NEGENTIEN
De volgende ochtend zat Pike aan de eettafel zijn pistool schoon te maken toen het meisje haar kamer uit kwam. Pike was al drie uur op. Het was tien minuten over acht.
Het meisje zag er opgeblazen en bleek uit zoals elke ochtend, maar ze was dit keer niet naakt. Ze droeg een groot T-shirt dat tot op haar dijen viel. Ze trok haar neus op.
‘Jakkes. Ik ruik dat spul helemaal in mijn kamer. Word je daar high van als je dat inademt?’
Pike had het pistool volledig uit elkaar gehaald. De loop, de sluitveer en de sluitveergeleidestang, het sledehuis, de sledevangpal, het greepstuk en de patroonhouder lagen uitgespreid op een papieren zak die Cole uit de Thaise winkel had meegenomen. Pike maakte de loop schoon met een oplosmiddel voor kruit, dat sterk rook naar overrijpe perziken. Het meisje vond het niet lekker ruiken. De eerste avond dat ze samen waren, zeurde ze erover toen Pike zijn wapen schoonmaakte, en sindsdien had ze er telkens over gezeurd. Pike maakte elke dag zijn wapens schoon.
‘Er is koffie,’ zei hij.
Pikes telefoon lag op de tafel. Hij zat op Cole te wachten, zodat ze elkaar bij de loft van het meisje konden treffen. Pike wilde ook Bud bellen. Hij ging Bud inlichten over Pitman en dacht dat Bud misschien zou kunnen uitzoeken wat Pitman met de wapens had gedaan. Bud had nog connecties in het korps. Zelfs op het hoofdbureau.
‘Je lag te dromen vannacht,’ zei het meisje. ‘Je had een nachtmerrie.’
‘Weet ik niks meer van.’
‘Het leek een nare droom. Ik wist niet of ik je wakker moest maken.’
‘Dat geeft niet.’
Pike kon zich zijn dromen nooit herinneren. Als hij eruit ontwaakte, kon hij daarna de slaap niet meer vatten.
‘Ik wil even controleren of ik iets goed heb. We gaan even terug naar het begin...’
Ze sloeg haar ogen ten hemel en deed haar armen over elkaar.
‘Niet weer. Ik haat het begin. Het midden en waar we nu zijn, zijn ook niet zo geweldig.’
‘Hoeveel dagen na het ongeluk kwamen Pitman en Blanchette bij je langs?’
‘Drie dagen erna.’
‘Niet de volgende dag, niet de tweede dag?’
‘Hebben we het hier al niet over gehad?’
‘We moeten alles goed op een rijtje hebben.’
‘Weet je hoe moeilijk het is een gaatje in mijn vaders agenda te vinden? En in die van zijn advocaat? Mensen kunnen niet zomaar bij ons op de stoep staan. Je komt niet zomaar bij ons langs. Je moet een afspraak maken. Het was de derde dag.’
Pike legde de loop even neer en pakte het greepstuk. Het oplosmiddel in de loop zou achtergebleven materiaal losweken, terwijl Pike zich met de andere onderdelen bezighield.
‘Hm. Dus ze kwamen langs en vroegen naar Kings passagier?’
‘Ja. Naar het ongeluk en wat er was gebeurd en zo. Ze wilden weten wie er bij de Kings in de auto zat. Voor hun onderzoek.’
‘Ze wisten niet dat het Meesh was?’
‘Ze wisten alleen wat er in het rapport over het ongeluk stond. Ze wilden de identiteit van de andere man weten. Jeetje, ik heb nog niet eens koffie op.’
‘Ik ga terug naar jouw wijk om met een paar mensen te praten die Elvis heeft gevonden. Daarna ga ik bij Bud langs.’
Het meisje zei niets. Ze bleef een ogenblik zwijgend staan, alsof ze nadacht, en liep toen naar de keuken.
Pike was klaar met het greepstuk. Hij doopte een wattenstaafje in het oplosmiddel en ging aan de slag met het sledehuis. Hij wreef het oplosmiddel in elke groef en gleuf in het metaal en bracht het gul aan op de slagpin.
Het meisje kwam terug met een kop koffie. Ze ging tegenover hem aan tafel zitten zonder iets te zeggen. Toen Pike opkeek, zag hij dat ze hem zat op te nemen. Ze keek ernstig.
‘Wil je helpen?’ vroeg Pike.
‘Ik heb een hekel aan wapens.’
Pike veegde het overtollige oplosmiddel van de slede en ging weer verder met de loop. Hij duwde een borstel van koperdraad via de mond door de loop naar de kamer en daarna via de kamer door de mond van de loop naar buiten. Vervolgens deed hij dit met een schoon wattenstaafje dat hij in het oplosmiddel had gedoopt.
‘We moeten praten,’ zei het meisje.
‘Oké.’
