7
Het bijna volledige skelet lag op de stalen tafel, badend in het schelle licht van de lampen in de autopsiekamer. Inspecteur Roy Grace staarde naar de enge doodsgrijns van de schedel, die op hem overkwam als een laatste poging tot spot. Vaarwel wrede wereld, je kunt me geen pijn meer doen! Ik ben weg! Ik ben pleite!
Grace zou over acht weken veertig worden. Al eenentwintig jaar werkte hij nu bij de politie van Sussex. Hij was bijna een meter tachtig lang en bleef in vorm door regelmatig te sporten. Zijn blonde haar was kortgeknipt en tegenwoordig deed hij er dagelijks een beetje gel in, op aanraden van zijn stijlgoeroe Glenn Branson. Door zijn neus, die enigszins geplet en krom was van toen hij die als straatagent een keer gebroken had bij een vechtpartij, zou je hem op het eerste gezicht kunnen aanzien voor een oud-kampioen boksen. Zijn vrouw Sandy, die nu al bijna tien jaar vermist werd, had een keer tegen hem gezegd dat hij net zulke ogen had als Paul Newman. Dat was leuk geweest om te horen, maar hij had het nooit echt geloofd. Hij vond zichzelf een heel gewone vent, niets bijzonders. Hij had een baan waar hij van hield, ook al kreeg hij ondanks zijn ervaring met vele moordzaken nog altijd de kriebels van menselijke schedels.
De meeste politiemensen beweerden dat ze gewend raakten aan lijken, in wat voor vorm dan ook, en dat niets hen dwarszat, behalve wanneer kinderen het slachtoffer waren geworden. Maar elk dode bleef Grace dwarszitten, zelfs na alle jaren dat hij dit werk nu deed. Omdat elk lijk ooit een persoon was geweest van wie werd gehouden door zijn of haar familie, vrienden en geliefden, hoe kort dat bij sommige tragische slachtoffers dan misschien ook had geduurd.
Aan het begin van zijn carrière had hij zichzelf beloofd dat hij nooit cynisch zou worden. Maar voor sommige collega’s was cynisch worden, en galgenhumor, een emotioneel pantser. Hun manier om niet gek te worden in dit werk.
Alle delen van de dode man die ze tot nu toe hadden gevonden, waren nauwkeurig uitgestald door de forensisch archeoloog, Joan Major. Het leek net een plat verpakt meubelstuk van een bouwmarkt, maar dan met een paar ontbrekende delen, dacht Grace ineens oneerbiedig.
Operatie Viool, een onderzoek naar twee wraakmoorden en een ontvoering waarin Grace de hoogste onderzoeksrechercheur was, de sio oftewel Senior Investigating Officer, begon af te lopen. Hun hoofdverdachte, die door rechercheurs uit New York was herkend als een bekende huurmoordenaar van de maffia, was verdwenen. Het was mogelijk dat hij was verdronken in een poging zijn arrestatie te ontlopen, maar het leek Grace even waarschijnlijk dat hij het land had verlaten. Hij kon overal ter wereld zitten onder een van de vele aliassen die van hem bekend waren of, waarschijnlijker nog, een nieuw alias.
Bijna vier weken na het verdwijnen van de verdachte was Operatie Viool op een lager pitje gezet. Ingeroosterd als dienstdoende sio van deze week had Roy Grace het grootste deel van zijn team ontmanteld en slechts een paar mensen aangehouden om samen te werken met de vs. Maar er bleef nog één element van de operatie over, en dat lag nu voor hem. En de tijd kon niet op een veel lager pitje staan dan voor volledig ontbonden en schone skeletten. Het had het team van de bergingseenheid bijna een hele week gekost om elke centimeter van de enorme tunnel en omringende inspectieschachten af te werken en de overblijfselen te bergen, waarvan delen door ratten en muizen over een groot stuk van de tunnel waren verspreid.
