VIJFENTWINTIG

De mensen die in de gang en bij de achterdeur stonden, hadden haar niet zien dansen en wisten niet wat er bij de bar was gebeurd, maar Pike trok haar direct mee naar de auto. Ze stapte in zonder een woord. Hij reed snel achteruit het straatje uit, scheurde vol gas naar Sunset en bedacht onderwijl wat hij met de neven aan moest en of ze wel of niet terug moesten gaan naar het huis. Pike was boos, maar boosheid zou alleen maar in de weg zitten. Het was zijn taak haar in leven te houden. Hij zei niets tot ze twee straten verder waren.

‘Heb je ze verteld wie je bent?’

‘Nee.’

‘Wat heb je ze verteld?’

‘Mona.’

‘Hè?’

‘Mijn naam. Ze moesten iets tegen me zeggen. Ik heb gezegd dat ik Mona heette.’

Pike hield de achteruitkijkspiegel in het oog om te zien of ze gevolgd werden. ‘Heeft iemand je herkend?’

‘Dat weet ik niet. Hoe kan ik dat nou weten?’

‘Door de manier waarop iemand naar je keek. Misschien heeft iemand iets gezegd.’

‘Nee.’

‘Door de vragen die ze stelden. Een opmerking.’

‘Alleen dansen. Ze vroegen of ik danste. Ze vroegen van wat voor films ik hield. Dat soort dingen.’

Ze waren vier straten verder toen Pike de auto voor een drankwinkel aan de kant zette. Hij nam haar kin in zijn hand en draaide haar gezicht naar de tegemoetkomende koplampen. ‘Ben je dronken?’

‘Ik heb toch gezegd dat ik niet drink. Ik sta al een jaar droog.’

‘High?’

‘Al een jaar niet meer.’

Hij bestudeerde het spel van het licht in haar ogen en concludeerde dat ze de waarheid sprak. Hij liet haar kin los, maar ze pakte zijn hand en drukte hem tegen haar gezicht. Hij wilde hem wegtrekken, maar ze hield hem stevig vast en hij wilde haar geen pijn doen.

‘Zet die stomme bril af,’ zei ze. ‘Weet je wel hoe eng dat is, jij met die bril op? Niemand draagt ’s nachts een zonnebril. Laat me kijken. Jij hebt naar mijn ogen gekeken, nu wil ik die van jou zien.’

‘Het zijn gewoon ogen,’ zei Pike.

Hij boog haar vingers open en trok zijn hand terug. Voorzichtig om haar geen pijn te doen. Niet zoals bij de man in de bar.

‘Wat je hebt gedaan, zou ons allebei het leven kunnen kosten. Wil je dood? Ben je daar op uit?’

‘Wat een dom –’

‘Zeg maar wat je wilt. Wil je naar huis, dan breng ik je thuis. Wil je blijven leven, dan maak ik hier een einde aan.’

‘Ik was niet –’

Pike klemde allebei haar handen in de zijne. ‘Ik zal mijn huid duur verkopen, maar niet voor een zelfmoord. Ik ga mijn leven niet vergooien.’

Ze keek even voor zich uit alsof ze in de war was.

‘Ik wil niet dat –’

Pike greep haar handen steviger beet en snoerde haar opnieuw de mond. ‘Als je naar huis wilt, laten we dan gaan. Als je dood wilt, ga dan naar huis en ga dáár dood, want ik laat het niet gebeuren.’

Misschien kneep hij te hard. Zijn handen waren eeltig, een en al kraakbeen en bot en hij was sterk. Haar kin trilde en haar ogen schoten vol tranen.

‘Ik reed alleen maar in mijn auto!’

Pike gaf een klap op het stuur. ‘Dit stuur, dat maalt er niet om. De lucht die we inademen, die maalt er niet om. Zet je eroverheen…’

‘Klootzak!’

‘Wil je blijven leven of gaan dansen? Je kunt over twintig minuten thuis zijn.’

‘Je weet niet wat het is om mij te zijn!’

‘Je weet niet wat het is om míj te zijn.’

Koplampen en achterlichten gleden over haar heen en bewogen zoals licht in water speelt; gele en groene en blauwe lampen op de winkels en reclameborden dompelden haar in een warboel van verschietende kleuren. Ze zei niets. Ze was kennelijk niet in staat iets te zeggen.

Pike liet zijn stem dalen. ‘Zeg me dat je wilt blijven leven.’

‘Ik wil blijven leven.’

‘Zeg het nog eens.’

‘Ik wil blijven léven!’

Pike liet haar handen los, maar ze bleef toch doodstil zitten. Hij rechtte zijn rug. ‘We verschillen niet zo veel van elkaar.’

Het meisje barstte in lachen uit. ‘Lieve hemel! Godsamme, kérel! Ben jíj niet high?’

Pike zette de auto in de versnelling, maar hield zijn voet op de rem. Hun overeenkomsten leken zonneklaar.

‘Jij wilt gezien worden; ik wil onzichtbaar zijn. Het komt allemaal op hetzelfde neer.’

Het meisje staarde hem aan en rechtte toen haar rug zoals hij ook had gedaan.

‘Een idealist,’ zei ze.

Pike begreep niet wat ze zei en schudde zijn hoofd.

‘Je vriend. Elvis. Hij zei dat je een idealist bent.’

Pike trok op en voegde zich bij het andere verkeer. ‘Hij vindt zichzelf grappig.’

Ze wilde iets zeggen, maar viel stil zoals mensen stilvallen wanneer ze nadenken. Ze reden terug naar het huis in die stilte, maar er was een moment dat ze haar hand op zijn arm legde en hem een kneepje gaf, en er was een moment dat hij haar een klopje op haar hand gaf.