25
Overal zat bloed. Hij zag een spoor over het beige vloerkleed lopen, op het gloednieuwe bed, op twee muren, en ook de telefoon zal vol bloed. Pierce stond op de drempel van de slaapkamer de smeerboel in ogenschouw te nemen. Van wat er na het vertrek van Wentz en diens pitbull was gebeurd herinnerde hij zich niets meer.
Hij liep de kamer in en ging naast de telefoon op zijn hurken zitten. Hij pakte de hoorn voorzichtig met twee vingers op en hield hem tien centimeter van zijn gezicht af, net ver genoeg om de kiestoon te horen en om eventuele berichten af te luisteren, maar die waren er niet. Hij trok het snoer uit het contact en nam het toestel mee naar de badkamer om het schoon te maken. In de wastafel zat aangekoekt bloed en op het medicijnkastje zaten bloederige handafdrukken. Pierce kon zich niet herinneren dat hij na de aanval naar de badkamer was gegaan, maar het was er een bende. Het bloed was opgedroogd en zag bruin. Het herinnerde hem aan het matras dat hij de technische recherche uit het appartement van Lilly had zien dragen. Terwijl hij met papieren zakdoekjes zo goed en zo kwaad als het ging probeerde het toestel schoon te maken, dacht hij aan Stolling, de documentaire die hij ooit met Cody had gezien. Het ging over een vrouw die plaatsen delict moest opruimen wanneer die waren vrijgegeven door de recherche. Hij vroeg zich af of er werkelijk mensen bestonden die dat werk deden en of hij op een van hen een beroep zou kunnen doen. Van het vooruitzicht de slaapkamer te moeten opruimen werd hij niet echt vrolijk.
Nadat hij de telefoon had schoongemaakt, stak hij de stekker weer in de wanddoos in de slaapkamer. Hij ging op het bevuilde matras zitten en keek of er nog berichten waren. Weer niet. Vreemd, dacht hij. Hij was drie etmalen niet thuis geweest en er waren geen berichten. Misschien was Lilly's pagina eindelijk van de site van LA Darlings afgehaald. Opeens kreeg hij een inval. Hij toetste het doorkiesnummer van Monica Purl in.
'Monica, met mij. Heb je mijn telefoonnummer veranderd?'
'Henry! Waar zit... '
'Heb je mijn privé-nummer thuis veranderd?'
'Ja, dat had je me toch gevraagd? Het is gisteren ingegaan. '
'Oké, dat verklaart alles. ' Hij herinnerde zich weer dat hij haar zaterdag, toen hij haar zover had gekregen het postkantoortje te bellen, had gevraagd het nummer maandag te laten veranderen. Hij was er toen van overtuigd dat het moest gebeuren, maar nu het een feit was, maakte het hem op een vreemde manier onzeker. Het nummer was zijn connectie met een andere wereld, met de wereld van Lilly en Lucy.
'Henry? Ben je daar nog?'
'Ja. Wat is mijn nieuwe nummer?'
'Dat moet ik even opzoeken. Ben je uit het ziekenhuis ontslagen?'
'Ja. Ik ben thuis. Zoek het voor me op, oké?'
'Ik ben al bezig. Ik wilde het je gisteren geven, maar toen had je bezoek aan je bed. '
'Geen punt. '
'Hier komt het. ' Ze gaf hem een nummer, en bij gebrek aan een velletje papiertje schreef hij het op zijn pols.
'Als mensen dat andere nummer bellen, krijgen ze dan te horen dat dit mijn nieuwe nummer is?'
'Nee, want ik dacht dat je dan nog steeds door al die engerds zou worden lastiggevallen. '
'Natuurlijk. Slim van je. '
'Eh... kom je nog op de zaak vandaag? Charlie vroeg wat je plannen waren. '
Hij dacht even na. Het was al middag. Charlie wilde het waarschijnlijk uitgebreid hebben over de presentatie met Maurice Goddard. Ondanks Pierce' aandringen om de bijeenkomst te verzetten, stond alles nog gepland voor de volgende dag. 'Ik weet niet of dat me nog lukt, ' zei hij. 'De dokter heeft me op het hart gedrukt het rustig aan te doen. Als Charlie me wil spreken, moet hij me maar op dit nummer bellen. '
'Oké. '
'Bedankt, Monica. Ik zie je nog. ' Hij wachtte tot ze had opgehangen, maar hij hoorde niets. Net toen hij de hoorn op de haak wilde leggen, vroeg ze: 'Henry? Is alles wel in orde daar?'
