ELF

Pike reed niet met haar naar Universal en wachtte niet tot twaalf uur. Cole had Buds adres al voor ze de deur uit waren.

Cheviot Hills was een dure woonwijk in de binnenstad op het glooiende terrein ten zuiden van de Hillcrest Country Club. Elegante huizen met onberispelijke tuinen en smetteloze stoepen lagen overal verspreid, hoewel de grotere huizen dichter bij het park stonden. De huizen verder naar het zuiden en dichter bij de snelweg waren kleiner, maar toch buiten bereik voor iemand met een politiesalaris. In de tijd dat Pike met Bud in een surveillancewagen reed, woonden de Flynns in een twee-onder-een-kapwoning in Atwater Village.

Buds huidige huis was een kleine splitlevelwoning niet ver van de snelweg. Een bruine Explorer stond op de oprit geparkeerd alsof hij daar de hele nacht had gestaan. Het huis stond boven op een heuveltje, met een licht hellende oprit en een grasveld in de voortuin dat leed onder de moordende zomerhitte. Veel van de huizen waren sinds ze in de jaren dertig waren gebouwd, niet veranderd, wat de straat een slaperige, dorpse uitstraling gaf. Een paar palissanderbomen kleurden de auto en de oprit met paarse sneeuw.

Larkin draaide alert en opgewonden haar hoofd toen ze langs het huis reden. ‘Wat gaan we doen?’

‘Jij blijft in de auto. Ik ga met hem praten.’

‘En als hij er niet is? Als hij weg is gegaan?’

‘Zie je de bloemen van de palissanderboom op de oprit? Daar heeft nog niemand overheen gelopen.’

‘En als hij hier nu niet was? Als hij heeft gelogen?’

‘Wees nou toch stil.’

Pike parkeerde recht tegenover de oprit zodat Larkin goed zichtbaar zou zijn in de auto, stapte uit en liep naar de voordeur. Pike ging opzij van de deur staan op een plaats waar hij vanuit het huis niet te zien was. Hij belde Buds mobiel.

‘Dat kun jij alleen maar zijn, Joe. Afgeschermd nummer,’ zei Bud.

‘Kijk op je oprit.’

‘Joe?’

‘Ga buiten kijken.’

Pike hoorde het geluid van voetstappen door de telefoon en vervolgens in het huis. De voordeur ging open. Bud stapte naar buiten. Hij keek naar het meisje, maar Pike zag hij nog niet. Bud was al aangekleed, maar Pike vond dat hij de afgelopen zesendertig uur jaren ouder was geworden. Hij zag er moe uit.

‘Bud,’ zei Pike.

Bud keek niet verbaasd. Hij fronste zijn wenkbrauwen net zoals hij had gedaan zoals toen Pike een groentje was, alsof hij zich afvroeg wat hij had misdaan dat hij werd opgezadeld met deze vent die zijn leven verpestte.

‘Wat dacht je dat ik zou doen? Universal laten omsingelen? Verkenningsvliegtuigen laten rondvliegen?’ zei hij.

Pike maakte een zwengelend gebaar, zodat Larkin haar raampje zou opendraaien.

Pike riep naar haar. ‘Zeg Bud eens gedag.’

Larkin zwaaide en riep terug uit de auto. ‘Hoi, Bud.’

Pike riep nogmaals. ‘Wil je hier bij hem blijven?’

Larkin wees met twee duimen omlaag en schudde haar hoofd. Pike richtte zich weer tot Bud, maar Bud keek nog steeds chagrijnig.

‘Waar ben je nou mee bezig?’

‘Dit is een mooi huis. Je hebt goed geboerd.’

‘Waar ben je nou verdomme mee bezig? Heb je enig idee wat voor problemen ik heb?’

‘Ik laat je zien dat ze springlevend is en dat het goed met haar gaat. Je kunt tegen haar vader en speciaal agent Pitman zeggen dat alles in orde is met haar. Je kunt zeggen dat ze niet terug wil komen omdat ze graag wil blijven leven.’

Bud raakte geïrriteerd. ‘Ja, ho eens even. We hebben het niet alleen over het meisje, hoor. Je hebt in twee dagen vijf mensen neergeschoten. Wat denk je nou? Dat Pitman tegen de LAPD kan zeggen: Hé, niets aan de hand, onze burger heeft die kerels gedood om onze getuige te beschermen, en dat Moordzaken het dan zal laten passeren? Je zult dit moeten rechtzetten.’

Het kon Pike niet schelen of ze het lieten passeren of niet. Hij vroeg zich af waarom Bud er niets over had gezegd dat Pitman zijn wapen had teruggebracht. Daarna vroeg hij zich af of Bud het wel wist, en zo niet, waarom Pitman het hem niet had verteld.

‘Wat wil Pitman?’

‘Jou, Justitie, een paar figuren van het hoofdbureau en van de sheriff, daar hebben we het over. Jij en Larkin beantwoorden hun vragen en daarna, zegt Pitman, laat de plaatselijke politie je met rust.’

‘Gaat niet gebeuren.’

‘Als je niet komt, zegt Pitman, vaardigt hij een arrestatiebevel wegens ontvoering uit.’

Pikes mondhoeken trilden en Bud bloosde.

‘Ik weet dat het onzin is, maar jij rent maar rond en niemand weet wat er gebeurt. Justitie denkt dat ze haar kunnen beschermen. Ze denken dat ik het probleem ben en dat hebben ze ook tegen haar vader gezegd. Hij kan me elk moment ontslaan.’

‘Nou, Bud, is ze dan veiliger bij jou of bij mij?’

‘Ik heb mijn persoonlijke dossiers aan het ministerie van Justitie over-gedragen. Ik heb ze mijn mensen gegeven: hun telefoonlijsten, hotels en onkosten, alles. Haar vader heeft Pitman vrij toegang gegeven tot zijn advocaat, zijn personeel, hun e-mails en telefoons, de hele bliksemse boel. We vinden dat lek wel.’

‘Wie controleert Pitman?’

Bud knipperde met zijn ogen alsof hij met zijn gezicht in een droge wind stond en schudde ten slotte zijn hoofd. ‘Ik kan haar niet beschermen. Ik kan zelfs jou geen rugdekking geven. Ik weet dat dat bij de afspraak hoorde, maar ik ben er niet meer zo zeker van.’

‘Voor mij is het lek niet belangrijk.’

Bud keek hem eindelijk aan. Zijn ogen waren harde steentjes, ingebed in vlees dat slap was van ouderdom. ‘Joe. Waar ben je mee bezig?’

