De realistische toezichthouder
‘Zijn zwaarste beslissing ooit’, zo omschrijft Lense
Koopmans, de president-commissaris van Rabobank, wat zijn
boezemvriend Nout Wellink doormaakt als hij in het voorjaar van
2007 een besluit moet nemen over de overname van ABN Amro. Het
consortium van Fortis, RBS en Santander heeft dan net zijn
toestemming gevraagd voor de overname van de bank. ‘Als Wellink
zegt dat het niet doorgaat, gaat het niet door’, aldus Koopmans
tegen NRC Handelsblad. Hoe de president
van De Nederlandsche Bank emotioneel over de overname van de
grootste bank van Nederland denkt, is nauwelijks een geheim. Enkele
maanden eerder haalt Wellink in dezelfde krant fel uit naar het
hedgefonds dat alles op gang heeft gebracht. ‘De brief van TCI
ademt de sfeer van: je zoekt maar uit wat je gaat verkopen, maar de
centen stuur je naar ons toe. Voor ons is dat een brug te
ver.’
De opmerking van Wellink is begrijpelijk.
ABN Amro fungeert dankzij zijn wereldwijde netwerk als de ogen en
oren van de centrale bank aan het Amsterdamse Frederiksplein. Mede
dankzij de kennis die ABN Amro hem toespeelt, vervult Wellink in
kringen van centrale bankiers in Frankfurt en Bazel een
aanzienlijke rol.
Wellink is geen econoom, zoals je van een
DNB-president zou verwachten. De onderwijzerszoon uit de Achterhoek
– hij komt uit een katholiek gezin met negen kinderen – studeerde
rechten in Leiden. Daar houdt hij een mank been over aan een sprong
in de gracht waarbij hij op ongelukkige wijze een fiets raakt. Zijn
leven balanceerde op het randje. Door een infectie duurt het
genezingsproces anderhalf jaar.
De in 1943 geboren Wellink heeft gedurende
zijn werkende leven begrotingsdiscipline en marktwerking hoog in
het vaandel staan. Samen met Koopmans overtuigt hij begin jaren
zeventig als jonge ambtenaar bij het ministerie van Financiën
minister Wim Duisenberg ervan dat de overheidsbegroting uit de hand
dreigt te lopen. Ze bedenken de later beroemd geworden
eenprocentsnorm waardoor de stijging van de collectieve uitgaven
binnen de perken moet blijven. De regel, die Duisenberg overneemt
en met succes verdedigt in het kabinet Den Uyl, schrijft voor dat
de collectieve lasten per jaar met niet meer dan 1 procent van het
nationaal inkomen mogen stijgen. Wellink neemt in 1997 de positie
van Duisenberg bij DNB over als deze naar Frankfurt verhuist om
daar de eerste president van de Europese Centrale Bank te
worden.
Ondanks Wellinks reputatie komen zijn
woorden over TCI hem duur te staan. Als de invloedrijke krant
Wall Street Journal de volgende dag
boven een commentaar ‘Nout Fazio’ kopt, is de toon gezet. Wellink,
die twee jaar eerder op de bres sprong voor ABN Amro toen de bank
Antonveneta wilde overnemen, krijgt nu het verwijt net zo
protectionistisch te zijn als zijn Italiaanse collega Antonio
Fazio.
De bemoeienis van Wellink met ABN Amro in
Italië ging inderdaad ver. ‘Ik kan me niet herinneren dat wij ooit
zo druk zijn geweest met een buitenlandse toezichthouder als in dit
geval’, zei hij daar zelf over in een interview met Elsevier. Maar de vergelijking met Fazio is
onterecht. De Italiaanse bankpresident schond op flagrante wijze de
regels terwijl Wellink niet eens in de buurt kwam van een
overtreding.
Het gevolg van Wellinks uitspraak is wel
dat hij al in een vroeg stadium van de strijd om ABN Amro in het
defensief belandt. Ter verdediging voert hij aan dat hij nooit iets
tegen hedgefondsen heeft gehad, integendeel. Hij benadrukt dat
activistische beleggers bedrijven scherp houden. Wel, voegt hij
eraan toe, is bij financiële instellingen sprake van een publiek
belang. Het opsplitsen van een bank brengt risico’s met zich mee
voor de financiële stabiliteit.
Het kan de basis vormen voor een afwijzing
van het consortium. Maar als het erop aankomt, geeft Wellink alsnog
zijn toestemming voor een verklaring van geen bezwaar.
Na de overname is hij niet van het dossier
verlost. Als bankpresident moet hij de eerste jaren na de overname
persoonlijk toezien dat de opsplitsing ordelijk
verloopt.