23
pierce verroerde zich niet en dacht na over de precaire situatie waarin hij zich bevond. Hij vroeg zich af of Renner had gebluft toen hij had gezegd dat hij naar de officier van justitie zou stappen of dat de rechercheur dat ook werkelijk zou doen. Hij schudde de gedachte van zich af en keek of hij een telefoon in de kamer zag staan. Op het tafeltje naast zijn bed stond er geen, maar aan het bed zat een stang waarin allerlei knoppen zaten waarmee je het bed kon verzetten en om de televisie die aan de muur tegenover hem hing te bedienen. In de reling rechts zat een telefoon en daar weer naast zat een spiegeltje. Hij hield het spiegeltje op en kon voor het eerst zijn gezicht bekijken. Hij was op het ergste voorbereid. Toen hij de wond vlak na de aanslag met zijn vinger had bevoeld, was het net alsof het in tweeën was gespleten en leek het erop dat hij er zeker littekens aan zou overhouden. Het kon hem op dat moment niet veel schelen, want hij was blij dat hij nog leefde. Nu maakte hij zich iets meer zorgen. Hij zag dat de zwelling veel kleiner was geworden. Rondom zijn ooghoeken en onder aan zijn neus zag het er nog een beetje beurs uit. Er zaten watten in zijn neusgaten en hij had donkerpaarse kringen om zijn ogen. Aan weerszijden van de iris was het oogwit bloeddoorlopen en langs zijn neus liep een spoor van minuscule hechtingen.
Het spoor vormde een soort K, waarvan de poot naar de brug van zijn neus ging, en de armen van de K liepen in een bocht onder zijn linkeroog en naar zijn wenkbrauw. De helft van zijn linkerwenkbrauw was voor de operatie afgeschoren en Pierce vond dat er eigenlijk nog het vreemdst van alles uitzien.
Hij legde het spiegeltje neer en besefte dat hij glimlachte. Zijn gezicht lag in de kreukels en er was een rechercheur van de lapd die hem in het cachot wilde werpen voor een misdaad die hij niet had gepleegd; een digitale pooier met pitbull vormden een reëel gevaar voor hemzelf en de mensen in zijn directe omgeving. Desondanks lag hij in bed te grijnzen.
Hij begreep het niet helemaal, maar hij wist wel dat het iets te maken had met wat hij zojuist in de spiegel had gezien. Hij had het overleefd, maar zijn gezicht was het bewijs dat het kantje boord was geweest. Daarom was die glimlach waarschijnlijk een enigszins misplaatste zucht van verlichting.
Hij pakte het telefoontje op en toetste het nummer in van Jacob Kaz, de jurist die zich voor Amedeo met de octrooien bezighield. Hij werd meteen doorverbonden.
'Henry! Hoe is het met je? Ik hoorde dat je in elkaar bent geslagen. Wat is... '
'Lang verhaal, Jacob. Ik vertel het je nog wel. Ik heb een naam van je nodig, van een advocaat. Iemand die strafzaken doet. Een topper, maar niet zo iemand die alleen maar met zijn kop op de tv of in de krant wil. '
Pierce wist dat hij een speld in een hooiberg zocht, maar het was niet alleen van belang dat hij goed werd verdedigd tegen een eventuele aanklacht, hoe belachelijk die ook was, maar ook om de zaak uit de pers te houden. Het moest allemaal snel en onopvallend geregeld worden, anders zouden de dominostenen die hij voor zich had gezien veranderen in gigantische tegels die hemzelf en het bedrijf zouden vermorzelen.
Kaz schraapte zijn keel. Hij gaf Pierce absoluut niet de indruk dat zijn verzoek ongewoon was of dat het in het kader van hun professionele relatie abnormaal overkwam. 'Ik weet wel iemand voor je, ' zei hij. 'Ik denk dat je haar wel mag. '