17
Klokslag twaalf uur werd Pierce zondag door de telefoon gewekt. 'Is het te vroeg om Lilly te spreken te krijgen?' hoorde hij een mannenstem zeggen.
'Eerder te laat, ' antwoordde Pierce. Hij hing op en keek op zijn horloge. Zijn gedachten waren bij de droom en hij begon naar een uitleg te zoeken, maar toen dacht hij aan de misstap die hij vlak voor hij was gaan slapen had begaan. Hij kreunde toen hij zich herinnerde dat hij Nicole midden in de nacht had gebeld. Hij kroop uit de slaapzak en stapte van het bed om een lange, warme douche te nemen en te bedenken of hij haar wel of niet moest bellen om zijn excuses aan te bieden. Zelfs met het stomende warme water kon hij de schaamte niet van zich af wassen. Het leek het beste haar niet te bellen om uitleg te geven. Hij moest maar proberen het te vergeten.
Tegen de tijd dat hij aangekleed was, rammelde zijn maag, maar hij had geen eten in huis, hij was blut en met zijn pinpasje zat hij tot maandagochtend aan zijn opnamelimiet. Hij kon naar een restaurant gaan, of naar de supermarkt en zijn creditcard gebruiken, maar dat kostte allemaal te veel tijd. Na de schaamte over zijn telefoontje naar Nicole en de louterende douche was hij tot de slotsom gekomen dat hij niets liever wilde dan het hele geval-Lilly Quinlan vergeten om het verder maar aan de politie over te laten. Hij moest aan het werk en besefte dat hij maar meteen moest gaan ook, zodat hij zichzelf niet de gelegenheid zou geven om op zijn beslissing terug te komen.
Tegen enen liep hij bij Amedeo naar binnen. Hij knikte naar de man van de beveiliging die achter het glas zat, maar zei verder niets. Het was een van de nieuwelingen die Clyde Vernon had aangenomen en de man deed altijd koeltjes tegen Pierce, die op zijn beurt even koel terug deed en daar verder ook geen moeite mee had.
Op zijn bureau stond een koffiemok met kleingeld. Hij legde zijn rugzakje op het bureau en voor hij aan de slag ging, pakte hij de mok en liep de trap af naar de tweede verdieping, naar de cola-en snoepautomaten in de kantine. Hij besteedde bijna al het kleingeld aan twee blikjes cola, twee zakjes chips en een piepklein zakje chocoladekoekjes. De koelkast was leeg. Niemand had iets eetbaars achtergelaten, dus daar viel niets te snaaien, en bovendien leegde de schoonmaakploeg hem elke vrijdagavond.
Nog voor hij bij zijn bureau terug was, had hij al een zakje chips verorberd. Hij maakte het tweede zakje open, plus het eerste blikje cola, en schoof in de stoel achter zijn bureau. Uit de in de vloer verankerde kluis pakte hij het nieuwe stapeltje octrooiaanvragen. Jacob Kaz was een uitstekende advocaat, maar hij kon niet zonder de inbreng van de wetenschappelijke staf wat betreft de inleiding en de samenvattingen van de toepassingen. Uiteindelijk was de handtekening van Pierce de belangrijkste. Tot dusver hadden Pierce en Amedeo octrooien aangevraagd, en gekregen, ter bescherming van het eigendom van ingewikkelde biologische structuren. Waar het bij nanotechnologie in de toekomst om ging, was het uitvinden van de structuren die die technologie mogelijk maakten. Voor die route naar de moleculaire computertechnologie had hij voor Amedeo een hele tijd geleden al gekozen.
In het laboratorium waren Pierce en zijn collega's bezig met het ontwerpen en vervaardigen van een grote variatie aan ketens van moleculaire schakelaars die op vernuftige wijze met elkaar waren verbonden om logische poortelektrodes te vormen, de basis van elke computertechnologie. De meeste octrooien waren Amedeo op dit gebied en op dat van het moleculaireRAM-geheugen verleend. Ken klein aantal octrooien lag op het terrein van de verbinding van de moleculen, het fijne vlechtwerk van taaie koolstofbuisjes dat op een dag de honderdduizenden nanoschakelingen zou verbinden en zo een computer zou voortbrengen die het formaat had van een cent en een vermogen had dat te vergelijken was met dat van een enorme vrachtwagen.