‘Ik ben op zoek naar Meesh.’

‘Wel meer dan alleen op zoek. Ik wil hier niets mee te maken hebben. Je wilt mijn hulp hebben, maar ik wil het niet eens weten.’

‘Ik heb maar twee sporen die naar Meesh kunnen leiden: de mannen in het mortuarium en de Kings. Als de Kings zaken met hem deden, wisten ze waarschijnlijk waar hij logeerde en hoe ze hem konden bereiken. Misschien kan ik hem via hen opsporen.’

‘Ze zijn nog steeds zoek.’

‘Justitie moet iets hebben. Kun je me daarmee helpen?’

‘Pitman laat hun huis en kantoor dag en nacht bewaken. Hij laat hun telefoons afluisteren. Hij laat zelfs hun jacht door iemand in de gaten houden. Die mensen hoeven maar een scheet te laten, of ze hebben Justitie op hun nek. Je hoeft maar in de buurt te komen van iets wat van hen is en jij hebt Justitie ook op je nek.’

‘Dan zijn de mannen die ik heb neergeschoten, mijn laatste kans om Meesh te vinden. Wat weet je?’

Buds gezicht betrok, maar hij keek even naar het meisje en bevochtigde zijn lippen. ‘Mijn sleutels liggen binnen. In de hal. Zal ik ze even pakken?’

Pike knikte.

Bud stapte zijn huis in, slechts lang genoeg om zijn sleutels uit een blauwe schaal vlak achter de deur te vissen. Pike liep met hem mee naar zijn auto. Bud maakte de Explorer open en Pike zag het koffertje van Corduaans leer dat hij ook in de woestijn had gezien. Bud haalde er drie foto’s uit. Het waren de opnamen van de beveiligingscamera’s die waren gemaakt toen er een inval in het huis van de Barkleys was gedaan. Pike had ze in de woestijn ook gezien.

Bud overhandigde ze aan Pike en tikte op de bovenste foto. ‘Deze man was een van de oorspronkelijke indringers. Jij hebt hem in Malibu neergeschoten. Hij is de enige van de vijf die je hebt neergeschoten, die er de eerste keer bij het huis van de Barkleys ook bij was.’

‘Hoe heet hij?’

‘Dat weet ik niet. Maar deze man’– Bud legde een andere foto bovenop en wees een man met opvallende jukbeenderen en een litteken op zijn lip aan – ‘dat is de engerd die de huishoudster heeft mishandeld. Herken je een van deze andere kerels uit Malibu of Eagle Rock?’

‘Wie zijn het?’

‘Weet ik niet. We hebben van geen van de vijf personen die door jouw toedoen in het mortuarium zijn beland, de identiteit kunnen vaststellen. Live Scan heeft niets opgeleverd. Er zijn geen identiteitsbewijzen op de lijken aangetroffen en ze stonden niet in de computer. Je mag deze foto’s houden als je wilt.’

Pike keek naar de foto’s en vond het maar vreemd dat van geen van de vijf mannen de identiteit was vastgesteld. Het soort man dat je kon inhuren om een moord te plegen, had vrijwel altijd een strafblad. Het Live Scan-systeem digitaliseerde vingerafdrukken en vergeleek deze met de op de computer opgeslagen archieven van het ministerie van Justitie van Californië en de dossiers van het NCIC, en daar stond alles in. Als iemand ooit ergens in het land was gearresteerd of in het leger had gediend, stonden hun vingerafdrukken in die bestanden.

‘Dat kan toch niet,’ zei Pike.

‘Nee, maar die kerels waren alle vijf schoon.’

‘Geen identiteitsbewijzen, geen portefeuilles?’

‘Helemaal niets van persoonlijke aard. Je hebt heel wat mensen gearresteerd, Joe. Kun jij je veel gasten herinneren die zo slim waren alles op te ruimen voor ze een misdaad gingen plegen?’

Pike schudde zijn hoofd.

‘Ik ook niet. Dus daar zitten we dan.’

Bud deed zijn kofferbak dicht en wierp een blik op het meisje. ‘Ik zou misschien eigenlijk mijn excuses moeten aanbieden, omdat ik je hierbij heb betrokken, maar ik doe het niet. Je zou haar gewoon aan Pitman kunnen teruggeven. Het is je eigen keus het zo te spelen.’

Bud keek nog een keer naar Larkin, en Pike vroeg zich af wat hij dacht. Toen draaide Bud zich om en nu het licht anders op hem viel, vond Pike dat hij er weer even hard uitzag als vroeger.

‘Ik vertrouw erop dat je dat meisje niet in de kou zult laten staan,’ zei Bud.

Pike keek Bud na toen hij wegliep, ging terug naar de Lexus en reed onmiddellijk weg.

‘Dat leek me wel een aardige man,’ zei Larkin.

‘Hij was een goede politieman.’

‘Dat heeft hij over jou tegen mijn vader gezegd, dat je een goede politieman was. Hij zei dat je de beste jonge agent was met wie hij ooit had gewerkt.’

Pike gaf geen antwoord. Hij zat na te denken over de vijf naamloze, opgeschoonde moordenaars zonder strafblad. Pike dacht dat hij ze misschien toch nog zou kunnen gebruiken om Meesh op te sporen en hij meende te weten hoe.

AANSTELLINGSPERIODE ÉÉN

APPÉL BUREAU RAMPART

AVONDDIENST, 14.48 UUR

Zijn donkerblauwe uniform was nieuw en fris en de vouw in zijn broekspijpen kaarsrecht. Zijn penning van roestvrij staal en koper ving licht als een spiegel en het zwarte leer van zijn holster en schoenen glom zoals het bij de marine had gedaan. Een door het leger verstrekte zonnebril hing aan zijn zak in de voorgeschreven positie. Pikes uniform, uitrusting en uiterlijk waren in orde, perfect volgens het boekje, zoals hij graag had.

Pike, Charlie Grissom en Paul ‘P-bag’ Hernandez zaten op de eerste rij van de appèlruimte van Bureau Rampart. Omdat dit hun eerste officiële werkdag was nadat ze aan de politieacademie van Los Angeles hun diploma hadden behaald, droegen ze voor het eerst een penning en een geladen wapen. Die dag zouden ze beginnen als politieagenten in proeftijd, binnen de LAPD ook wel rekruten genaamd.

