VIJF
Tweeëndertig uur eerder, op de ochtend dat het begon, baadde Ocean Avenue in het rokerige, goudgele licht van de straatlantaarns en de flatgebouwen langs de kust op Santa Monica. Joe Pike was aan het hardlopen. Hij liep midden op straat en werd vergezeld door een coyote die in de opeengehoopte schaduwen op het klif met hem mee rende. Het was acht minuten voor vier. Zo vroeg in de ochtend ging de Stille Oceaan nog schuil in de nacht en eindigde de aarde bij de brokkelige rand van het klif, opgeslokt door een zwarte afgrond. Pike genoot van de rust in die stille uren, terwijl hij midden op de rijweg liep, iets wat hij niet zou kunnen doen wanneer het licht de duisternis stal.
Pike wierp nogmaals een blik op de schaduwen en zag dat de coyote hem moeiteloos bijhield, soms zichtbaar, op andere momenten, wanneer hij zich tussen de palmbomen voortbewoog, niet. Het was een oud mannetje. Zijn snuit was wit en zat onder de littekens en hij was uit de canyons naar de stad gekomen om voedsel te zoeken. Elke keer dat Pike een blik op de coyote wierp, zag hij dat het dier naar hem keek, hem zelfs onder het lopen onafgebroken in de gaten hield. De coyote vond hem waarschijnlijk raar. Coyotes leefden tussen de mensen volgens bepaalde regels. Dat was ook de reden dat het goed met ze ging in Los Angeles. Een van hun regels was dat ze alleen ’s nachts tevoorschijn kwamen. Coyotes waren kennelijk in de veronderstelling dat de nacht toebehoorde aan wilde wezens. Deze coyote vond waarschijnlijk dat Pike de regels overtrad.
Pike hees zijn rugzak iets hoger en dwong zichzelf harder te gaan lopen. Er kwam nog een coyote bij.
Joe Pike liep deze route vaak: vanaf zijn appartement in westelijke richting over Washington, naar het noorden over Ocean tot San Vicente en dan in oostelijke richting naar Fourth Street, waar een steile betonnen trap als een grillige rij tanden van het klif omlaag liep. Honderdnegenentachtig treden, opgestapeld tegen het klif, vier keer onderbroken door een klein bordes, om mensen die vielen op te vangen. Zonder de bordessen zou iemand die struikelde, dood kunnen vallen. Honderdnegenentachtig treden is even hoog als een gebouw met negen verdiepingen. De treden op rennen stond dus gelijk aan negen trappen op rennen.
Deze ochtend droeg Pike een rugzak waar vier zakken meel van vijf kilo in zaten. Pike zou de trap twintig keer nemen, omlaag en weer terug, voor hij op weg naar huis ging. Om zijn middel had hij een heuptasje met zijn mobiele telefoon, identiteitsbewijs, sleutels en een .25 kaliber Beretta zakpistool.
Pike verwachtte het telefoontje die ochtend nog niet. Hij had geweten dat het zou komen, ooit, maar die ochtend ging hij helemaal op in het vertrouwde, prettige gevoel van zweet en inspanning, totdat zijn mobiel trilde. Hij zat lekker in zijn ritme, maar er waren maar weinig mensen die zijn geheime nummer wisten, dus bleef hij staan en nam op.
De man zei: ‘Wedden dat je niet weet wie dit is?’
Pike liet zijn ademhaling tot rust komen en verschoof de rugzak. Het gewicht werd alleen zwaar als hij ophield met lopen.
De man, beduusd omdat Pike geen antwoord had gegeven, zei: ‘Spreek ik met Joe Pike?’
Pike had de stem van de man niet meer gehoord sinds een 8-jarig jongetje, dat luisterde naar de naam Ben Chenier, was ontvoerd. Pike en zijn vriend Elvis Cole waren op zoek gegaan naar het jongetje, maar ze hadden hulp nodig gehad van de man aan de telefoon om de ontvoerder op te sporen. De prijs die de man vroeg, was simpel: op een dag zou de man bellen met een klus voor Pike en Pike zou ja moeten zeggen. Het zou van alles kunnen zijn, ook het soort werk dat Pike niet meer deed en niet meer wilde doen, maar hij zou geen nee mogen zeggen. Pike zou ja moeten zeggen. Dat was de prijs voor de hulp om Ben Chenier te redden, dus had Pike hem betaald. Dat woord. Ja. Op een dag zou de man bellen en nu was het zover.
