DERTIG

ELVIS COLE

Het gebouw met de lijken erin liet Cole niet los. Daar stond dat pakhuis, precies op de plek waar het leven van Larkin, dat van de Kings en Meesh elkaar als overlappende golfjes kruisten, en nu had iemand de Kings vermoord en een enorm risico genomen door hun lijken op die plek neer te leggen. De plek was de aanwijzing. De moordenaar had ze in dat gebouw neergelegd bij wijze van boodschap. Wat Cole nog moest uitzoeken was wie de boodschap stuurde, en voor wie hij was bedoeld. Het gebouw was naar zijn idee de sleutel.

Cole schoot lekker op in de korte stilte tussen de ochtendspits en de drukte rond lunchtijd. Hij ging bij Santa Monica Boulevard de snelweg af en zette koers naar zijn kantoor. Pike en Larkin waren op weg naar Echo Park om Bud Flynn te bellen, maar Cole vond dat ze Flynn er niet bij moesten halen tot ze wisten wie ze konden vertrouwen, en op dit moment was Cole van mening dat ze niemand konden vertrouwen. Hij vroeg zich af of Pitman en Blanchette op de hoogte waren van de lijken in het pakhuis. Hij vroeg zich af of Pitman en Blanchette ze daar neergelegd hadden.

Donald Pitman en Clarence Blanchette waren bij hem thuis geweest en hadden zich gelegitimeerd als speciaal agenten van het ministerie van Justitie. Cole ging ervan uit dat dat waar was. Legitimatiebewijzen konden worden vervalst, maar deze jongens hadden de LAPD buiten spel gezet en de LAPD liet zich niet buiten spel zetten door een paar bedriegers. Bovendien hadden Larkin, haar vader en hun advocaten verschillende besprekingen met hen en andere federale ambtenaren gehad in officiële overheidsgebouwen en hadden diezelfde mensen de Barkleys in contact gebracht met de United States Marshals. Cole nam aan dat Pitman en Blanchette echt waren, maar hun hele operatie leek één grote zwendel, en Cole vroeg zich af waarom.

Cole had een kantoor aan de westkant van Hollywood, vier hoog. Hij was er sinds hij uit het ziekenhuis was gekomen maar een paar keer geweest, maar nu klom hij de trappen op naar zijn kantoor. Hij had zijn aantekeningen, zijn kaarten en de lijst met telefoonnummers en andere informatie bij zich. Pitman, Meesh en de huurmoordenaars uit Ecuador stonden hem geen van allen op te wachten, wat een hele teleurstelling en volkomen normaal was. Schurken stonden zelden op je te wachten. Je moest naar ze op zoek.

‘Hé, sufkop. Hoe is het?’ zei Cole.

Pinokkio hing aan de muur naar hem te grijnzen. Cole had de klok gevonden op een rommelmarkt. Hij had een grote Pinokkio-grijns en ogen die heen en weer gingen als hij tikte. Potentiële klanten vonden er meestal niets aan, maar boeven, schurken en politieagenten raakten er altijd door gefascineerd. Cole probeerde al lang niet meer te bedenken waarom.

Cole hield van zijn kantoor en van hoe hij zich voelde als hij er was. Hij had nog een kamer, voor Joe Pike, hoewel Pike er nooit gebruik van had gemaakt. Twee directiefauteuils stonden voor zijn bureau, voor die zeldzame keren dat meer dan één klant om zijn aandacht vocht. Achter de stoelen gaven openslaande deuren toegang tot een balkonnetje. Op mooie dagen kon hij op het balkonnetje gaan staan en de hele Santa Monica Boulevard af kijken tot de Channel Islands. Op nog mooiere dagen ging de vrouw in het kantoor naast het zijne zonnebaden in een bikinitopje ter grootte van een postzegel.

Cole zette de deuren open voor frisse lucht en ging aan zijn bureau zitten. Allereerst hield hij zich bezig met het gebouw. Hij spreidde zijn kaarten uit en belde een zekere Marla Hendricks in Florida die de eigendomsgeschiedenis, evenals alle pandrechten, rechtszaken, overdrachten en uitzettingen die op het gebouw betrekking hadden, kon – en zou – uitzoeken. Cole maakte al jaren gebruik van haar diensten, zoals veel vergunninghoudende privédetectives in het hele land. Ze was een honderdtwintig kilo zware, rolstoelgebonden oma uit Jupiter, die de kost verdiende door onderzoek te doen in online databases, waarop ze zich had geabonneerd. Ze had geen toegang tot militaire, medische en justitiële bronnen die bij wet waren afgeschermd, maar verder kon ze vrijwel overal in.