Voor hij zich aan de octrooien ging wijden, leunde hij achterover in zijn stoel en keek naar de muur achter zijn beeldscherm. Er hing een spotprent van Pierce met een microscoop in de hand, zijn paardenstaart in de lucht en een opgetogen blik alsof hij zojuist een belangrijke ontdekking had gedaan. Erboven stond: Henry door de bocht!
Nicole had hem de tekening gegeven. Ze had een tekenaar op de pier van Santa Monica de opdracht gegeven, nadat Pierce haar had verteld over zijn beste jeugdherinnering, over hoe zijn vader hem en zijn zusje vroeger voorlas, voordat zijn ouders waren gescheiden en zijn vader naar Portland was verhuisd en een nieuw gezin had gesticht. Dat waren de jaren dat het met Isabelle nog goed ging. Zijn lievelingsboek was Dr. Seuss'Horton door de bocht!Het ging over een olifant die op een minuscuul stofje een geheel nieuwe wereld ontdekt; een nanowereld, beschreven lang voordat iemand daar nog van had gehoord. Pierce kende nog hele stukken van het bock uit zijn hoofd en als hij in het lab bezig was, moest hij er vaak aan denken. Horton de olifant wordt door zijn mede-olifanten buitenspel gezet omdat ze niet geloven in zijn ontdekking. De apen, die ze 'de bende van Wickersham' noemen, zijn Hortons grootste critici, maar uiteindelijk redt Horton het miniwereldje op het stofje en kan hij de rest van de dierenwereld bewijzen dat het bestaat.
Pierce peuterde het zakje met koekjes open en propte er twee in zijn mond, in de hoop dat de suiker hem zou helpen zich te concentreren. Opgewonden en vol verwachting begon hij de aanvragen door te nemen. Deze zouden Amedeo in een nieuw strijdperk doen belanden en de wetenschap op een hoger plan tillen. Hij wist dat de octrooiaanvragen de wereld van de nanotechnologie op zijn grondvesten zouden doen schudden. Hij glimlachte al bij de gedachte aan de reactie van zijn concurrenten als die van hun hoofd Inlichtingen de kopieën overhandigd kregen van de lijst met toepassingen of wanneer ze in de vakbladen zouden kennisnemen van Proteus. De lijst met toepassingen diende ter bescherming van een formule voor cellulaire conversie van energie. In de lekentaal die werd gebezigd in de samenvatting van de eerste toepassing stond dat Amedeo een octrooi aanvroeg voor een 'energiebron' die de biologische robots moest aandrijven die ooit in de bloedbaan van de mens zouden patrouilleren en die ziektekiemen konden vernietigen. Ze hadden de formule Proteus genoemd, naar de film Fantastic Voyage. In de uit 1966 daterende rolprent wordt een medisch team in een onderzeeboot geplaatst, de Proteus, waarna ze met een straal worden verkleind en in het lichaam van een man worden geïnjecteerd die een inoperabel bloedstolsel in de hersenen heeft. Dat was sciencefiction, en het zag ernaar ml dat stralen die iemand kunnen verkleinen voor altijd pure fantasie zouden blijven. Het idee om ziektes en ziekteverwekker, in het lichaam aan te vallen met biologische of cellulaire robots was, echter niet zo ver verwijderd van de ideeën in de film, en weten
schappelijk gezien zat dat er nu echt aan te komen.
Vanaf het allereerste begin van de nanotechnologie spraken de medische toepassingen het meest tot de verbeelding. De mogelijkheid dat kanker, aids en andere ziektes wellicht te genezen waren, sprak de mensen meer aan dan een enorme stap voorwaarts op het gebied van de computertechnologie. De mogelijkheid dat in het lichaam circulerende apparaatjes ziektekiemen konden tegenkomen, herkennen en door chemische reacties konden elimineren, stond voor de wereld van de wetenschap gelijk aan de Heilige Graal. Er was echter één probleem waardoor het allemaal nog maar theorie bleef. Talloze onderzoekers waren bezig met het moleculaire ramen geïntegreerde circuits, maar het probleem hoe de moleculaire 'onderzeeboten' aangedreven moesten worden, met organische energie die door het afweersysteem van de mens zou worden geaccepteerd, was nog niet opgelost.