‘Jon Stone,’ zei Pike.
Stone lachte. ‘Kijk, je weet het nog. Nu zullen we te weten komen of je een man van je woord bent. Ik heb je gezegd dat ik zou bellen en hier ben ik dan. Je bent me een klus schuldig.’
Pike keek op zijn horloge hoe laat het was. Nog een coyote had zich bij de andere twee gevoegd. Ze stonden in de schaduw naar hem te kijken.
‘Het is vier uur ’s nachts,’ zei Pike.
‘Ik ben al vanaf gisteravond op zoek naar je nummer, beste kerel. Sorry als ik je wakker heb gebeld, maar als je me laat zitten, moet ik iemand anders zoeken. Vandaar dit ongelukkige tijdstip.’
‘Wat heb je?’
‘Er moet op een pakketje worden gepast en het is al heet.’
Pakketje betekende persoon. Heet betekende dat er al aanslagen op het leven van het doelwit waren gepleegd.
‘Waarom loopt het pakketje gevaar?’
‘Dat weet ik niet en het kan me ook niet schelen. Als jij je maar aan je woord houdt. Ik mocht bellen als ik een klus voor je had en nu is het zover. Ik moet die mensen vertellen of je het doet of niet.’
Grijze gedaanten zwierven als geesten tussen de palmbomen. Er voegden zich nog twee coyotes bij de andere drie. Hun kop hing laag, maar hun ogen vingen het goudkleurige licht op. Pike vroeg zich af hoe het zou zijn om met ze door de nachtelijke straten te rennen, even goed te bewegen als zij, even stil en snel, te horen en te zien wat zij hoorden en zagen, zowel hier in de stad als hoog in de heuvels.
Stone was aan het praten en zijn stem klonk gespannen. ‘Die vent die belde, zei dat hij je kende. Bud Flynn.’
Pike keerde terug uit de heuvels. ‘Ja.’
‘Ja, Flynn. Hij heeft een of andere opdracht om mensen die zwemmen in het geld te beschermen. Ik wil wat van die poen, Pike. Je staat bij me in het krijt. Ga je het doen of niet?’
‘Ja,’ zei Pike.
‘Zo ken ik je weer. Ik bel je straks om te vertellen waar je moet zijn.’
Pike klapte zijn telefoon dicht. Vierhonderd meter verder, waar San Vicente overging in Ocean, vlamden remlichten op. Pike keek naar de rode lampjes tot ze verdwenen en hees toen zijn rugzak weer omhoog. Op de rand tussen licht en donker bevonden zich nu een stuk of acht coyotes. In een steegje tussen twee restaurants doken er nog drie op. Er stond er nog een, een stuk verder in de straat en Pike had hem niet eens zien aankomen. Pike haalde diep adem en rook de salie en aarde in hun vacht.
De oude coyote zette geen koers naar de canyon. Hij liep met een grote boog om Pike heen, stak Ocean Avenue over en ging Santa Monica Boulevard op. De andere coyotes liepen met hem mee. Tot zonsopgang was de stad van hen. Ze zouden haar pas op het laatste moment prijsgeven.
Pike liet de rugzak van zijn schouders glijden en zette hem op straat. Hij haalde diep adem, stak zijn armen boven zijn hoofd en rekte zich uit. Zijn spieren waren warm en zijn slechte schouder – de schouder die bijna onherstelbaar was beschadigd toen hij was neergeschoten – deed geen pijn. De littekens die over zijn deltaspier liepen, kwamen onder spanning te staan, maar hielden het. Pike boog vanuit zijn heupen voorover en zette met gemak zijn handpalmen op straat. Hij liet zijn gewicht op zijn handen rusten en zwaaide zijn benen omhoog tot hij midden op Ocean Avenue op zijn handen stond.
Pike voelde zich rustig en bleef keurig in balans.
Hij liet zichzelf recht omlaag zakken tot zijn voorhoofd de straat raakte, duwde zichzelf daarna weer omhoog, deed een verticale push-up, niet voor zijn conditie maar om zijn lichaam te voelen werken. Op de plaats waar zijn zenuwen beschadigd waren, en altijd beschadigd zouden blijven, tintelde zijn schouder, maar Pike duwde zichzelf moeiteloos omhoog.