'Ja hoor. Ik wil alleen niet met deze kop binnenkomen en iedereen de sluipen op het lijf jagen. Jij was toch ook bang van me?'
'Nou, niet echt... '
'Dat was je wel, maar wat geeft het? Tof van je dat je naar me hebt geïnformeerd. Oké, ik hang op. Nog één ding: die vent die bij me was in het ziekenhuis, weet je wel?' \
'Ja?'
'Hij is van de recherche. Renner heet hij. Hij zal je nog wel bellen om een paar vragen over me te stellen. '
'O?'
'Over wat je voor me hebt gedaan. Je weet wel, toen je je voordeed als Lilly Quinlan. Dat soort dingetjes. '
Het was even stil aan de andere kant van de lijn en toen ze sprak, klonk ze anders: nerveus. 'Henry? Krijg ik er problemen
mee?'
'Nee hoor. Hij leidt het onderzoek naar haar verdwijning. Hij heeft mij op de korrel, jou niet. Hij checkt of ik hem wel de waarheid heb verteld, dus als hij mocht bellen, zeg hem dan gewoon wat je hebt gedaan, dan is er geen vuiltje aan de lucht. '
'Zeker weten?'
'Zeker weten. Maak je maar geen zorgen. Oké, ik moet ophangen. ' Ze beëindigden het gesprek, en toen Pierce weer een kiestoon kreeg, toetste hij het nummer van Lucy in. Hij kende het nu uit zijn hoofd. Alweer kreeg hij haar voicemail, maar nu was de boodschap een andere dan voorheen.
Het was haar stem. Ze had ingesproken dat ze met vakantie was en tot half november geen klanten kon ontvangen. Meer dan een maand van afwezigheid, peinsde Pierce. Hij voelde dat zijn maag samentrok toen hij dacht aan Renners reactie op de vraag of hij haar had weten te vinden; toen hij dacht aan Wentz en de Lange, aan wat zij haar wellicht hadden aangedaan. Ondanks het door haar ingesproken bericht liet hij een boodschap achter. 'Lucy, met Henry Pierce. Het is belangrijk. Bel me terug. Wat er ook is gebeurd en wat ze ook met je hebben gedaan, bel me. Ik kan je helpen. Ik heb een nieuw telefoonnummer, dus pak pen en papier. ' Hij sprak het nummer dat op zijn pols stond in en hing op. Met het toestel op schoot bleef hij even zitten wachten, in de hoop dat ze meteen zou bellen, maar dat gebeurde niet. Na een paar minuten stond hij op en liep de slaapkamer uit.
In de keuken zag hij de plastic wasmand op het aanrecht staan. Hij herinnerde zich dat hij die had gebruikt om de boodschappen van de auto naar de flat te dragen en dat hij toen Wentz en de Lange was tegengekomen. Toen hij uit de lift werd geduwd, had hij de
wasmand laten vallen en nu stond hij op het aanrecht. Hij deed de koelkast open en keek erin. Alle boodschappen die hij naar boven had gedragen stonden erin, behalve de eieren, die vermoedelijk waren gebroken. Wie zou dat voor hem hebben gedaan? Nicole? De politie? Een hem onbekende buurman? De vragen deden hem denken aan Renners opmerking over het verschijnsel van de Barmhartige Samaritaan. Als er werkelijk mensen waren met een dergelijk complex dan had Pierce medelijden met alle vrijwilligers en hulpvaardigen ter wereld. Het gegeven dat hun goede daden door de handhavers van de wet met cynisme werden begroet stemde hem droevig.
Hij herinnerde zich dat er nog meer tassen met boodschappen in de kofferbak van de bmw stonden en pakte de wasmand op. Hij had honger en herinnerde zich dat er zoutjes, frisdrank plus nog meer lekkere dingen in zaten.