Pike en de andere rekruten zaten stijf rechtop met hun blik gevestigd op brigadier Kelly Levendorf, de wachtcommandant van de avonddienst. Onderuit hangen, voorovergebogen zitten of op de tafel leunen was niet toegestaan. Als rekruten moesten ze op de eerste rij zitten, met hun gezicht naar voren, en het was hun verboden naar de oudere agenten te kijken die achter hen plaatsnamen. Het was hun niet toegestaan tijdens het appèl mee te doen met de plagerijtjes, of te reageren op de oudgedienden, hoeveel papierpropjes er ook hun kant op kwamen. Ze hadden dat voorrecht nog niet verdiend. Hoewel ze het diploma van de politieacademie in hun zak hadden, zouden ze het komende jaar ‘straatbevoegd’ worden gemaakt door ervaren oudere agenten, ook wel P-III’en – Pee Drieën – genaamd, die hun leraar, hun beschermer en hun god zouden zijn.

Tijdens dit eerste appèl zouden er twee dingen gebeuren. Ze zouden hun P-III ontmoeten, iets waarop Pike zich verheugde, en ze zouden zichzelf voorstellen aan de oudgedienden, iets waar Pike tegenop zag. Pike praatte niet graag, over zichzelf al helemaal niet.

Levendorf deelde de wagens in en nam vervolgens alles door van mogelijke criminele activiteiten en verdachten van wie bekend was of vermoed werd dat ze in de wijk waren, tot en met verjaardagen en ophanden zijnde pensioneringsfeestjes van collega’s. Hij las zijn mededelingen grotendeels op uit een dikke multomap. Toen hij klaar was, sloeg hij de map dicht en richtte zijn blik op de ploeg.

‘Goed, we hebben een paar nieuwe mensen aan boord. Die zullen we de gelegenheid geven zich voor te stellen. Agent Grissom, u hebt één minuut en één seconde.’

Nou zul je het krijgen, dacht Pike.

Op de academie kreeg iedere nieuwkomer één minuut en één seconde om zich voor te stellen. Er werd van de nieuwkomer verwacht dat hij het kort en zakelijk hield, net zoals dat van hem of haar zou worden verwacht wanneer hij te maken kreeg met meerderen, de radiokamer en het grote publiek.

Grissom schoot overeind, één brok ijverig enthousiasme, en draaide zich om naar de aanwezigen. Hij was een kleine, gedrongen knul met zacht blond haar, die het iedereen altijd naar de zin scheen te willen maken.

‘Ik ben Charlie Grissom. Ik ben afgestudeerd aan de San Diego State University, in Geschiedenis. Mijn vader was politieman in San Diego, waar ik ook ben geboren. Ik hou van surfen, vissen en diepzeeduiken. Ik ben altijd op zoek naar duikmaten, dus als je interesse hebt, moet je het maar zeggen. Ik ben niet getrouwd, maar ik heb al ongeveer een jaar vaste verkering. Ik heb altijd politieman willen worden. Mijn vader wilde dat ik bij de politie van San Diego ging, maar ik wilde bij de besten horen. Vandaar dat ik hier ben.’

Dit leverde een goedkeurend gebrul van de ploeg op, maar toen het wegstierf, zei een gebarsten stem achter Pike boven het lawaai uit: ‘Wat een slijmerd.’

Pike zag uit zijn ooghoeken dat Grissom bloosde toen hij ging zitten.

Levendorf zei: ‘Agent Hernandez, één minuut en één seconde.’

Hernandez keek even schuin naar Pike toen hij opstond en Pike gaf hem een nauwelijks waarneembaar bemoedigend knikje. Pike en Hernandez hadden op de academie samen een kamer had.

Hernandez draaide zich met zijn gezicht naar de zaal. ‘Ik ben Paul Hernandez. Mijn opa, mijn vader en twee van mijn ooms zaten allemaal bij de LAPD, ik ben de derde generatie...’

De ploeg klapte en juichte tot Levendorf zei dat ze ermee op moesten houden en Hernandez sommeerde zijn verhaal af te maken.

‘Ik heb twee jaar op de California State University in Northridge gezeten en honkbal gespeeld voor ik geblesseerd raakte. Ik ben dol op honkbal en de Dodgers zijn mijn leven. Ik ben getrouwd. We verwachten in juni onze eerste. Ik ben politieman geworden omdat ik bewondering heb voor politiemensen, door mijn familie en zo. Zo ben ik opgevoed. Het zit ons in het bloed.’

De ploeg juichte opnieuw toen Hernandez weer ging zitten.

Levendorf maande de aanwezigen tot stilte en keek naar Pike.

‘Agent Pike, één minuut en één seconde.’

Iedereen zei ongeveer hetzelfde; ze hadden het over hun opleiding en hun familie, maar Pike had niet gestudeerd en wilde niet over zijn familie praten. Wat hem betrof, deed dat allemaal niet ter zake en hij begreep trouwens niet wat anderen ermee te maken hadden. Naar Pikes mening was het alleen belangrijk wat een man op dit moment deed, en of hij het wel of niet goed deed.

Pike stond op en draaide zich om. Het was de eerste keer dat hij de verzamelde agenten achter hem zag. Ze waren van alle kleuren en alle leeftijden. Velen glimlachten ontspannen; anderen keken ernstig; en een groot aantal keek verveeld. Pike zag de agenten met twee strepen op hun mouwen. Gewone mensen zagen die altijd aan voor korporaalstrepen, maar dat waren de P-III’en. Een van hen zou zijn opleidingsinstructeur worden.

‘Ik ben Joe Pike. Ik ben niet getrouwd. Ik heb bij de marine gezeten en ben twee keer uitgezonden...’

De ploeg begon woest te applaudisseren en te juichen, en veel agenten schreeuwden ‘semper fi’. Er zat een groot aantal veteranen uit de marine bij de LAPD.

Levendorf gebaarde dat ze stil moesten zijn en knikte naar Pike dat hij door moest gaan.

‘Het motto van de LAPD is “beschermen en dienen” en dat is precies wat ik wil doen. Daarom wil ik politieman worden.’

Pike ging weer zitten. Hier en daar werd geklapt, maar iemand achterin lachte.

‘We hebben een echte Clint Eastwood te pakken. Een man van weinig woorden.’

Pike zag dat Levendorf zijn wenkbrauwen fronste.

‘We noemen dit deel van het programma “één minuut en één seconde”, agent Pike. U hebt volgens mij dus nog zo’n veertig seconden te gaan. Misschien hebt u, in het kader van deze voorstelronde, nog iets meer te bieden, over uw familie en hobby’s bijvoorbeeld,’ zei Levendorf.