Hij liet zijn voeten zakken en ging rechtop staan. Hij zag dat de coyotes terug waren en stonden te kijken, straathonden die thuis waren in de stad.
Pike hing de rugzak op zijn rug en liep door. Veertien uur later zou hij naar het noorden rijden om het meisje op te halen en voor het eerst in twintig jaar Bud Flynn te zien, een man van wie hij veel en oprecht had gehouden.
Vijftien uur later arriveerde Pike bij de ruïne van een kerk in de hooggelegen woestijn.
De kerk had geen deuren en ramen en was niet meer dan een paar afgebrokkelde gestucte muren met lege ogen en een gapende mond, anderhalve kilometer van de Pearblossom Highway en vijftig kilometer ten noorden van Los Angeles. Door jaren van schrale wind, zonneschijn en het ontbreken van een zorgzame mensenhand had het gebouw de kleur van stof gekregen. Op de muren stond graffiti, maar zelfs die was al oud en verbleekt, evenzeer een deel van het gebouw als de struiken en salie die uit de muren groeiden. Het was een eenzame plek, nog troostelozer door de ondergaande zon aan het einde van de dag.
Een zwarte limousine met verduisterde ramen en een even donkere Hummer stonden – misplaatst, als glimmende zwarte edelstenen – vlakbij geparkeerd. Ze waren niet te zien geweest toen Pike hier aan de rand van de woestijn de snelweg af draaide.
Pike bracht zijn jeep tegenover de twee voertuigen tot stilstand. Achter het getinte glas van de Hummer bewogen zich donkere gedaanten, maar in de limousine zag Pike niemand. Pike besloot af te wachten en leunde rustig naar achteren, maar op dat moment verschenen Bud Flynn en een andere man in de kerkdeur. Deze man was te dik, had een vierkant gezicht en sluik haar dat hij uit zijn ogen veegde. Hij maakte een nerveuze indruk en ging de kerk weer in, terwijl Bud glimlachend naar buiten kwam en in het wegstervende zonlicht twintig jaar en twee levens overstak.
Pike had Bud niet meer gezien sinds de dag in de Shortstop Lounge toen Pike ontslag nam bij de LAPD en dat persoonlijk aan Bud had willen vertellen omdat ze zo’n hechte band met elkaar hadden. Bud had gevraagd of Pike al ander werk had en Pike had het verteld, maar Bud was er niet over te spreken geweest. Hij reageerde als een teleurgestelde vader die zich kwaad maakte om de keuze van zijn zoon en dat was dat. Pike had een contract getekend bij een professionele militaire organisatie uit Londen. Hij ging aan de slag als professioneel burgersoldaat, zei hij, als beveiligingsspecialist. Gelul, zei Bud, als huursoldaat, geen haar beter dan een crimineel.
Nu hij Bud zag, voelde Pike de warme gloed van eerdere, betere herinneringen, en hij stapte uit de jeep. Bud was ouder geworden, maar zag er nog fit en goed uit.
Bud stak zijn hand uit. ‘Fijn je te zien, agent Pike. Veel te lang geleden.’
Pike trok Bud naar zich toe en omhelsde hem en Bud klopte Pike op zijn rug.
‘Ik heb nu een bedrijfsrecherchebureau, Joe. Al veertien jaar; in maart vijftien. De zaken gaan goed.’
‘Gebruik je huursoldaten als rechercheurs?’
Bud keek verlegen en misschien geneerde hij zich, terwijl ze allebei aan die dag in de Shortstop dachten, maar hij liet zich niet kennen. ‘Soms leidt het recherchewerk tot beveiligingswerk. Ik heb Stones naam van een vriend gekregen. Stone heeft contacten met voormalige agenten van de Mossad en de geheime dienst, mensen die ervaring hebben met klanten met een verhoogd risico. Zo iemand zocht ik, en toen liet hij jouw naam vallen.’
Pike keek even naar de Hummer. Hij stond laag op zijn wielen, een nadelig gevolg van de zware pantsering en het kogelwerende glas. ‘Zit het meisje daarin?’