Toen hij beneden in de garage stond, besloot hij, verzwakt door de aanslag en de operatie als hij was, om de wasmand niet te zwaar te maken. Het was verstandiger om twee keer te lopen. Toen alles boven was, keek hij of er in de tussentijd was gebeld. Hij had één telefoontje gemist. Hij keek op het schermpje met de nummer-weergave en herkende het nummer als dat van de mobiele telefoon van Lucy. Hij vloekte binnensmonds, stelde een wachtwoord voor zijn voicemail in en luisterde naar het bericht.
'Mij helpen? Je hebt me al meer dan genoeg geholpen, Henry. Ze hebben me afgetuigd. Ik zie bont en blauw. Niemand mag me onder deze omstandigheden zien. Je hoeft me niet meer te bellen en ik kan je hulp niet gebruiken. Ik wil niets meer met je te maken hebben. Begrepen?'
Dat was het. Ze had opgehangen. Pierce hield de hoorn bij zijn oor en in gedachten herhaalde hij haar tekst, alsof het een grammofoonplaat met een barst was. Ze hebben me afgetuigd. Ik zie bont en blauw. Hij werd duizelig en hield zich staande door met zijn hand tegen de muur te leunen. Daarna draaide hij zijn rug naar de muur en liet zich langzaam naar beneden zakken. Hij bleef op de vloer, met de telefoon op schoot, een paar minuten roerloos voor zich uit zitten staren, maar toen pakte hij de hoorn en begon haar nummer in te toetsen. Halverwege hield hij op en legde de hoorn terug op de haak.
'Goed, ' zei hij hardop. Hij sloot zijn ogen en overwoog Janis Langwiser te bellen om te zeggen dat hij een teken van leven van Lucy had ontvangen. Hij kon haar dan meteen vragen of ze nog iets wijzer was geworden sinds hun gesprek in het ziekenhuis. Nog voor hij een besluit had genomen, ging de telefoon. Hij nam direct op, zonder op het schermpje te kijken. Misschien was het Lucy wel, verder waren er niet veel mensen die zijn nieuwe nummer hadden, en zijn 'Met Henry' klonk gehaast en wanhopig. Het was niet Lucy, maar Monica.
'Ik ben je nog vergeten te vertellen dat je vriend Cody maandag drie berichten heeft ingesproken op je doorkiesnummer hier. Ik krijg de indruk dat hij graag wil dat je terugbelt. '
'Oké, bedankt Monica. ' Hij kon Zeiler niet gewoon bellen, want zijn vriend nam nooit op. Om hem te bereiken, moest je zijn pager bellen en je eigen telefoonnummer intoetsen. Alleen als Zeiler het kende, belde hij terug. Nu Pierce een nieuw nummer had, zou hij het niet herkennen, dus toetste hij eerst drie zevens, een geheime code die aangaf dat het een zakenrelatie of een vriend betrof. Het was lastig en omslachtig om met hem in contact te treden, maar Zeiler was nu eenmaal wereldkampioen paranoia, dus Pierce moest het spel wel meespelen.
Zeiler belde meteen terug. 'Man! Wanneer ga je eindelijk eens mobiel? Ik probeer je al drie dagen te pakken te krijgen. '
'Ik heb iets tegen mobiele telefoons. Hoe gaat-ie?'
'Je kunt ze krijgen met een ingebouwde scrambler, weet je?'
'Weet ik. Wat heb je?'
'Wat ik heb, is dat je me zaterdag zei dat je de informatie a la minute wilde hebben en dat ik dan opeens niets meer van je hoor. Ik dacht al dat je... '
'Ik heb in het ziekenhuis gelegen. Ik ben net thuis. '
'Het ziekenhuis?'
'Ik heb wat problemen gehad met een paar lieden. '
'Niet van Goncepts Unlimited, hoop ik?'
'Ik weet het niet. Heb je iets over ze gevonden?'
'Ik heb een complete scan uitgevoerd. Het zijn geen lieverdjes, Hank. '
'Ik had al zo'n vermoeden. Heb je tijd om het me te vertellen?'