Toen Cole klaar was met Marla, bestudeerde hij de lijst telefoonnummers en belde hij zijn vriendin bij de telefoonmaatschappij.

Het eerste wat ze zei was: ‘Ik dacht al dat je niet meer van me hield.’

‘Jij houdt alleen maar van me omdat ik goeie kaartjes voor de Dodgers regel.’

‘Nee, mijn man houdt van je omdat je goeie kaartjes voor de Dodgers regelt. Ik hou van je omdat jouw kaartjes hem blij maken.’

‘Nou, dan zullen we alle drie de liefde weer voelen, denk ik.’

Cole had een topauteur geholpen een stalker op internet ervan te overtuigen dat hij zijn tijd beter op positievere manieren kon besteden. De auteur had fantastische plaatsen in de exclusieve Dodgers Dugout Club en gaf die een paar keer per jaar aan Cole. Voor niets.

‘Ik heb een lijst met telefoonnummers waar ik namen bij moet hebben,’ zei Cole.

‘Geen punt.’

‘Voor je dat zegt, moet ik je even waarschuwen. De meeste nummers horen waarschijnlijk bij wegwerptelefoons, en er zitten vier buitenlandse nummers bij.’

‘De buitenlandse nummers zouden een probleem kunnen zijn, als ze niet in het telefoonboek staan.’

‘Het zijn waarschijnlijk nummers uit Ecuador.’

‘Al waren ze uit Siberië. Dat maakt niet uit. Buitenlandse maatschappijen werken niet graag mee, tenzij we via de officiële kanalen gaan, en dat kan ik niet doen, gezien het feit ik dit voor kaartjes voor de Dodgers doe.’

‘Ik snap het.’

‘De wegwerptelefoons – tja, ik zeg het je maar direct – als ze contant betaald zijn, kan ik niet achterhalen van wie ze zijn. Die informatie bestaat dan gewoon niet.’

‘Als je de naam van de eigenaar van een bepaald nummer niet kunt achterhalen, kun je dan wel de gespreksgeschiedenis van dat nummer opzoeken?’

‘Misschien wel.’

‘Vroeg of laat bellen deze telefoons echte telefoons en bij die telefoons horen namen. Misschien kunnen we er via die weg achter komen.’

Ze zei een paar seconden niets. Cole liet haar nadenken.

Ten slotte zei ze: ‘Ik zal het proberen. Het hangt van de maatschappij af. Sommige van die kleine bedrijfjes… nou ja, geef me de nummers maar. Ik zie wel wat ik kan doen.’

‘Het is een lange lijst. Kan ik hem faxen?’

Cole schreef haar faxnummer op, verzond de lijst en zette het koffieapparaat aan. Toen de koffie aan het doorlopen was, ging hij weer aan zijn bureau zitten en herlas hij het rapport van het NCIC over Alexander Meesh. Hij wilde kijken of hij iets over het hoofd had gezien wat het accent verklaarde dat Pike had gehoord, of dat Meesh met Esteban Barone of een zekere ‘Carlos’ in verband bracht. Dat had hij niet. Slechts één zin bracht Meesh in verband met Zuid-Amerika: ‘…het land ontvlucht en nu waarschijnlijk woonachtig in Bogota in Colombia.’

Cole concludeerde dat de agenten die het onderzoek hadden uitgevoerd, bewijzen of verklaringen moesten hebben gehad waaruit bleek dat Meesh in Bogota was, anders zouden ze zo’n opmerking niet in het verslag hebben gezet.

Cole bladerde naar het einde van het rapport en las de naam van de agent in kwestie: speciaal agent Daryl Willis van het ministerie van Justitie van de staat Colorado. Justitie was er waarschijnlijk later bij gekomen, maar Willis was de eerstverantwoordelijke omdat moord een misdrijf was dat op staatsniveau werd vervolgd. Er stond een telefoonnummer onder Willis’ naam. Het was zes jaar oud, maar Cole probeerde het toch.

Een vrouw nam op.

‘Recherche.’

‘Mag ik Daryl Willis van u?’

Ze zette hem bijna vijf minuten in de wacht. Om de tijd te doden, keek Cole naar Pinokkio’s ogen tot er een mannenstem aan de lijn kwam.

‘Met Willis.’