Jon Stone had de pure feiten uiteengezet toen hij terugbelde met de instructies: een jonge vrouw uit een rijke familie had drie moordaanslagen overleefd en Bud Flynn was ingehuurd om haar te beschermen. Punt. Stone wist verder niets omdat Bud Flynn – terecht, naar Pikes mening – vond dat Stone niet meer hoefde te weten. Het enige wat Stone interesseerde, was dat het meisje rijk was. Iemand met Pikes cv kon een tophonorarium bedingen en Stone zou deze mensen het vel over de oren halen.
Flynn negeerde Pikes vraag over het meisje en draaide zich om naar de kerk. ‘Kom mee naar binnen. Dan kun je haar vader ontmoeten en zal ik je uitleggen wat er aan de hand is. Als je het wilt doen, halen we het meisje erbij.’
Pike dacht: het is al besloten, en hij liep achter Flynn aan.
In de kerk rook het naar salie en urine. De betonnen vloer lag bezaaid met bierblikjes en tijdschriften, vuil geworden door het zand dat door de kapotte ramen was gewaaid en met de jaren verbleekt. Pike vermoedde dat de urinelucht afkomstig was van dieren. De man met het sluike haar die hij bij de deur had gezien, stond naast een andere man, een magere kerel met de intelligente ogen van een zakenman en een mond waarvan de hoeken afkeurend omlaag hingen. Een koffertje van Corduaans leer stond bij de deur op de grond. Pike vroeg zich af wie de eigenaar van het koffertje was en wie de vader van het meisje. Hij ging uit de buurt van de ramen staan.
Bud knikte naar de man met het sluike haar. ‘Joe, dit is Conner Barkley. Mr. Barkley, Joe Pike.’
Barkley perste er een ongemakkelijke glimlach uit. ‘Hallo.’
Barkley droeg een zijden overhemd met korte mouwen, waaronder de bobbel van zijn holster te zien was. De man met de hangende mondhoeken had geen stropdas om en droeg een duur gitzwart sportjasje. Pike had een mouwloos grijs sweatshirt, een spijkerbroek en New Balance-sportschoenen aan.
De man met de hangende mondhoeken haalde opgevouwen vellen papier en een pen uit zijn jasje.
‘Mr. Pike, ik ben Gordon Kline, Mr. Barkleys advocaat en bedrijfsjurist. Dit is een geheimhoudingsovereenkomst, waarin staat dat u niets mag doorvertellen van wat er vandaag en in de periode dat u in dienst bent van de Barkleys, over de Barkleys wordt gezegd. Evenmin mag het op enige andere manier openbaar maken. U moet dit tekenen.’
Kline hield de papieren en de pen omhoog, maar Pike maakte geen aanstalten ze aan te pakken.
Bud zei: ‘Zeg, Gordon, zullen we dat maar even vergeten, gezien de omstandigheden?’
‘Hij moet tekenen. Iedereen moet tekenen.’
Pike zag dat Conner Barkley naar de driedimensionale pijlen van rode inkt op zijn deltaspieren keek. Pike was het gewend dat de mensen keken. De pijlen waren voor zijn eerste buitenlandse gevechtsmissie op zijn armen getatoeëerd. Ze wezen naar voren. Mensen staarden naar de tatoeages en naar Pikes verschoten sweatshirt met de afgeknipte mouwen en zagen wat ze wilden zien. Pike vond het prima.
Toen Barkley opkeek van de tatoeages, stonden zijn ogen bezorgd. ‘Is dit de man die je wilt inschakelen?’
‘Hij is de beste in zijn vak, Mr. Barkley. Hij zal Larkin in leven houden.’
Kline hield de papieren omhoog. ‘Als u hier even tekent.’
‘Nee,’ zei Pike.
Barkleys wenkbrauwen leken wel nerveuze rupsen.
‘Ik denk dat het wel goed zit, Gordon. Volgens mij kunnen we wel doorgaan. Denk je ook niet, Bud?’
Klines mondhoeken zakten nog verder omlaag, maar hij stopte de papieren weg en Bud ging verder.
‘Goed, het gaat om het volgende: de dochter van Mr. Barkley is een getuige van het ministerie. Ze moet over twee weken voor de rechtbank getuigen. Er zijn de afgelopen tien dagen drie aanslagen op haar leven gepleegd. Dat is drie keer de zwarte boer in anderhalve week en alle drie de keren was het kantje boord. Ik moest wel iemand buiten de normale kanalen zoeken.’
