet meer gezien. En evenmin iets van haar gehoord. Dat maakt me achterdochtig.
Ze was voorzichtig en duidelijk op haar hoede. Ze deed geen pogingen om me te verleiden. Maar ik zag aan haar ogen dat het haar moeite kostte om zich te beheersen. Ik volgde die ogen overal. Vooral als ze zich op Isha richtten. Ik ontdekte dat de blik erin veranderde als ze naar het meisje keek. Er kwam van alles in tevoorschijn. Vertedering, blijheid, bewondering en verlangen. Het verlangen was er constant. Ik zag aan Emma’s ogen dat ze het kind wilde hebben. Het kind en mij. Ik moest de walging in mijn hele lijf tot het uiterste bedwingen. Mijn stem voortdurend onder controle houden. Ik zorgde ervoor dat mijn handen steeds iets te doen hadden. Behalve op de paar korte momenten dat het me lukte om haar aan te raken. Ik hoorde mezelf zinnen uitspreken die over verstandig handelen gingen. Over niets overhaasten. Over Steffie. Ik wierp me op veilige bezigheden, zoals tafel dekken en in soep roeren. En later, toen ik Isha naar bed had gebracht, stelde ik haar vragen over haar plannen en zorgde ik ervoor dat ze geen gelegenheid kreeg om veel vragen aan mij te stellen.
Ze deed timide. Soms zag ik een snelle flikkering in haar ogen. Zoals op het moment dat ik opnieuw begon te vertellen dat ik Edo te grazen ging nemen. En dat ik er iedere minuut meer van overtuigd was dat hij wel degelijk verantwoordelijk was voor de moord op Steffie en ook had vastgesteld dat hij me bedreigde. Het lukte me om haar te waarschuwen voor Edo. Volgens mij trapte ze erin.
Toen ik zei dat ik moe was en graag naar bed wilde, leek ze te verwachten dat ik haar zou uitnodigen om te blijven slapen. Ik deed of ik daar niets van merkte en haalde haar jas. Toen we afscheid namen, hield ik haar een paar seconden stevig vast en kuste vluchtig het afschuwelijke korte blonde haar. Het voelde stug aan. Ik liet haar snel weer los en liep mee naar haar auto. Ze reed weg zonder om te kijken.
Ik had het gevoel dat er iemand naar ons keek. Maar de straat was stil. En ik zag niemand.
Op het moment dat ze was vertrokken, sloeg de onrust toe. Ik ben nog lang niet van Emma af. En het zal niet gemakkelijk zijn om de woede die zij in mij naar boven brengt te kanaliseren. Het is een oerwoede. Net zoals mijn liefde voor Emma een oerliefde was. Het zal me veel energie kosten om alert te blijven. Om mijn plan uit te voeren. Om van haar te horen te krijgen op welke manier ze Steffie uitschakelde. Dat gaat ze me vertellen. Ik weet het zeker. En daarna geef ik haar aan. Ze zal hangen.
Isha is nog niet wakker. Ik strompel naar de badkamer en kruip eerst onder de douche. Het hete water voelt prettig aan op mijn huid. Het ontspant me. Dat is nodig. Ik moet deze dag zo ontspannen mogelijk beginnen. Er gaat iets gebeuren. En bij deze gedachte slaat de paniek onmiddellijk toe.
Ik moet kijken hoe het met Isha is. Snel! Ik hol naar haar kamer. Ze is wakker en staat rechtop in haar bedje. Ze danst. Ze trappelt. Ze schatert.
Ik krijg tranen in mijn ogen als ik naar dat brok levenslust kijk. Als ik haar optil, voel ik haar lippen langs mijn oren glijden. Ze kwijlt. Het maakt niet uit. Ze leeft. Ze is bij mij. En Emma zal haar nooit krijgen.
Voordat ik met Isha naar beneden ga, tast ik met mijn vingers de bovenkant van de kinderkast af. De sleutel van Emma’s huis ligt er nog. Toen ik hem van Martine leende, wist ik dat ik een duplicaat zou laten maken. En dat ik hem vroeg of laat een keer zou willen gebruiken. Maar nu heb ik hem niet meer nodig. Hij moet verdwijnen.
Als ik Isha pap geef, gaat de telefoon. Het is André. Hij wil weten of ik Emma nog heb gesproken. Ik vertel dat ik haar eergisteren heb gezien. In mijn eigen huis. En dat ze daarna niets meer van zich heeft laten horen. Maar ik evenmin. “Is er iets aan de hand?” wil ik weten. “Heeft ze soms weer de kuierlatten genomen?”
Hij zucht diep. “Ik ben bang van wel. Ze zou gisteravond bellen maar Martine heeft niets van haar gehoord. Ik ben twee dagen naar Heerlen geweest. Daar hebben ze ook een project opgezet voor busvervoer in de omliggende dorpen. Ik kwam gisteren laat thuis en ik had geen zin meer om nog langs Emma te gaan. Martine wilde dat, weet je. En nu is ze van plan om er straks naartoe te gaan. Ik doe dat liever niet. Ik denk dat we haar niet moeten opjagen. Ze komt vanzelf wel weer tevoorschijn.”
“Waarom wil Martine naar haar toe?”
“Ze schijnt Emma een ultimatum te hebben gesteld om zich te melden bij de rechercheurs die de moord op Steffie onderzoeken. De dames willen met Emma praten en ze denken dat ze nog weg is. Martine heeft tegen Emma gezegd dat ze zich moest melden en dat zij anders gaat vertellen dat ze terug is. Ik ben het daar niet mee eens. Ik vind dat wij ons daar niet mee moeten bemoeien.”
Ik veeg Isha’s gezicht af, dat onder de pap zit. Ze probeert bellen te blazen van haar eigen speeksel. Ik poets haar mond schoon. “Zal ik naar jullie toe komen? Het wordt mooi weer. Misschien kunnen we vanmiddag even met Isha naar het strand gaan. Afleiding zoeken.”
“Goed idee.” Andrés stem klinkt opgelucht. Iemand roept iets, hoor ik. “Martine wil nu eerst naar het huis van Emma gaan. Laten we afspreken dat je tegen een uur of twaalf bij ons bent. Dan zijn we wel terug. Ik denk dat ik toch maar met haar mee ga.”
Ik moet gaan schoonmaken in huis. Terwijl Isha met haar houten blokken speelt, stof ik af en sop het een en ander. Er zit geen enkele lijn in mijn werk. Terwijl de woonkamer nog niet klaar is, begin ik in de keuken te poetsen. Wat is dit voor een chaotische werkwijze? Ik laat twee keer achter elkaar een bordje kapot vallen. Ik struikel over een theedoek die opeens op de grond ligt.
Ik voel me onrustig.
Misschien helpt het als ik de krant lees. En die van gisteren. En die van afgelopen zaterdag. Er zit tegenwoordig weinig regelmaat meer in mijn manier van kranten lezen. Misschien helpt muziek. Ik zet de radio aan. Terwijl ik een goede muziekzender opzoek, gaat de telefoon. Mijn hart slaat drie slagen over.
Het is André. Hij is bijna niet te verstaan. Waar heeft hij het over? Emma? Wat is er met Emma? “We hebben haar gevonden,” zegt hij.
“Ze is dus niet weer weg?” Ergens achter hem hoor ik Martine schreeuwen.
“Ze is dood,” zegt André.