Pike ging weer staan en draaide zich nogmaals met zijn gezicht naar de aanwezigen.

‘Ik ben opgeleid tot verkenner/scherpschutter en heb gediend bij het Force Recon Corps van de marine, voornamelijk in luchtmobiele verkenningseenheden, speciale commando-eenheden en bij missies om speciale doelen uit te schakelen. Ik heb een zwarte band in taekwondo, kungfu, wing chun, judo en ubawazi. Ik doe aan hardlopen en conditietraining. Ik hou van lezen.’

Pike zweeg. De ploeg staarde hem aan, maar Pike wist niet of hij moest gaan zitten of niet, dus keek hij terug. Niemand applaudisseerde.

Uiteindelijk zei een oudere zwarte P-III met grijzend haar: ‘Gelukkig houdt hij van lezen, ik was al bang dat we er een watje bij kregen.’

De aanwezigen barstten in lachen uit.

Levendorf maakte een einde aan het appèl en iedereen schuifelde naar de uitgangen, behalve Pike en de twee andere nieuwelingen. Ze bleven achter om kennis te maken met hun P-III.

Drie oudere agenten liepen dwars tegen de stroom in en kwamen naar voren. De potige zwarte agent die het grapje over Pike had gemaakt, ging naar Grissom. De volgende P-III was een Aziatische agent met een gezicht dat zo hoekig was als een diamant. Hij stak zijn hand uit naar Hernandez. Pike keek naar de derde P-III. Hij was kleiner dan Pike en hij had kort bruin haar, een roodbruin verbrand gezicht en een smalle, ernstige mond. Pike schatte hem achter in de dertig, maar hij zou ouder kunnen zijn. Er zaten drie jaarstrepen onderaan op zijn mouw. Dat betekende dat hij al minstens vijftien jaar bij de politie zat.

Hij kwam rechtstreeks naar Pike toe en stak zijn hand uit. ‘Prettig kennis te maken, agent Pike. Ik ben Bud Flynn.’

‘Sir.’

‘Ik ben je opleidingsinstructeur tijdens je eerste twee aanstellingsperioden. Als je er dan nog bent, ruil je van opleidingsinstructeur met de andere rekruten, maar de eerste twee maanden ben je van mij.’

‘Ja, sir.’

‘Je kunt me tot nader order agent Flynn, of sir noemen en ik noem jou agent Pike, Pike, of rekruut. Is dat duidelijk?’

‘Ja, sir.’

‘Heb je je uitrusting?’

‘Ja, sir. Die staat hier.’

‘Neem mee, dan gaan we.’

Pike hing de tas met zijn uitrusting aan zijn schouder en liep achter Flynn aan naar buiten naar het parkeerterrein. Het was warm en er hing een smogwolk als een broeierige deken boven de stad. Flynn nam Pike mee naar een gebutste en gedeukte Caprice die waarschijnlijk al twee keer het klokje rond was geweest.

Toen ze bij de auto kwamen, zei Flynn: ‘Dit is onze winkel. Hij heet twee-adam-vierenveertig en dat wordt ook jouw naam als ik je heb geleerd hoe de radio werkt. Wat vind je van onze winkel, agent Pike?’

‘Ziet er prima uit.’

‘Het is een wrak. Er is zo veel mis mee, dat hij bij elk ander politiekorps in Amerika zou worden afgedankt. Maar dit is Los Angeles. Onze gemeenteraad is zo krenterig, dat ze ons niet het geld willen geven om genoeg mensen in dienst te nemen en de juiste uitrusting te kopen en te onderhouden. Maar weet je wat het goede nieuws is, agent Pike?’

‘Nee, sir.’

‘Het goede nieuws is dat we van de LAPD zijn. En dat betekent dat we toch in dit wrak gaan rijden en dan nog het beste politiewerk zullen leveren dat in een grote Amerikaanse stad voorhanden is.’

Pike mocht Flynn wel. Hij vond Flynn prettig in de omgang en hij hield van mensen die zo trots waren op hun werk.

Flynn zette zijn spullen achter de auto op de grond en keek Pike met zijn handen in zijn zij aan.

‘Eerst gaan we de wagen inspecteren, dan zetten we onze spullen erin, maar voor we aan de slag gaan, wil ik even zeker weten dat we op dezelfde golflengte zitten.’

Flynn scheen een antwoord te verwachten, dus Pike knikte.

‘Ik heb respect voor je staat van dienst, maar ik geef er geen barst om. De helft van dit politiekorps heeft bij de marine gediend en de andere helft is het zat dat telkens te moeten horen. Dit is een stad in de Verenigde Staten van Amerika. Het is geen oorlogsgebied.’

‘Ja, sir. Ik begrijp het.’

‘Ben je kwaad, dat ik dat zeg?’

‘Nee, sir.’

Flynn bekeek Pike alsof hij Pike ervan verdacht dat hij loog.

‘Nou, als je het wel bent, dan weet je dat goed te verbergen. Dat is mooi. Want hier op straat mag je niemand je ware gevoelens tonen. Wat je ook vindt van de schooiers, sloeries en burgers met wie we te maken krijgen – of ze nu slachtoffer of crimineel zijn – je houdt je persoonlijke mening voor je. Vanaf dit moment ben je agent Pike en agent Pike werkt voor de mensen van deze stad, ongeacht wie en wat ze zijn. Is dat duidelijk?’

‘Ja, sir.’

Flynn deed de kofferbak open. De bekleding was gescheurd en de bak was leeg. Flynn wees naar binnen.

‘Dit is de kofferbak. Ik ga aan het stuur, dus mijn uitrusting gaat aan de bestuurderskant. Jij bent de passagier, dus jouw uitrusting gaat aan de passagierskant. Zo doen we dat bij de LAPD.’

‘Ja, sir.’

‘Leg je spullen erin, maar blijf luisteren.’

Pike legde zijn spullen in de auto terwijl Flynn verder sprak.

‘Op de academie heb je verordeningen en procedures geleerd, maar ik ga je de twee belangrijkste dingen bijbrengen. Het eerste is dit: je zult mensen op hun creatieve, ijverige ergst zien, en ik ga je leren hoe je ze door grondt. Je gaat leren hoe je een leugen van de waarheid kunt onderscheiden, zelfs als iedereen liegt, en hoe je bepaalt wat goed en fout is, zelfs als iedereen fout is. Zo leer je hoe je op een eerlijke en onpartijdige manier gerechtigheid doet geschieden, en dat verdienen de mensen in onze stad. Duidelijk?’