‘Mr.Willis, u spreekt met Hugh Farnham. Ik ben van de afdeling Moordzaken van bureau Devonshire in Los Angeles. Ik bel u over een moordzaak waar u een paar jaar geleden aan gewerkt hebt, over een zekere Alexander Meesh, een voortvluchtige.’

Cole verzon een penningnummer en ratelde het op. Hij betwijfelde het dat Willis het echt zou noteren, maar hij wist dat het zo hoorde.

‘O, ja, natuurlijk. Wat wil je weten?’

Het leek of Cole naar de kleur van zijn auto had gevraagd, zo weinig geïnteresseerd klonk Willis.

‘We hebben het rapport opgevraagd bij het NCIC en daar staat die waarschuwing in dat hij naar Colombia is gevlucht…’

‘Dat klopt. Hij had daar ten tijde van de moorden connecties. Hij vond dat hij niet genoeg verdiende met roofovervallen; hij wilde drugs het land in brengen, dus fikste hij iets met, eh… eens even denken… met een zekere Gonzalo Lehder. Ging er een paar keer naartoe om afspraken te maken en blijkbaar konden ze het goed met elkaar vinden. Toen we de aanklachten tegen hem indienden, is hij daarheen gegaan.’

Cole schreef de naam op. Lehder.

‘Was Lehder leverancier?’

‘Een van die gasten die ineens opdoken toen het Cali- en het Medellínkartel vielen. Er schoten daar toen overal van die kleine onderneminkjes uit de grond, wel een stuk of veertig. Sommige zijn zo klein niet meer.’

‘Had Meesh iets te maken met een zekere Esteban Barone?’

‘Sorry, zou ik je niet kunnen zeggen.’

‘Barone komt uit Ecuador.’

‘Ik wist alleen van Lehder.’

Zes jaar was een lange tijd. Meesh begon waarschijnlijk met Lehder en breidde later uit naar Barone en de andere kartels. Honderdtwintig miljoen dollar was heel veel beleggingskapitaal.

‘Goed dan. Even terug naar Meesh. Deed hij zaken hier in L.A.?’ vroeg Cole.

‘Er schiet me niets te binnen, sorry.’

‘En Lehder? Schiet u iets te binnen als u aan Lehder en Los Angeles denkt?’

‘Moet je luisteren, Farnham, ik heb hier, hoe lang, vijf, zes jaar niet veel aandacht aan besteed. Mag ik vragen waar het om gaat?’

‘Meesh is in Los Angeles. We denken dat hij betrokken is bij een meervoudige moord.’

Willis zei niets, dus keek Cole naar Pinokkio’s ogen en wachtte.

‘Heb je het nu over Alexander Meesh?’ zei Willis.

‘Jazeker.’

‘Alexander Liman Meesh?’

‘Dat klopt.’

‘Meesh is niet in Los Angeles, kerel. Alex Meesh is dood.’

Cole haalde zijn blik van Pinokkio en liet zijn voeten op de vloer zakken. Hij wist niet wat hij moest zeggen. Een kamer vol federale agenten had Larkin een week lang ondervraagd en was zeker van haar identificatie. Cole vermoedde dat ze ook vingerafdrukken van Meesh in de auto van George King hadden gevonden, maar Willis klonk zeer stellig, en alle verveling was nu uit zijn stem verdwenen.

‘We hebben een bevestigde identificatie van het ministerie van Justitie,’ zei Cole.

‘Waar baseren ze die op? Hebben ze vingerafdrukken? Hebben ze DNA?’

Cole wist niet wat ze hadden, maar als Meesh Meesh was, dan was Meesh Meesh.

‘Ja, allebei.’

‘Dan kunnen die gasten nog geen labtest van een aambei onderscheiden. Alexander Meesh is dood.’

Willis’ verveeldheid was omgeslagen in interesse en daarna in boosheid, alsof hij het persoonlijk opvatte.

‘Waarom zegt u dat hij dood is?’ zei Cole.

Willis aarzelde, alsof hij overwoog of hij wel antwoord zou geven, dus zette Cole hem onder druk.

‘Ik zit hier met een meervoudige moord, Mr. Willis. Ik heb opdracht Alex Meesh op te sporen en nu zegt u tegen me dat het ministerie van Justitie zich vergist. Hoe weet u dat zo zeker?’

Willis bromde iets en schraapte zijn keel. ‘De Colombianen en de Drug Enforcement Administration zaten met man en macht achter Lehder aan. Zo komt het dat we weten dat Meesh het loodje heeft gelegd. De Landelijke Politiedienst van Colombia belde de DEA en de DEA belde mij. Meesh zat er toen een maand of acht en was bezig een drugsdeal te sluiten tussen Lehder en een paar Venezolanen, alleen heeft Lehder zich tegen hem gekeerd. Hem vermoord.’