‘Ik vond het niet leuk zoals je me gisteren alleen liet. Als je me had verteld wat je ging doen, zou ik er geen problemen mee hebben gehad, maar je had niets gezegd. Je praat niet eens met me. Goed, ik weet dat je geen prater bent. Dat begrijp ik. Elvis zegt dat je nauwelijks tegen hem praat. Oké. Maar ik ben een volwassen vrouw. Die mensen willen míj vermoorden. Ik heb geen babysitter nodig en ik hou er niet van als een klein kind behandeld te worden. Dit is een vertrouwenskwestie. Wij hebben een vertrouwenskwestie, dat bedoel ik, en daar moeten we wat mee. We zitten nu in dit waardeloze huisje en het is hier veilig of niet. Als je denkt dat het niet veilig is, dan kunnen we ergens anders heen gaan. Ik heb Parijs voorgesteld, maar nee, jij wilde in Echo Park blijven. Prima. We zitten hier nu twee dagen en ze hebben me niet gevonden, dus het zal wel veilig zijn. Oké, goed, dank je. Maar ik vind het hier niet leuk en ik vind het ook niet leuk om de hele dag in de auto te zitten, enkel en alleen omdat jij denkt dat ik stom ben. Dat neem ik je kwalijk. Ik weet niet hoe het kwam dat die mensen me telkens opspoorden, maar het was niet mijn schuld. Ik wil niet naar Bud en ik wil niet in de auto zitten als Elvis en jij met mensen gaan praten. Het is saai en ik ben het zat. Ik zou liever hier blijven en ik kan hier best alleen blijven.’
Pike legde de loop neer. Hij keek haar aan. ‘Ja.’
‘Ja, mag ik hier blijven?’
‘Ik zei dat ík naar Bud toe ging. Ik zei geen “wij”. Het spijt me van gisteren. Ik had meer rekening met je moeten houden.’
De mond van het meisje ging open, maar ze zei niets. Ze dronk wat koffie en hield het bekertje met beide handen vast.
Pike stak de loop in de slede, liet de sluitveergeleidestang op zijn plaats onder de loop vallen en schoof daarna de sluitveer op de geleidestang. Hij zette het wapen in een paar seconden weer in elkaar. Pike kon het wapen geblinddoekt, in het donker, tollend op zijn benen van de slaap in elkaar zetten, terwijl de kogels aan alle kanten om hem heen floten. Het wapen in elkaar zetten was makkelijk. Met het meisje praten was moeilijk.
Eindelijk zei het meisje iets. ‘Oké. Bedankt. Dat is fijn.’
‘Fijn,’ zei Pike.
Zijn telefoon trilde en tolde luid zoemend op de tafel rond. Pike keek op het schermpje. Hij dacht dat het Cole zou zijn, maar die was het niet.
Pike bracht de telefoon naar zijn oor.
‘Je hebt gezelschap,’ zei Ronnie.
Het meisje sloeg hem gade, maar Pike liet niets merken. Ze waren hard naar hem op zoek, zoals hij naar hen op zoek was. En zoals hij naar het huis van het meisje zou gaan om het spoor op te pakken, konden zij niets anders doen dan teruggaan naar zijn appartement. Je ging naar de plaats waar de dieren leefden.
‘Hoeveel?’ zei Pike.
‘Eén vent deze keer. Ik weet niet of het die vent is over wie je me hebt verteld, maar dat zou kunnen. Nog geen één meter tachtig, zou ik zeggen; vrij lang en donker haar.’
‘Waar is hij?’
‘Binnen. Hij heeft zichzelf net binnengelaten; liep zo de deur in alsof het zijn huis was. Zal ik mezelf gaan voorstellen?’
Pike zag dat het meisje hem in de gaten hield. Als ze wist wat hij van plan was, zou ze bang worden en vragen gaan stellen en Pike was door zijn spraakwater heen.
‘Nee, ik ga wel even met hem praten. Ik kom eraan. Mocht hij vertrekken, je hebt mijn telefoonnummer.’
‘Jep.’
Pike legde de telefoon neer, duwde de patroonhouder in het wapen, klikte het sledehuis vast en zette de veiligheidspal om. Als Pike ooit vreugde zou kunnen voelen, dan was het nu, maar hij liet niets merken. Hij had ze te pakken. Hij had een aanknopingspunt, iemand die hem misschien bij Meesh zou kunnen brengen en dan zou hij de hele boel ruimen. Al die klootzakken die dit meisje wilden doden, dit ene meisje, met zijn allen tegen haar, en hij zou de hele boel ruimen, maar niet uit naam van de gerechtigheid. Het zou een straf zijn. Straf was gerechtigheid.
‘En wat ga je doen als ik weg ben?’ zei hij.
‘Wie was dat?’
‘Ronnie. Hij heeft iemand gevonden die misschien kan helpen, dus daar ga ik even mee praten. Red je het wel alleen?’
‘Hm-mm.’
Pike stond op, liet de telefoon in zijn zak glijden, stak de Kimber in de holster en hing die aan zijn broekband. Hij trok het overhemd met lange mouwen aan om zijn tatoeages en het wapen te verbergen.
‘Moet ik nog iets voor je meenemen?’
‘Wat fruit misschien.’
‘Wat voor fruit?’
‘Aardbeien. Bananen misschien.’
‘Ik ben wel even weg. Weet je zeker dat je het redt in je eentje?’
Ze zat nog altijd te staren. Pike hoopte dat ze zich zou bedenken en mee zou gaan.
‘Hoe lang blijf je weg?’ zei ze.
‘Bijna de hele dag, denk ik. Ik kan vragen of Elvis komt.’
‘Nee, dat hoeft niet.’
‘Zeker weten?’
‘Ja.’
‘Goed. Dan zie ik je straks.’
Pike was teleurgesteld, maar hij liet niets merken. Hij vond het niet prettig haar alleen achter te laten, maar hij had zichzelf ervan overtuigd dat haar beschermen meer inhield dan haar alleen maar in leven houden. Hij wilde niet dat ze zich weer in de steek gelaten voelde. Als ze het gevoel moest hebben dat hij haar vertrouwde, dan zou hij haar vertrouwen.
Het was een beslissing waar hij spijt van zou krijgen.