‘Mij.’
Pike stapte net ver genoeg opzij om de limousine te kunnen zien. De lucht boven de woestijn was rood door de ondergaande zon. Hij voelde de temperatuur dalen. ’s Nachts moest de lucht hierboven scherp en schoon zijn.
‘Waarom zit ze niet in het programma voor getuigenbescherming?’
Barkley nam het woord en veegde het haar uit zijn ogen. ‘Daar zat ze in. Door hun schuld is ze bijna vermoord.’
Gordon Kline sloeg zijn armen over elkaar alsof hij daarmee wilde zeggen dat de hele Amerikaanse overheid een verspilling van belastinggeld was. ‘Stelletje stumpers.’
Bud zei: ‘Larkin was elf dagen geleden betrokken bij een verkeersongeluk, om drie uur ’s nachts heeft ze een Mercedes gepakt aan de zijkant –’
Barkley viel hem opnieuw in de rede. ‘Je verwacht niet dat je dit soort mensen tegenkomt als je in je auto –’
‘Conner…’ zei Gordon Kline.
‘En moet je nou kijken. Zitten wij hier in deze ruïne en vrezen voor ons leven. Een verkéérsongeluk…’
Barkley duwde het haar weer uit zijn gezicht en dit keer beefde zijn hand, zag Pike. Bud ging door over de Mercedes.
‘Er zaten drie mensen in. Een echtpaar, George en Elaine King, het was hun auto, en een mannelijke passagier achterin. Zegt de naam George King je iets?’
Pike schudde zijn hoofd, dus gaf Bud een toelichting.
‘Een projectontwikkelaar, brandschoon, wordt nergens voor gezocht, geen aanklachten, geen strafblad. George bloedde en Larkin stapte uit om te helpen. De andere man was ook gewond, maar hij heeft de plaats van het ongeluk te voet verlaten. Toen heeft George zich kennelijk vermand en is hij weggereden, maar Larkin had het kenteken genoteerd. De volgende dag vertelden de Kings een ander verhaal aan de politie; ze beweerden dat ze alleen waren. Een paar dagen later kwamen medewerkers van het ministerie van Justitie bij Larkin langs met een tekenaar. Een paar honderd tekeningen later werd de identiteit van de ontbrekende man bekend. Het bleek een zekere Alexander Liman Meesh te zijn, een moordenaar van wie ze dachten dat hij in Bogota in Colombia woonde. Ik heb een FBI-dossier over hem dat ik je kan geven.’
Pike wierp opnieuw een blik op de limousine. ‘Hoe is een verkeersongeluk een federaal onderzoek geworden?’
Kline ging tussen Pike en de limousine in staan, maar hij scheen zich er niet meer druk over te maken dat Pike de papieren niet had getekend. ‘King was de aanleiding. Het ministerie heeft ons verteld dat ze een onderzoek naar hem hadden lopen vanwege het witwassen van geld via zijn onroerendgoedfirma. Ze vermoeden dat Meesh naar de Verenigde Staten is teruggekeerd met kartelgeld om via King te investeren.’
Bud knikte met opgetrokken wenkbrauwen.
‘Meer dan honderd miljoen.’
Klines mondhoeken zakten weer omlaag en hij keek naar de vader van het meisje. ‘De overheid wil dat Larkin getuigt, omdat zij King in verband kan brengen met een crimineel. Ze denken dat ze hem op grond van haar verklaring kunnen dagvaarden en dwingen openheid van zaken te geven. Haar vader en ik waren ertegen. We zijn er van meet af aan op tegen geweest dat ze erbij betrokken werd, en moet je nou zien wat een ellende.’
‘Dus King wil haar dood hebben?’
‘King is een financiële man. Hij heeft geen criminele achtergrond, geen gewelddadig verleden, geen banden met iemand in die wereld behalve Meesh. Het ministerie denkt dat Meesh het geld veilig wil stellen dat hij in projecten van King heeft gestoken. Als King wordt aangeklaagd, worden zijn projecten en zijn middelen bevroren, dus Meesh wil dat liever niet. King weet misschien niet eens dat Meesh achter het meisje aan zit. King weet misschien niet eens waar het geld vandaan komt,’ zei Bud.