De patholoog van het hoofdbureau, dokter Frazer Theobald, had het eerste deel van de autopsie ter plaatse verricht, waarna de overblijfselen pas gisteravond hiernaartoe waren gebracht, maar hij had nog geen conclusies getrokken over de doodsoorzaak. Hij was een paar minuten geleden vertrokken. Zonder vlees of lichaamsvloeistoffen, zonder schade van zware voorwerpen, messen of kogels aan de schedel of botten, was de kans om de doodsoorzaak te vinden klein.
Enkele leden van het onderzoeksteam waren nog in de autopsiezaal, net als Grace gekleed in groene overalls. Cleo Morey, Grace’ verloofde, tweeëndertig weken zwanger, was de obductiehoofdassistent, zoals de lijkbezorger officieel werd genoemd. Haar groene pvc-schort spande zich om haar dikke buik. Ze opende een van de koelcellen die één hele wand van de vloer tot het plafond besloegen, schoof er een lichaam gehuld in wit plastic uit en legde het op een brancard. Vervolgens reed ze ermee naar een ander deel van de ruimte om het voor te bereiden op sectie.
Philip Keay, de hulpofficier van justitie, een lange, slanke man met een knap, getint gezicht, kort donker haar en borstelige wenkbrauwen, bleef plichtsgetrouw aanwezig, hoewel hij op dit moment bezig was met zijn BlackBerry.
Dit stadium van het onderzoek, dat er voornamelijk op gericht was de identiteit van de dode vast te stellen, werd geleid door Joan Major, een vriendelijk ogende vrouw met lang bruin haar en een hippe bril. Grace had in het verleden al een aantal keer met haar samengewerkt en was telkens weer onder de indruk geweest van haar rustige maar efficiënte manier van werken. Zelfs met zijn ervaren blik zagen alle skeletten er min of meer hetzelfde uit. Maar voor Joan Major waren ze stuk voor stuk even uniek als een vingerafdruk.
Ze dicteerde in haar opnameapparaatje zonder haar stem te verheffen, maar zo duidelijk dat iedereen die wilde meeluisteren haar kon verstaan. Ze begon bij de schedel. ‘Prominente wenkbrauwen. Afgeplat voorhoofd. Rond traanbeen. Grote processus mastoïdus. Verlengd posterieur jukbeen. Prominente nuchale kam.’
Toen richtte ze zich op het bekken. ‘Smalle sciatische knoop. Ovaal foramen obturatum. Verkort schaambeen. Kleine symfysehoek. Bekkeningang klein. Sacrum gebogen.’
Roy Grace luisterde aandachtig, hoewel het meeste van wat ze zei te technisch voor hem was. Hij was moe en wierp een blik op zijn horloge terwijl hij een geeuw onderdrukte. Het was kwart voor twaalf ’s ochtends en hij kon nog wel een kop koffie gebruiken. Het was gisteravond laat geworden vanwege zijn wekelijkse pokeravondje met de jongens, waar hij veertig pond aan had overgehouden. Hij had een paar uitputtende weken achter de rug. Hij verheugde zich erop vanavond curry te eten met Cleo, zich daarna te ontspannen met een beetje onzintelevisie, zoals ze meestal op vrijdagavond deden, en dan in slaap te vallen bij hun favoriete talkshow van Graham Norton. En, o heerlijk, ze hadden geen plannen voor dit weekend. Hij keek er enorm naar uit om een tijdje alleen te kunnen zijn met Cleo, te genieten van die kostbare laatste weken voordat hun leven voor altijd zou veranderen. Althans, dat had zijn collega Nick Nicholl voorspeld, die onlangs vader was geworden. Oorspronkelijk hadden Cleo en Grace gehoopt te kunnen trouwen voordat de baby werd geboren, maar het proces om Sandy wettelijk dood te laten verklaren en Roys werk hadden dat plan verijdeld. Nu moesten ze nieuwe plannen maken.