‘Ja, sir.’

‘Vragen?’

‘En dat andere?’

‘Welk andere?’

‘Het eerste is mensen doorgronden. Wat is het tweede?’

Flynn fronste zijn wenkbrauwen alsof hij op het punt stond een eeuwenoude wijsheid te debiteren.

‘Je zult leren ze niet te haten. Je zult te maken krijgen met behoorlijk treurige schepsels, agent Pike, maar mensen zijn niet zo slecht. Ik ga je leren dat niet uit het oog te verliezen, want als je dat doet, zul je ze uiteindelijk gaan haten en voor je het weet, haat je jezelf. Dat kunnen we niet hebben, nietwaar?’

‘Nee, sir.’

Flynn inspecteerde de kofferbak om te zien of Pike zijn spullen er op de juiste manier in had gezet, bromde goedkeurend en deed de achterklep dicht. Hij draaide zich weer om naar Pike, scheen na te denken, en Pike vroeg zich af of Flynn hem probeerde te doorgronden.

‘Nu heb ik een vraag,’ zei Flynn. ‘Toen je zei waarom je agent was geworden, citeerde je het motto van de LAPD: beschermen en dienen. Welke van de twee is het?’

‘Sommige mensen kunnen zichzelf niet beschermen. Ze hebben hulp nodig.’

‘En die bied jij dan, agent Pike, met al dat karategedoe en zo?’

Pike knikte.

‘Hou je van vechten?’

‘Houden van is niet het goede woord. Als ik moet vechten, kan ik het.’

Flynn knikte, maar uit de manier waarop hij op zijn lip beet, maakte Pike op dat hij nog iets dieper wilde graven.

‘Betrokken raken bij vechtpartijen is ons werk niet, agent Pike. We hebben het niet altijd voor het zeggen, maar als je maar bij genoeg vechtpartijen betrokken raakt, krijg je uiteindelijk een keer op je donder. Heb je wel eens op je donder gekregen?’

‘Ja, sir.’

Pike wilde zijn vader niet ter sprake brengen.

Flynn beet nog altijd nadenkend op zijn lip.

‘Als we in een gevecht verwikkeld raken, hebben we gefaald. Als we de trekker overhalen, wil dat zeggen dat we hebben gefaald. Ben je dat met me eens, agent Pike?’

‘Nee, sir.’

‘Wat betekent het dan volgens jou?’

‘Dat we geen andere keus hadden.’

Flynn bromde, maar Pike kon dit keer niet zeggen of het een goedkeurend gebrom was of niet.

‘En waarom wil jij dan mensen beschermen, agent Pike? Heb je zo vaak op je donder gekregen dat je aan het overcompenseren bent?’

Pike wist dat Flynn hem aan het peilen was. Flynn gooide een visje uit om te zien hoe Pike reageerde, dus beantwoordde Pike Flynns blik met neutrale blauwe ogen.

‘Ik heb een hekel aan klootzakken.’

‘En daarom ben jij de vent die de klootzak op zijn donder geeft.’

‘Ja.’

‘Zolang we maar binnen de regels van de wet blijven.’

Flynn bleef hem nog even aankijken en toen verschenen er kraaienpootjes naast zijn kalme ogen. ‘Omdat ik je opleidingsinstructeur ben, heb ik je dossier gelezen, jongen. Volgens mij heb je het in je een goede politieman te worden.’

Pike knikte.

‘Je zegt niet veel, hè?’

‘Nee, sir.’

‘Mooi. Ik praat wel genoeg voor ons allebei. Stap in. We gaan mensen beschermen.’

In hun eerste uur samen werd er niet veel aan het beschermen van mensen gedaan. Een gewone surveillancewagen patrouilleerde normaal gesproken in een bepaald deel van het district, maar Flynn liet Pike eerst het hele district zien. Onderwijl nam Flynn de radioprocedures door, liet Pike oefenen met de medewerkers van de centrale en wees bekende verzamelplaatsen van schurken aan.

Het tweede uur begonnen ze rustig. Flynn liet Pike twee bekeuringen uitschrijven.

Na de tweede bekeuring, voor een oudere vrouw die boos en gepikeerd was toen ze op de bon werd geslingerd omdat ze door het rode licht liep, wierp Flynn Pike een brede glimlach toe. ‘En wat vind je tot nu toe van je werk?’

‘Een beetje saai.’

‘Je deed het prima met die dame. Je hebt haar niet neergeslagen of zo.’

‘De volgende keer misschien.’

Flynn lachte en zei tegen de centrale dat ze oproepen aan hen konden gaan doorgeven. De volgende twee uur nam Pike de verklaring van een snikkend meisje op over een gestolen auto (de auto was van haar broer, die haar zou vermoorden omdat het haar schuld was dat hij was gestolen); ondervroeg hij de eigenares van een dierenwinkel die een klacht inzake openbare dronkenschap had ingediend (een dronkaard was haar winkel binnengekomen, had de honden en katten uit hun kooi gelaten en was weer vertrokken); nam hij een verklaring van de manager van een avondwinkel op over een winkeldiefstal (de dief was al lang weg); nam hij een verklaring van een man op die bij thuiskomst uit zijn werk tot de ontdekking was gekomen dat er bij hem was ingebroken (de inbreker was al lang weg); nam hij een verklaring op over een gestolen fiets (geen verdachten); nam hij een verklaring op over een gestolen motorfiets (ook geen verdachten); en controleerde hij een melding van een vrouw die meende dat haar oude buurvrouw dood in haar flat op de bovenverdieping lag (de oude buurvrouw zat in het vakantiehuisje van haar dochter bij Big Bear Lake).

Bij alle misdrijven waar ze naartoe werden gestuurd, was de verdachte of dader al lang weg, of nooit gezien, hoewel Pike keurig en volgens Flynns aanwijzingen de verklaring van de klager noteerde, het benodigde formulier invulde en alle gesprekken voerde.

Ze reden in oostelijke richting over Beverly Boulevard toen de centrale zei: ‘Twee-adam-vierenveertig, echtelijke ruzie op Harell 2721, getuigen melden dat vrouw om hulp roept. Kunt u erheen?’

Pike wilde erheen, maar zei niets. Flynn moest beslissen. Flynn wierp een blik opzij en zag kennelijk dat Pike graag wilde. Hij pakte de microfoon.