‘Heeft iemand dat aan de Kings gevraagd?’
‘Ze zijn gevlucht. Bij zijn bedrijf beweren ze dat ze op vakantie zijn gegaan, zoals het plan was, maar bij Justitie gelooft niemand dat.’
Conner Barkley haalde weer een hand door zijn haar. ‘Het is een nachtmerrie. Deze hele zooi is een nachtmerrie en nu zijn we –’
Bud viel hem in de rede. ‘Conner, kun je me even een minuutje alleen laten met Joe? We zien elkaar bij de auto. Gordon, alsjeblieft…’
Barkley fronste zijn wenkbrauwen, alsof hij niet begreep dat hem werd gevraagd weg te gaan, maar Kline raakte zijn arm aan en ze vertrokken. Bud wachtte tot ze weg waren en slaakte toen een zucht.
‘Die mensen gaan door een hel.’
‘Ik ben geen lijfwacht,’ zei Pike.
‘Moet je luisteren, Joe, de eerste keer dat ze haar wilden te doden, was die meid thuis. Dat landgoed dat ze hebben, de Barkleys, dat is net een fort; anderhalve hectare in Beverly Hills ten noorden van Sunset, volledig beveiligd, personeel. Die mensen zijn rijk.’
‘Dat had ik al begrepen.’
Bud maakte het koffertje van Corduaans leer open en haalde er een aantal korrelige foto’s uit. Op de foto’s stonden drie wazige gedaanten in donkere kleding, eerst bij een zwembad ’s avonds, daarna in een tuin en vervolgens voor een stel openslaande deuren.
‘Deze zijn door hun beveiligingscamera’s gemaakt. Op deze is hun gezicht te zien, maar we weten nog steeds niet wie het zijn. Ze hebben een huishoudster gepakt toen ze Larkin aan het zoeken waren. Ze hebben die vrouw zwaar mishandeld; haar gewurgd tot ze bewusteloos raakte, drie tanden uit haar mond geslagen en haar neus gebroken.’
De huishoudster stond op een van de foto’s. Haar ogen zagen eruit als aubergines. Haar lip was zo erg gescheurd, dat je haar tandvlees kon zien. Pike vermoedde dat degene die haar had geslagen, ervan had genoten, haar was blijven slaan toen ze al bewusteloos was.
‘Hoe dichtbij zijn ze geweest?’
‘Ze wisten goed weg te komen toen de politie aankwam. Die eerste keer kwam de aanslag op haar leven als een verrassing, maar toen werd ze onder bescherming gesteld. De U.S. Marshals brachten haar die avond nog naar een schuiladres bij San Francisco, dat was zes dagen geleden. De volgende avond waren ze er alweer.’
‘Eén marshal werd gedood en een andere raakte gewond. Die jongens slaan hard toe.’
Pike hoorde een autoportier dichtslaan en deed direct weer een stap naar het raam toe. Larkin Conner Barkley was uit de limousine gekomen om haar vader en Kline te begroeten. Ze had een hartvormig gezicht met een smalle neus, die een beetje scheef naar links stond. Koperkleurige haarstrengen krulden als kronkelende slangen rond haar hoofd. Ze droeg een strakke, korte broek die laag begon en hoog eindigde en een groen T-shirt en ze klemde een roze merktas met een klein hondje onder haar arm. Het was een van die microhondjes met dikke ogen dat trilde als het zenuwachtig was. Pike wist dat het op het verkeerde moment zou blaffen en haar het leven zou kosten.
Hij draaide zich van het raam af. ‘Dezelfde mannen?’
‘Is niet te zeggen. Larkin belde haar vader en was tegen zonsopgang weer thuis in Beverly Hills. Ze hadden het helemaal gehad met de getuigenbescherming. Mr. Barkley nam mij die dag in de arm. Ik haalde haar thuis weg en bracht haar naar een hotel, maar een paar uur later vielen ze ons alweer aan.’
‘Dus ze wisten alle drie de keren waar ze was.’
‘Ja.’
Pike keek opnieuw naar de limousine. Het schemerige licht in de kerk had nu de kleur van rook. ‘Er zit een lek bij Justitie.’