Na de laatste paar hectische weken had hij ook de rust en ruimte nodig om zich te concentreren op de dikke stapel procesdocumenten van een snuffmoordzaak. Grace had een bijzonder akelig exemplaar van de mensheid gearresteerd, Carl Venner, wiens proces de komende paar weken bij het Old Bailey-gerechtshof op de rol zou staan.
Hij richtte zijn aandacht weer op de forensisch archeoloog. Maar binnen een paar minuten, hoewel hij zijn best deed om het te voorkomen, werd hij weer afgeleid door Cleo. Een paar weken geleden was ze met interne bloedingen in het ziekenhuis beland. Ze was gewaarschuwd dat ze niet zwaar mocht tillen en het baarde hem zorgen om te zien dat ze dat lichaam uit de koelcel haalde en op de brancard legde. Als je in een mortuarium werkte, was het onvermijdelijk dat je dingen moest tillen. Hij was ongerust om haar omdat hij zo veel van haar hield. En ook bang, want de verloskundige had gewaarschuwd dat een volgende bloeding net zo gevaarlijk voor haar zou zijn als voor hun baby.
Hij keek toe terwijl ze de brancard tot stilstand bracht naast het naakte lichaam van de oude vrouw die ze zojuist had voorbereid. Het schedeldak was verwijderd en haar hersenen lagen in een bakje op haar borst. Op de witte muurkaart erboven waren ruimtes leeg gelaten voor de afmetingen en gewichten van de organen van de dode vrouw. Bovenaan stond met zwarte viltstift de naam Claire Elford geschreven.
Dit was een grimmige werkplek, en het was zwaar werk. Grace had nooit helemaal begrepen wat Cleo erin aantrok. Ze was een statige schoonheid, vooral wanneer ze zoals nu haar lange blonde haar hygiënisch had opgestoken. Eigenlijk zou ze meer op haar plaats zijn bij een chic reclamebureau in Londen, een kunstgalerie of een tijdschrift, maar ze hield oprecht van haar baan. Grace kon nog altijd zijn geluk niet op omdat hij na bijna tien helse jaren sinds Sandy’s verdwijning weer liefde had gevonden. En dan nog wel met zo’n mooie, leuke vrouw.
Hij had altijd gedacht dat Sandy zijn zielsverwant was, ondanks hun constante geruzie. Maar sinds het begin van zijn relatie met Cleo had het woord ‘zielsverwant’ een heel nieuwe betekenis gekregen. Hij zou zijn leven voor Cleo geven, werkelijk waar.
Grace richtte zijn aandacht weer op de forensisch archeoloog en vroeg: ‘Kun je ons een indicatie geven van zijn leeftijd, Joan?’
‘Ik kan nog niet al te nauwkeurig zijn.’ Ze liep terug om naar de schedel te wijzen. ‘De aanwezigheid van verstandskiezen geeft aan dat hij volwassen is. De verbinding tussen de sleutelbeenderen wijst erop dat hij boven de dertig is.’ Toen wees ze naar het bekken. ‘De symfyse bevindt zich in fase vijf – niet zo nauwkeurig, vrees ik – en dat gaat op voor iemand tussen de zesentwintig en zesenzestig.’ Ze gebaarde naar de schedel. ‘Het auriculaire gebied is fase zes, wat aangeeft dat hij tussen de vijfenveertig en negenenveertig is. De slijtage van zijn gebit wijst op de bovenste regionen van dit leeftijdsgebied.’
Ze wees naar delen van de ruggengraat. ‘Er zijn een paar beenderuitwassen die ook weer typisch zijn voor oudere personen. Door de schedelafmetingen vermoed ik dat hij Kaukasisch is, van Europese afkomst – of rondom Europa – maar het is lastig om preciezer te zijn. Hij heeft geprononceerde spieraanhechtingen, vooral zichtbaar in het opperarmbeen, wat erop wijst dat hij een sterk, actief individu was.’