‘Twee-adam-vierenveertig, we gaan.’

‘Oké, hou de lijn open.’

Echtelijke ruzies waren het ergst. Pike had het talloze malen op de academie gehoord en Flynn had het al een keer gezegd in de paar uur dat ze nu samen waren. Als je naar een echtelijke ruzie toe reed, reed je naar het kartelige oog van een emotionele orkaan. Op dat soort momenten werden politiemensen vaak als redders of wrekers gezien, en waren ze altijd de laatste toevlucht.

‘Tijdens de avonddienst vieren echtelijke ruzies hoogtij. We krijgen er vanavond waarschijnlijk drie of vier, en op vrijdagen meer. Op vrijdag hebben ze er al de hele week naartoe gewerkt,’ zei Flynn.

Pike zei niets. Hij wist alles over huiselijk geweld uit de eerste hand. Zijn vader had nooit tot vrijdag gewacht. Elke avond was geschikt.

‘Als we er zijn, doe ik het woord,’ zei Flynn. ‘Jij kijkt hoe ik ze aanpak. Daar leer je van. Maar let goed op. Je weet nooit wat je te wachten staat als je op dit soort dingen af gaat. Je houdt misschien de man in de gaten en wordt door de vrouw in de rug geschoten. De vrouw is misschien een angstig kijkend hoopje ellende, maar zodra we haar man een beetje tot bedaren hebben gebracht, kan ze zomaar opeens in een monster veranderen. Dat heb ik een keer meegemaakt. We hadden die vent in de boeien geslagen en toen voelde zijn vrouw zich veilig. Ze houwde zijn voet eraf met een hakmes.’

‘Oké,’ zei Pike.

Pike maakte zich geen zorgen. Het oplossen van een echtelijke ruzie kon naar zijn idee niet veel verschillen van het zuiveren van huizen in een oorlogsgebied: je hield alles in de gaten, je zorgde dat je altijd een muur in de rug had en je ging ervan uit dat iedereen je wilde ombrengen. Dan kon je niet veel gebeuren.

Ze reden naar een klein flatgebouw ten zuiden van Temple in de buurt van het centrum van Rampart. Roerloze palmbomen rezen hoog in de lucht en vingen het flauwe schijnsel van het wegstervende licht op, waardoor het gebouw er fleuriger uitzag dan het was.

De centrale had hen de nodige informatie gegeven: de politie was gebeld door een zekere Mrs. Esther Villalobos, die klaagde dat de buurman en de buurvrouw de hele middag ruzie hadden gemaakt, hetgeen had geculmineerd in wat Mrs. Villalobos beschreef als een luid kabaal, waarop de buurvrouw, volgens zeggen van Mrs. Villalobos een jonge blanke vrouw die luisterde naar de naam Candace Stanik, enkele keren ‘Hou op!’ gilde en vervolgens om hulp riep. Mrs. Villalobos had verklaard dat een werkloze blanke man, die ze alleen kende als Dave, soms in de flat verbleef. De centrale meldde nog dat er niet eerder wagens naar dit adres waren gestuurd.

Pike en Flynn zouden later meer te weten komen, maar dit waren de enige feiten waarover ze beschikten toen ze ter plaatse arriveerden. Ze parkeerden dubbel en stapten uit de patrouillewagen. Pike nam automatisch de omgeving in zich op toen hij uit de auto stapte – voertuigen, de donkerder wordende schaduwen tussen de gebouwen, de omliggende daken – een brok ruimte en kleur die hij niet zozeer waarnam, maar gewaar werd. Veilig. Goed.

‘Ben je zover?’ zei Flynn.

‘Ja, sir.’

‘Dan gaan we maar eens kijken.’

Pike liep achter Flynn aan naar de flat van Candace Stanik.

Mrs. Villalobos woonde in de flat aan de achterkant op de begane grond. Candace woonde in de flat naast haar. Pike en Flynn zouden alleen bij Mrs. Villalobos aanbellen als ze niet in Staniks flat konden komen, of als er niemand thuis was.

Flynn bleef voor de deur van Stanik staan en gebaarde naar Pike dat hij stil moest zijn. De ramen waren verlicht. Pike hoorde geen stemmen, maar wel droge snikken. Flynn keek naar Pike, trok zijn wenkbrauwen op en vroeg met zijn ogen of Pike het hoorde. Pike knikte. Hij vond dat Flynn groen zag in het vreemde avondlicht.

Flynn wees naar de zijkant van de deur en fluisterde: ‘Ga daar staan, uit de weg. Als ik naar binnen ga, kom je direct achter me aan, maar je let goed op mij. Misschien hebben ze het bijgelegd en hangen ze daar nu de tortelduifjes uit. Begrepen?’

Pike knikte.

‘Je trekt je wapen niet tenzij je ziet dat ik het mijne trek. We willen de situatie niet laten escaleren. We willen de boel tot rust brengen. Begrepen?’

Pike knikte opnieuw.

Flynn klopte drie keer stevig op de deur en maakte zichzelf bekend. ‘Politie.’

Hij klopte nogmaals. ‘Doet u alstublieft open.’

Het huilen hield op en Pike hoorde iemand lopen. Toen sprak een jonge vrouw aan de andere kant van de deur. ‘Het is al goed. Ik heb niets nodig.’

Flynn klopte nogmaals. ‘Doe de deur open, miss. We kunnen niet weggaan zolang we u niet hebben gezien.’

Flynn hief zijn hand om te kloppen toen de deur openging. Candace Stanik keek door een smal kiertje. Zelfs door het spleetje kon Pike al zien dat haar neus was gebroken. Haar rechteroog was paars en de vlekkerige huid lag strak over een zwellende buil. Het oog zou over een paar minuten dichtzitten. Pike had heel wat van dat soort ogen gehad. De meeste als kind. De meeste door toedoen van zijn vader.

Flynn legde zijn hand op de deur. ‘Ga eens opzij, lieverd. Dan kan ik de deur opendoen en even kijken.’

‘Hij is weg. Hij is naar zijn vriendin.’

Flynns stem klonk vriendelijk maar gedecideerd. Pike had bewondering voor Flynn omdat hij zoveel gevoel in zijn stem kon leggen.

‘Miss Stanik. Heet je zo, Candace Stanik?’

Haar stem was zacht, maar schril en gespannen. Pike luisterde niet naar haar; hij luisterde naar geluiden achter haar, naar eventuele andere bewoners. Uit het appartement kwam de scherpe, medicinale lucht van ether, waaruit hij opmaakte dat iemand had zitten freebasen.