'Om je de waarheid te zeggen, ben ik ergens anders mee bezig en ik doe dit soort zaken toch al niet zo graag over de telefoon. Omdat ik niets van je had gehoord, heb ik alles gisteren door een koerier op je werk laten bezorgen. Het had er vanochtend moeten zijn. Heb je niets gevonden?'
Pierce keek op zijn horloge. Het was twee uur. De koeriers dienst kwam meestal rond tien uur 's ochtends. Het idee dat de en velop met Cody's informatie op zijn bureau lag, stond hem niet erg aan. 'Ik ben nog niet op de zaak geweest, maar ik ga er zo heen. Heb je verder nog iets voor me?'
'Niet iets wat daar mee te maken heeft. '
'Oké, dan beloof ik je dat ik je bel als ik de boel heb gelezen. Ik heb nog één vraagje. Ik heb een adres nodig van iemand van wie ik alleen een naam en een mobiel nummer heb. De rekening voor het mobieltje komt niet op haar adres en dat wil ik nou juist hebben. '
'Dan kan ik er niks mee. '
'Is het niet te doen?'
'Nou, het is niet eenvoudig, maar ik kan wel iets proberen. Denk je dat ze stemt?'
'Ik vermoed van niet. '
'Nou, dan hebben we natuurlijk creditcards, gas en elektra. Heeft ze een veel voorkomende naam?'
'Lucy LaPorte. Ze komt uit Louisiana. ' Pierce hield zich maar voor dat ze alleen gevraagd had om haar niet meer te bellen; over langskomen had ze niets gezegd.
'Mooie alliteratie, drie keer een 1, nietwaar?' zei Zeller. 'Ik probeer iets. We zien wel wat er gebeurt. '
'Bedankt, Cody. '
'Je moet het zeker gisteren hebben?'
'Natuurlijk. '
'Oké, ik ga hangen. '
Pierce liep de keuken in. Hij keek in de tassen die hij op het aanrecht had gezet of hij het brood en de pindakaas kon vinden. Hij maakte een paar boterhammen en ging de deur uit, zijn honkbalpet diep over zijn voorhoofd getrokken. Terwijl hij op de lift wachtte, nam hij een paar happen. Het smaakte niet erg, want het brood was oud. Tenslotte had het vier dagen in de kofferbak van de auto gelegen.
Op de zesde verdieping stapte er een vrouw in. Zoals in een lift gebruikelijk is, keken ze elkaar niet aan, maar toen de lift zich in beweging zette, zag hij dat ze zijn reflectie in het paneel naast de deur bekeek. 'O mijn hemel!' riep ze uit. 'U bent degene over wie iedereen het heeft. '
'Pardon?'
'U bent toch degene die ze van het balkon hebben gehangen?'
Pierce keek haar aan en besefte dat hij, hoe het met hem en Nicole ook verder zou lopen, niet in deze flat kon blijven. 'Waar hebt u het over?
'Gaat het weer een beetje? Wat hebben ze eigenlijk precies gedaan?'
'Niets. Ik heb geen idee waar u het over hebt. '
'Bent u dan niet net op de twaalfde komen wonen?'
'Nee, ik zit op de achtste. Ik ben herstellende bij een vriend van me die daar woont. '
'Wat scheelt u dan?'
'Neustussenschotje. '
Ze keek hem achterdochtig aan, maar eindelijk gleed de deur open. Ze waren bij de garage aangekomen. Pierce liet haar niet voorgaan, maar glipte voor de vrouw de lift uit en verdween de hoek om, richting de deur die naar de garage leidde. Hij keek over zijn schouder en zag dat ze hem nakeek. Hij keek weer voor zich en zag een man en een vrouw met ieder een fiets aan de hand uit de ruimte met de berghokken komen. Pierce keek naar de grond en trok de pet nog meer over zijn ogen. Hij hield de deur voor hen open en wachtte tot ze voorbij waren. Ze bedankten hem en goddank vroegen ze niet of hij de man was die aan het balkon had gebungeld.
Zodra hij in de auto zat, pakte hij zijn zonnebril uit het handschoenenvakje en zette hem op.