Grace knikte. Het skelet, samen met een paar gedeeltelijk aangevreten laarzen in maat vierenveertig, was toevallig ontdekt in een ongebruikte tunnel diep onder de belangrijkste haven van de stad, Shoreham. Hij had al een vrij goed idee wie deze man was, en alles wat Joan Major zei bevestigde dat ook.
Zes jaar eerder was een Estlandse scheepskapitein genaamd Andrus Kangur verdwenen nadat hij zijn containerschip vol hout had afgemeerd. Kangur werd al enkele jaren door Europol in de gaten gehouden op verdenking van drugshandel. De man was niet noodzakelijkerwijs een groot verlies voor de wereld, maar dat oordeel was niet aan Roy Grace. Hij wist wel dat er een waarschijnlijk motief was. Volgens de Inlichtingeneenheid, die na een tip het schip onder surveillance had gehad vanaf het moment dat het de haven binnenvoer, had Kangur geprobeerd de eigenaar van deze lading te belazeren. Maar waarschijnlijk had hij met de verkeerde gerotzooid: een belangrijke misdaadfamilie uit New York.
Op basis van de bewijzen die tot nu toe waren gevonden, en door wat Grace wist over de waarschijnlijke dader, leek het erop dat de ongelukkige kapitein was vastgeketend in wat neerkwam op een ondergrondse kerker en daar was achtergelaten om te verhongeren of door de ratten te worden opgevreten. Toen ze hem vonden, waren al zijn vlees, bijna al zijn pezen en zijn haar verdwenen. De meeste botten waren boven op elkaar op de vloer beland, op één stel armbotten en een intacte skelethand na, die nog aan een ketting met hangslot aan een metalen buis boven hem hingen.
Roys telefoon ging.
Het was Simon Bates, een goedgeluimde en zeer efficiënte rechercheur van het recherchehoofdkwartier in Eastbourne. ‘Roy, ben jij de dienstdoende sio?’
Onmiddellijk zonk Grace de moed in de schoenen. Dit soort telefoontjes betekende nooit goed nieuws.
Er waren vier sio’s bij de afdeling Zware Criminaliteit op het recherchehoofdkwartier van Sussex, die om beurten dienst hadden: één week op, drie weken af. Roys dienst zou maandag om zes uur ’s morgens eindigen.
Shit.
‘Ja, dat klopt, Simon,’ zei hij, met ongeveer net zo veel enthousiasme als een patiënt die bij de tandarts toestemt in een wortelkanaalbehandeling. Ineens hoorde hij een vreemd klikkend geluid dat een paar seconden aanhield, ruis op de lijn, of zoiets.
‘We hebben een verdacht sterfgeval op een boerderij in East Sussex.’
‘Wat kun je me voor informatie geven?’
Het geklik hield op. Grace luisterde naar Bates en werd almaar moedelozer. Zijn weekend was enkele uren voordat het begon al naar de haaien. Hij wisselde een blik met Cleo en zag dat ze meteen begreep hoe laat het was. Ze glimlachte flauwtjes naar hem.
‘Ik ben onderweg,’ zei hij.
Hij hing op en belde meteen de stafofficier van de korpschef, Trevor Bowles, om hem te laten weten dat het erop leek dat er weer een moord was gepleegd en dat hij later zou terugbellen met meer details. Het was belangrijk om de korpschef op de hoogte te houden van een mogelijk belangrijke zaak, net als de waarnemend korpschef en de assistent-korpschefs. Ze zouden voor schut staan als ze het nieuws als eerste van de media moesten horen.
Daarna belde hij zijn collega en vriend, rechercheur Glenn Branson.
‘Hé, ouwe, what’s popping?’ zei Branson toen hij opnam.
Grace grijnsde om zijn gebruik van raptaal, iets wat hij sinds kort had overgenomen uit een of andere film. ‘Ik zal je vertellen wat er straks gaat poppen: je oren. We gaan een heuvel op.’