45
De familie van mevrouw Groot is nauwelijks tot bedaren te brengen. Er zijn twee dochters met hun echtgenoten en drie kleinkinderen naar De Zeemeeuw gekomen en ze huilen, kermen, gillen bijna van verdriet. Het kan niet waar zijn, beweren ze allemaal.
‘Ze is een levenskunstenaar,’ snikt een van de dochters. ‘Ze heeft ontzettend veel meegemaakt. Al jong haar ouders verloren, twee dode baby’s gebaard, al haar broers en zussen overleefd en jarenlang voor onze zieke vader moeten zorgen. Maar ze blijft altijd positief. Dat heeft ze ons allemaal meegegeven. “Carpe diem” is haar lijfspreuk. Ze kan geen zelfmoord hebben gepleegd. Het bestaat niet.’
Judith schenkt steeds koffie in en Gerlof sust, troost, legt uit en luistert. Ageeth beseft dat het geen enkele zin heeft om de lamilie tegen te spreken. Ze knikt zo veel mogelijk, schudt haar hoofd en grijpt handen vast. Ze probeert het beeld dat voortdurend voor haar ogen verschijnt te negeren. Maar de bungelende voeten in het trapgat zijn overal in de kamer. Ze dringen zich aan haar op, ze voelt bijna hun aanwezigheid.
‘Gaat het wel goed met je?’ vraagt Gerlof, die opeens naast haar staat. Hij legt zijn hand op haar arm.
Ageeth is blij dat ze even over iets anders kan praten dan een dode bewoonster die zichzelf van het leven heeft beroofd.
‘Wát zeg je?’ krijst een van de dochters van mevrouw Groot. Ageeth en Gerlof richten hun aandacht direct op de vrouw, die met gebalde vuisten voor Judith staat. ‘Wát zei je daar? Hoe durf je zoiets te beweren?’
Judith deinst terug van de woede die over haar wordt uitgestort. ‘Ik wil u niet erger overstuur maken,’ stamelt ze. ‘Maar het is echt waar. Uw moeder was de laatste maanden vaak een beetje somber. Ze zei dat ze oud worden een steeds groter probleem ging vinden. Dat ze het leven nu wel gezien had.’
Gerlof grijpt in. ‘Ik denk dat de familie nu even niet zit te wachten op dit soort teksten.’ Hij richt zich tot de dochter. ‘Dit is voor iedereen een grote slag. We zijn allemaal overstuur. Zoiets maken we in een verzorgingshuis zelden mee.’
‘Mijn moeder heeft geen zelfmoord gepleegd,’ snauwt de dochter hem toe. ‘En ik ga ervoor zorgen dat dit tot op de bodem wordt uitgezocht. Reken erop dat degene die hier verantwoordelijk voor is zal hangen. Aan de hoogste boom, wat mij betreft.’
Ageeth sluit haar ogen.
Gerlof heeft de familie van mevrouw Groot meegenomen naar boven. Ze praten daar met de twee rechercheurs, die direct zijn gekomen toen hij de zelfmoord meldde. Er is een team van technische specialisten gearriveerd, die een sporenonderzoek doen in het appartement waar mevrouw Groot nog steeds is. De verzorgenden worden ondervraagd. Degenen die gisteren avonddienst hadden zijn gebeld en hebben de opdracht gekregen om direct naar De Zeemeeuw te komen.
Guus meldt dat Ageeth naar de grote zaal kan gaan. De meeste bewoners zitten aan de koffie en dit is de meest geschikte gelegenheid om iets te zeggen over de dood van mevrouw Groot. Het schijnt in huis al te gonzen over deze zelfmoord en hij raadt haar aan om heel snel orde op zaken te stellen. ‘Ik ben ook al weer gebeld door het Noordhollands Dagblad,’ voegt hij eraan toe. ‘En het zal me niet verbazen als straks Hart van Nederland op de stoep staat.’
Ageeth heeft het koud. Ze trekt de voorpanden van haar zwarte leren jasje naar elkaar toe.
Guus kijkt naar het jasje en naar haar. Zijn ogen staan spottend. Ze zou hem willen dwingen een andere kant op te kijken.
Judith raakt haar arm aan. ‘Ik loop met je mee,’ zegt ze zacht. ‘Kom, dit doen we samen.’
Ageeth belt eerst Gerlof en vraagt wat er boven allemaal gebeurt. De familie is nog steeds erg opstandig. Men eist een diepgaand onderzoek. Ze vraagt of het een goed idee is om de bewoners al in te lichten. Gerlof overlegt even met een van de rechercheurs en zegt daarna dat deze het afraadt om in dit stadium al mededelingen te doen.
Guus snuift duidelijk hoorbaar tijdens dit gesprek. ‘Dit zou ik toch heel anders aanpakken,’ snauwt hij.
Ageeth verbreekt de verbinding. ‘Dat doe je dan maar tegen de tijd dat jij ergens directeur bent,’ zegt ze. ‘Maar nu verwacht ik solidariteit in mijn managementteam. Er worden nog geen mededelingen gedaan aan de bewoners. Is dat duidelijk?’ Ze vangt een waarschuwende blik van Judith in de richting van Guus op. ‘Ik ga naar boven. Alleen.’ Ze loopt haar secretaresse voorbij en voegt eraan toe dat Guus en Judith gewoon aan het werk moeten gaan.
‘Gewóón?’ roept Judith haar na. ‘Wat is er hier eigenlijk nog gewoon?’ x