Bud klemde zijn kaken op elkaar, alsof hij er hetzelfde over dacht maar dat niet wilde uitspreken. ‘Ik heb een huis in Malibu. Ik wil dat je haar daar vanavond heen brengt, jij alleen. Ik wil haar niet mee terug naar de stad nemen.’
‘Wat vindt Justitie daarvan?’
‘Die laat ik erbuiten. Pitman, dat is de baas daar, denkt dat ik een fout maak, maar de Barkleys willen het zo.’
Pike keek weer naar Bud Flynn. ‘Heeft Stone je van onze regeling verteld?’
Bud keek hem niet begrijpend aan. ‘Welke regeling?’
‘Ik doe dit soort werk niet meer. Ik ben de man een klus schuldig. Eén klus. Hiermee betaal ik hem af.’
‘Je kost een vermogen.’
‘Ik hou het geld niet. Ik wil het niet en het is ook niet de reden dat ik deze klus doe.’
‘Daar heeft hij niets over gezegd. Als je hart er niet in ligt, wil ik niet dat je –’
‘Agent Flynn…’ zei Pike.
Bud hield zijn mond.
‘Kom, we gaan kennismaken met het meisje.’
Haar vader en Gordon Kline stonden te praten toen Pike en Flynn de kerk uit kwamen. Bud wees naar de Hummer en twee mannen in maatkostuums begonnen koffers en reistassen uit te laden. Het meisje zette haar handen in haar zij en bekeek Pike alsof ze iets had gekocht wat tegenviel. Het hondje, dat onder haar arm in zijn tas hing, sloeg zijn komst met wraakzuchtige ogen gade.
Toen ze bij de auto kwamen, knikte Flynn naar Gordon Kline. ‘We kunnen weg.’ Vervolgens richtte hij zich tot het meisje.‘Larkin, dit is Joe Pike. Je gaat met hem mee.’
‘En als hij me verkracht?’
Barkley keek niet naar zijn dochter; hij wierp een blik op Gordon Kline.
Kline zei: ‘Hou op, Larkin. Het kan niet anders.’
Barkley knikte en Pike vroeg zich af of het Klines taak was Barkleys dochter te zeggen wat ze moest doen.
Larkin zette haar zonnebril af, nam Pike theatraal van top tot teen op en keek toen naar haar vader. ‘Hij is wel leuk, geloof ik. Koop je hem voor me, papa?’
Barkley wierp weer een blik op Kline alsof hij wilde dat zijn jurist zijn dochter antwoord gaf. Barkley was kennelijk bang voor haar.
Ze richtte haar blik weer op Pike. ‘Denk je dat je me kunt beschermen?’
Pike nam haar aandachtig op. Ze was knap en dat wist ze, en haar kleren en kapsel gaven aan dat ze graag in het middelpunt van de belangstelling stond, wat een probleem zou zijn. De mannen in maatkostuum stonden nog steeds tassen uit te laden.
Larkin fronste haar wenkbrauwen naar Flynn. ‘Waarom zegt hij niks? Is hij stoned?’
Pike kwam tot een besluit. ‘Ja.’
Larkin lachte. ‘Ben je stoned?’
‘Ja, ik kan je beschermen.’
Larkins grijns verdween en ze keek hem aan met een schaduw van onzekerheid in haar ogen. Alsof het allemaal opeens echt werd.
‘Ik wil je ogen zien. Zet je bril af,’ zei ze.
Pike knikte met zijn hoofd naar de steeds groter wordende stapel bagage. ‘Is dit van jou?’
‘Ja.’
‘Eén weekendtas, één handtas, meer niet. Geen mobiele telefoon. Geen elektronica. Geen iPod.’
Larkin verstijfde. ‘Maar die dingen heb ik nodig. Papa, zeg eens tegen hem dat ik die dingen nodig heb.’
De ogen van het hondje puilden uit en het gromde.
‘Geen hond,’ zei Pike.
Conner Barkley haalde zijn hand door zijn haar en de mondhoeken van Gordon Kline zakten nog verder omlaag, maar niemand keek naar de stapel bagage of de hond.
Een akelig uur later waren Pike en het meisje op weg.
Vierenhalf uur later werd in Malibu de vierde aanslag op het leven van Larkin Barkley gepleegd. Toen waren ze op de vlucht.