‘Ja. Hij is vertrokken...’

‘Laat ons binnen, lieverd. We kunnen niet weggaan voor we binnen zijn geweest, dus laat ons erin.’

Flynn duwde zacht tegen de deur tot ze achteruit stapte. Pike liep achter hem aan naar binnen en deed toen snel een stap opzij zodat ze niet te dicht bij elkaar stonden. Samen vormden ze één groot doelwit; apart twee doelwitten, moeilijker te doden. Pike zorgde ervoor dat hij zijn rug naar de muur gedraaid hield.

Het was net of ze een oven binnenstapten. Pike begon te zweten. Ze stonden in een krappe woonkamer. Terwijl Flynn naar het meisje toe liep, zag Pike een diepe kast links en aan de andere kant van de woonkamer een piepklein keukentje met een eethoek. Aan het keukentje grensde een korte gang.

Het appartement zag er schoon en netjes uit, alleen lag de salontafel op zijn kant en zaten er bloedspetters op de vloer. Candace Stanik was in verwachting, zeven of acht maanden, dacht Pike, hoewel hij niet veel over vrouwen en zwangerschappen wist. Op haar T-shirt zaten bloedstrepen die over haar dikke buik liepen en op haar benen en blote voeten zaten ook spetters bloed. Pike zag een theedoek met ijsblokjes liggen die ze waarschijnlijk voor haar oog had gebruikt. Haar lippen waren op twee plaatsen gescheurd en haar neus was gebroken en ze hield haar buik vast alsof ze krampen had.

Flynn sprak zacht over zijn schouder tegen Pike. ‘Ambulance en ondersteuning.’

Pike drukte op de knoppen van zijn mobilofoon om een verzoek voor een ambulance en ondersteuning naar de centrale te sturen. Pike zag dat Flynn zijn hand uitstak om het meisje aan te raken en dat het meisje haar arm wegtrok.

‘Ik wil dat jullie hem oppakken! Jullie moeten hem gaan oppakken. Hij is naar die hoer van hem toe...’ zei ze met overslaande stem.

Het meisje werd steeds geagiteerder en Flynn deed zijn best haar te kalmeren. Hij dempte zijn stem en probeerde rust uit te stralen.

‘We moeten eerst voor die baby zorgen, goed, lieverd? Je baby is het allerbelangrijkste.’

Flynn pakte haar weer bij haar arm. Dit keer liet ze hem begaan, maar haar gezicht vertrok.

‘Straks gaat hij ervandoor...’

‘Sst. Hij gaat er niet vandoor.’

Flynn was precies wat hij moest zijn: een sterke, troostende vaderfiguur. Zolang je hem vertrouwde, was je veilig. Hij zou voor je zorgen als je hem de kans gaf. Flynn sloeg zijn arm om haar schouders, een arm die haar zou beschermen en alle pijn zou laten verdwijnen, en murmelde: ‘Je moet eerst gaan zitten, lieverd. We kunnen beter wat ijs op die neus doen. Ik zal voor je zorgen.’

Flynn gebaarde naar Pike. Ze waren nog geen minuut binnen. ‘Ik red het hier wel. Kun jij de achterkant controleren?’

Pike knikte.

‘Doe voorzichtig.’

Pike liep verder de flat in zonder zich veel zorgen te maken. Hij wierp een blik in de keuken en stapte de gang in. Door de openstaande deur van de badkamer zag hij een groezelige wastafel met aangekoekte zeepresten, een piepklein bad en een toilet. Pike draaide zich om naar de slaapkamer. De deur stond half open en het licht brandde. Pike herinnerde zich Flynns instructie over het trekken van zijn wapen, maar hij trok het toch voor hij de deur verder openduwde. In de slaapkamer lag een mijnenveld van boodschappentasjes, vuile kleren en dozen. De lakens op het tweepersoonsbed waren grauw en gekreukeld. Aan de andere kant van het bed stond een linnenkast waarvan een deur openhing. Er zaten twee ramen in de muur, maar ze zaten dicht, net als alle andere.

Pike spitste zijn oren, maar het meisje was weer bezig en zei tegen Flynn dat hij die klootzak moest gaan oppakken, dat hij met zijn hoer naar Vegas zou gaan.

Pike wilde terug naar de woonkamer, maar hield zijn ogen op de linnenkast gericht. Hij bewoog zich snel en stil zoals hij als kind in het bos had gedaan wanneer hij zich verstopte voor zijn vader. Stilte was essentieel. Snelheid was leven. Hij liet zich op een knie zakken, trok de verfomfaaide lakens omhoog en gluurde snel onder het bed. Niets. Hij keek weer naar de linnenkast.

Pike dacht niet dat er iemand in de linnenkast zat, maar hij moest het controleren. Het meisje ging steeds harder en geagiteerder praten en Pike wilde Flynn gaan helpen.

De deur van de linnenkast stond ongeveer vijftien centimeter open. In de slaapkamer brandde licht, maar in de kast was het pikdonker. Pike ging zo ver mogelijk opzij van de deur staan en trok hem toen open zodat het licht doordrong in de donkere ruimte. Niets.

Ze waren nog geen twee minuten in de flat.

Op hetzelfde moment dat Pike zag dat de linnenkast leeg was, kwam er een luide bonk uit de woonkamer, direct gevolgd door het gebons van snel lopende mannen en een stem die gromde: ‘Maak hem af.’

Pike dook naar de andere kant van het bed en schoot de gang in naar de deuropening. De deur van de diepe kast was opengegooid. Candace Staniks vriend, die later zou worden geïdentificeerd als David Lee Elish, had één arm om Flynns nek geslagen en hield diens rechterarm vast om te voorkomen dat Flynn zijn wapen trok. Een andere man, die later zou worden geïdentificeerd als een zekere Kurt Fabrocini en die eerder die dag voorwaardelijk was vrijgelaten, stak Flynn herhaaldelijk in zijn borst met een Buck-jachtmes. Candace Stanik lag in elkaar gerold op de grond. Later zou blijken dat Elish en Fabrocini allebei genoeg alcohol en crack in hun bloed hadden om een olifant te verdoven.

Elish gromde telkens: ‘Maak hem af.’

Zonder te aarzelen hief Pike zijn 9 mm en schoot Fabrocini in het hoofd. Pike zou Elish ook hebben neergeschoten, maar de hoek was slecht. Pike vloog al naar voren voor Fabrocini’s lichaam de grond raakte.