Samen met Larraby, de immunoloog van het project, had Pierce een elementaire formule bedacht. Gebruikmakend van de stamcellen van de gastheer - in dit geval waren de cellen van Pierce zelf afgenomen en in een incubator gedupliceerd voor onderzoek, hadden de twee wetenschappers een combinatie van eiwitten ontwikkeld die de cellen zou doen samensmelten en die zo een elektrische puls veroorzaakte. Dat betekende dat de energie die nodig was voor het nano-apparaatje, de robot, vanuit het lichaam zelf kon komen en dus door het afweersysteem van het lichaam zou worden geaccepteerd.
De schoonheid en de waarde van het Proteusproject scholen in de eenvoud. Pierce voorzag dat alle medische research op deze vinding zou stoelen. Voorheen had men gedacht dat het nog een twintigtal jaren zou duren voor de experimenten en uitvindingen van praktisch nut zouden zijn, maar nu was die tijdsspanne misschien wel gehalveerd. Het moment van de ontdekking, die hij pas drie maanden geleden had gedaan, precies in de tijd dat hij problemen met Nicole had gekregen, was het belangrijkste van zijn leven. 'Onze gebouwen mogen op jou misschien heel klein overkomen, ' fluisterde Pierce terwijl hij de laatste blik wierp op de octrooiaanvragen, 'maar voor ons zijn ze groot en prachtig hoog. ' Het waren de woorden van Dr. Seuss.
Zoals gewoonlijk had Kaz goed werk verricht en Pierce was meer dan tevreden over wat hij had gelezen. Kaz had gewone taal gebezigd, want de samenvattingen moesten voor leken te begrijpen zijn. Waar het natuurlijk om ging waren de wetenschappelijke diagrammen van de formule. Die waren opgesteld door Pierce en Larraby, die de tekst allebei consciëntieus hadden doorgenomen. Het kon er zo uit, vond Pierce. Hij was er opgetogen over, omdat hij wist dat dit pakket octrooiaanvragen wanneer het eenmaal in de wetenschappelijke wereld was geïntroduceerd een golf van publiciteit teweeg zou brengen, en dus de interesse van investeerders zou wekken. Het plan was eerst Maurice Goddard op de hoogte te brengen om zo zijn investering zeker te stellen, en pas daarna het pakket aanvragen in te leveren. Als alles naar wens verliep, zou Goddard beseffen dat hij een voorsprong had op anderen, maar dat hij snel moest handelen en tekenen, zodat hij de grootste geldschieter van de onderneming zou zijn.
Pierce en Charlie Condon hadden het goed voorbereid. Goddard zou alles aanhoren en mocht zelf door de microscoop, de sem, kijken. Daarna zou hij vierentwintig uur de tijd krijgen. Pierce wilde minimaal achttien miljoen dollar, verspreid over drie jaar, voldoende om op volle kracht vooruit te gaan en de concurrentie voor te blijven. In ruil daarvoor zou Goddard tien procent van de zaak in handen krijgen.
Hij schreef Kaz een kort briefje waarin hij hem complimenteerde met zijn werk en plakte het op de bovenste pagina. Het was twee uur. Hij was al een uur aan het werk, maar het leek eerder of het maar tien minuten was. Het was lekker dat hij het weer te pakken had: het gevoel dat hij goed bezig was. Hij besloot het ijzer te smeden nu het heet was en naar het lab te gaan om zich aan het echte werk te zetten. Hij pakte de resterende koekjes en stond op.
'Licht!'
Hij stond in de gang en net toen hij de deur achter zich dichttrok, hoorde hij de telefoon gaan. Hij herkende het belletje van zijn doorkiesnummer. Hij duwde de deur weer open en zei: 'Licht!' Er waren niet veel mensen die dat nummer hadden, maar Nicole was een van hen. Hij liep snel om het bureau heen en keek op het schermpje. Privé-gesprek, las hij. Nicole was het niet, want het nummer van haar mobiele telefoon en dat van Amalfi Drive waren altijd af te lezen. Hij aarzelde even, maar realiseerde zich opeens dat Cody Zeiler het nummer ook had. Hij nam op.
'Meneer Pierce?' Cody was het niet.
'Ja?'
'U spreekt met Philip Glass. U hebt mij gisteren gebeld, begreep ik?'