Pike beukte hard tegen Flynn op, zodat de twee mannen op de grond vielen. Pike wist precies wat hij moest doen en hoe. Hij schoof snel langs Flynn en sloeg Elish hard in het gezicht met zijn pistool. Elish probeerde overeind te komen en had een wilde, waanzinnige blik in zijn ogen. Pike sloeg hem nog een keer en toen bleef Elish stil liggen. Pike draaide hem om, drukte hem met een knie tegen de grond en draaide zijn armen op zijn rug voor de handboeien.

Pas toen Elish was geboeid en het mes veiliggesteld was, richtte Pike zijn aandacht weer op Flynn, bang dat de man lag dood te bloeden.

‘Agent Flynn...’

Flynn keek op. Hij had zijn vingers door de scheuren in zijn overhemd gestoken, zijn ogen waren groot en glinsterden en zijn gezicht was wit.

‘Dat klotevest. Dat klotevest heeft het mes tegengehouden.’

Pike dacht dat Flynn lachte, maar toen zag hij de tranen.

Drie uur later kregen ze toestemming te vertrekken. Er was een team Schietincidenten gekomen, evenals de wachtcommandant van de avonddienst, twee commandanten van bureau Rampart en twee onderzoekers Geweldgebruik van het hoofdbureau. Pike en Flynn waren apart van elkaar verhoord, maar nu zaten ze weer in hun auto.

Flynn zat aan het stuur. Hij had de motor gestart, maar de auto nog niet uit de parkeerstand gehaald. Pike wist dat Flynn was geschrokken, maar hij meende dat Flynn zelf moest uitmaken of hij erover wilde praten of niet. Tenslotte was Pike nog maar een rekruut.

Na lange tijd keek Flynn hem aan. Hij bewoog zijn hoofd alsof het duizend kilo woog. ‘Gaat het?’

‘Ja, sir.’

Flynn viel weer stil, maar hij keek Pike zo nadenkend aan, dat Pike zich niet op zijn gemak voelde.

‘Zeg... ik wil het even hebben over wat er daarbinnen is gebeurd. Je hebt mijn leven gered. Dankjewel.’

‘U hoeft me niet te bedanken.’

‘Dat weet ik, maar toch. Ik wil je toch laten weten dat ik je dankbaar ben voor wat je hebt gedaan. Je zag die twee kerels, je zag het mes, je hebt snel gehandeld. Ik zeg niet dat je iets fout hebt gedaan. Ik wil alleen dat je nadenkt over wat je hebt gedaan. Soms moeten we mensen doden, maar het is niet ons werk mensen te doden.’

‘Ja, sir. Dat weet ik.’

‘Het was mijn schuld dat het gebeurde. Ik had die kast niet gecontroleerd. Ik had die verdomde deur gezien.’

‘We waren de flat aan het controleren toen het gebeurde. Niemands schuld.’

‘Jij bent een rekruut. Je eerste werkdag en je hebt me verdomme het leven gered.’

Flynn zat nog steeds haar hem te kijken, maar zijn ogen hadden zich vernauwd alsof hij iets probeerde te onderscheiden dat onduidelijk en ver weg was, en Pike vroeg zich af wat het was.

Opeens legde Flynn een hand op Pikes arm.‘Je bent zo kalm als wat. En ik zit te trillen als een espenblad...’

Pike voelde het in Flynns hand, een licht gezoem alsof er bijen uit een bijenkorf probeerden te ontsnappen.

Bud trok zijn hand snel terug, alsof hij Pikes gedachten had gelezen, en zich geneerde. Schietincidenten waarbij agenten waren betrokken, waren zeldzaam, maar vuurgevechten hadden deel van Pikes leven uitgemaakt sinds hij uit zijn ouderlijk huis was vertrokken, en, de zeldzame keren dat hij eraan dacht, thuis bij zijn ouders was het erger geweest: zijn vaders woede; vuisten en riemen en werkschoenen met stalen neuzen die als regen neer beukten op een merkwaardig pijnloze manier; zijn moeder die gilde; Pike die gilde.

Gevechtshandelingen stelden geen fluit voor. Pike herinnerde zich een soort rationele acceptatie dat hij andere mensen moest doden zodat zij hem niet konden doden. Zoals toen hij eindelijk groot genoeg was om zijn vader bij de keel te grijpen. Zodra zijn vader bang voor hem was, hield zijn vader op hem en zijn moeder te slaan. Simpel. Het enige wat Pike nu belangrijk vond, was of hij de regels van de LAPD had nageleefd. Dat had hij. Hij had terecht geschoten. Bud leefde nog. Pike leefde nog. Simpel.

Pike raakte Buds hand aan. Hij wilde helpen. ‘We hebben het gered...’

Bud haalde een hand over zijn gezicht, maar zijn ogen schoten nog altijd nerveus heen en weer en bleven telkens even op Pike rusten. ‘Als ik naar jou kijk, is het net of er niets is gebeurd. Je hebt net iemand gedood en er is niets te zien in je ogen.’

Pike voelde zich niet op zijn gemak en trok zijn hand terug.

Flynn scheen zich opeens ook niet op zijn gemak te voelen en zich te schamen, alsof hij zich realiseerde dat hij onzin uit zat te kramen. Hij lachte geforceerd. ‘Zullen we gaan? Er ligt een afgrijselijke hoeveelheid papierwerk op ons te wachten. Dat is nog het ergste als je iemand neerschiet, al die rotformulieren die je moet invullen.’

Pike pakte zijn zonnebril en zette hem op om zijn ogen te verbergen.

Flynn lachte nogmaals, harder en nog zenuwachtiger. ‘Het is aardedonker. Ga je dat ding ’s nachts dragen?’

‘Ja,’ zei Pike.

‘Je doet maar. Zeg, dat jij me agent Flynn noemt en ik jou agent Pike? Dat station zijn we gepasseerd. Ik heet Bud.’

Pike knikte, maar Bud zat nog te trillen en door de geforceerde glimlach zag hij er bedroefd uit.

Pike wilde dat het allemaal niet was gebeurd. Hij wilde dat ze niet op de oproep hadden gereageerd en dat hun dag niet op deze manier was geëindigd. Hij voelde zich beroerd omdat hij dacht dat hij zijn opleidingsinstructeur had teleurgesteld. Hij zwoer dat hij meer zijn best zou doen. Hij wilde een goed en eerlijk mens zijn en hij wilde dienen en beschermen.