Het was de privédetective. Pierce was hem helemaal vergeten 'O ja, natuurlijk. Fijn dat u terugbelt. '
' Ik heb uw bericht vandaag pas afgeluisterd. Wat kan ik voor u doen?'
'Ik wilde het met u over Lilly Quinlan hebben. Ze wordt vermist, en blijkbaar heeft haar moeder uit Florida u een paar weken geleden ingehuurd. '
'Klopt, maar ik werk niet meer voor haar. '
Pierce stond nog achter zijn bureau en terwijl hij sprak, leunde hij met zijn hand op de monitor. 'Nou, ik vroeg me af of ik misschien even met u zou kunnen babbelen. Ik heb toestemming van Vivian Quinlan. U kunt het navragen als u wilt. Hebt u haar telefoonnummer nog?'
Het duurde zo lang voordat Glass reageerde dat Pierce dacht dat de man misschien al had opgehangen. 'Meneer Glass?'
'Ja, ik ben er nog. Ik denk na. Kunt u me vertellen hoe u bij de zaak betrokken bent?'
'Ik wil haar vinden. '
Alweer een stilte. Pierce begreep dat hij in een zwakke positie verkeerde. Er was iets met die Glass, en Pierce was in het nadeel omdat hij niet precies wist wat. Hij moest zijn zin doordrukken en een afspraak maken.
'Ik ben een vriend van de familie, ' loog Pierce. 'Vivian heeft me gevraagd om te kijken of ik iets te weten kan komen.'
'Bent u al bij de politie geweest?'
Pierce aarzelde, intuïtief voelde hij dat Glass' medewerking afhankelijk was van het antwoord dat hij nu zou geven. Hij dacht aan de gebeurtenissen van de avond tevoren en vroeg zich af of hij al op de hoogte was. Renner had gezegd dat hij Glass kende en zou waarschijnlijk wel contact met hem willen opnemen. Het was zondagmiddag. Misschien wachtte de rechercheur wel met bellen tot het begin van de werkweek. Uiteindelijk had Glass maar zijdelings iets met de zaak te maken, zo leek het.
'Nee, ' loog Pierce weer. 'Als ik Vivian goed heb begrepen, was de politie nauwelijks geïnteresseerd in de zaak. '
'Wie bent u eigenlijk, meneer Pierce?'
'Pardon? Hoe bedoelt... '
'Voor wie werkt u?'
'Voor niemand. Eigenlijk voor mezelf. '
'Bent u een stille?'
'Een wat?'
'Kom nou, meneer Pierce. '
'Ik meen het. Ik begrijp niet wat... O, ik snap het al. Privé-de-tective? Nee, dat ben ik niet. Zoals ik al zei: ik ben een vriend. '
'Wat voor werk doet u?'
'Ik ben chemicus en doe research. Waarom is dat van belang?'
'Ik kan vandaag met u afspreken, maar niet op mijn kantoor. Daar kom ik vandaag niet. '
'Goed. Waar dan en hoe laat?'
'Over een uur? Kent u de Cathode Ray's in Santa Monica?'
'Eighteenth Street, toch? Ik zal er zijn. Hoe weten we van elkaar wie we zijn?'
'Draagt u misschien een pet of zo, of iets anders waaraan ik u kan herkennen?'
Pierce leunde voorover en trok een lade van het bureau open. Hij pakte een honkbalpet met boven de klep geborduurde letters. 'Ik heb een grijze honkbalpet op met in blauwe letters de mollen.
'Mollen? Van die gravende beestjes?'
Pierce glimlachte. 'Nou, het slaat op moleculen. Toen mijn bedrijf nog een honkbalteam had heette dat De Mollen. '
'Goed. Ik zie u in de Cathode Ray's. Kom alleen, alstublieft. Als ik zie of de indruk krijg dat u niet alleen bent en ik vermoed dat u me in de val wilt lokken, dan krijgt u me niet te spreken. '
'Een val? Waar hebt u het... '
Glass verbrak de verbinding en Pierce luisterde naar een doodse stilte. Hij plaatste de telefoon terug op het bureau en zette de pet op. Hij liet de vreemde vragen die Glass hem had gesteld en diens laatste opmerkingen nog eens de revue passeren. Het kwam Pierce voor dat de man bang was voor iets of iemand.