‘Als Meesh dood is, waarom loopt er dan nog een arrestatiebevel tegen hem?’

‘Dat komt door de DEA. We wisten dat Meesh daar zat via undercoveragenten in Lehders organisatie. Als we in het dossier noteerden dat Meesh dood was, of Lehder als een bekende handlanger vermelden, zouden we die agenten in gevaar brengen. Je kunt een sterfgeval trouwens ook niet bevestigen zonder een overlijdensakte en die zullen we waarschijnlijk wel niet krijgen.’

‘Hoezo niet?’

‘Lehder kwam erachter dat Meesh tegen hem loog over de hoeveelheid drugs die de Venezolanen gingen verkopen. Meesh loog erover omdat hij het verschil achterover wilde drukken. Lehder deed alsof hij nergens van wist en stuurde Meesh met een stuk of vier van zijn mannen naar Venezuela om de drugs op te halen. Alleen schoten Lehders mannen Meesh dood in het oerwoud. Het is een groot oerwoud. Het stoffelijk overschot is nooit gevonden en zal waarschijnlijk ook nooit gevonden worden.’

‘Hoe kunt u er dan zeker van zijn dat hij dood is? Misschien is hij ontsnapt of heeft hij het overleefd. Misschien heeft hij Lehders mannen omgekocht.’

‘Een agent van de DEA en een undercoveragent uit Colombia waren erbij toen Lehders mannen terugkwamen. Ze hadden Meesh’ hoofd bij zich om aan Lehder te laten zien. Lieten het lichaam achter, maar namen het hoofd mee. Die agenten stonden allebei bij Lehder toen die jongens dat hoofd uit een tas haalden. Lehder zegt: goed werk, jongens, en dat was het.’

Cole wist niet wat hij moest zeggen. Maar toen ging Willis verder.

‘Wij dachten allemaal dat Lehder Meesh echt naar Venezuela had gestuurd om de drugs te halen. We verwachtten dat Meesh zou terugkomen met een paar honderd kilo ruwe cocaïne en dan zouden de DEA en de Colombianen hen arresteren. Meesh kon ze niet schelen. Ze wilden Lehder hebben. Ik wilde Meesh hebben voor de moorden hier en daarom mocht ik mee van ze. Ik was erbij in die kamer, rechercheur, ik heb het hoofd gezien. Omdat de drugs er niet waren, bliezen de Colombianen de arrestatie af. Ze wilden zelfs niet proberen die klootzak te arresteren voor de moord op Meesh, dus moest ik daar nog een uur zitten theedrinken en doen alsof er niets aan de hand was. Ik weet nog steeds niet wat Lehders jongens met het hoofd hebben gedaan, maar ik heb het gezien. Ik herkende hem. Het was Meesh. Dus ik weet niet wie jullie daar in Los Angeles hebben, maar Alexander Meesh is het niet.’

Cole had een hol gevoel in zijn buik en een rare zoemtoon in zijn hoofd alsof hij te lang niet gegeten had.

‘Mag ik u nog één vraag stellen, Mr. Willis?’

‘Daar sta je versteld van, hè?’

‘Ja.’

‘Wat wil je vragen?’

‘Had Meesh een spraakgebrek, of sprak hij met een accent?’

Willis lachte. ‘Waarom zou hij een accent hebben?’

‘Dankuwel, Mr. Willis. Dank u voor de moeite.’

Cole legde zijn voeten op het bureau, zakte onderuit en staarde naar de Pinokkio-klok. Het enige geluid in zijn kantoor was het tikken van de ogen.

Het telefoontje met Willis had simpel moeten zijn. Cole was er aan begonnen in de hoop dat hij iets te weten zou komen over de relatie van Meesh met Barone, en Barones relatie met Los Angeles, en misschien zelfs of Meesh wel of niet met een accent sprak… Maar dit? Nee.

Is dit de man die u hebt gezien, miss Barkley?

Ja. Hoe heet hij?

Alexander Meesh.

Cole keek naar de Pinokkio-klok en daarna naar een klein porseleinen beeldje van Japie Krekel dat een klant hem had gegeven. Laat je geweten je leidsman zijn. Iedereen had een Japie nodig.

Hij bladerde door het rapport van het NCIC, dat geen foto’s, vingerafdrukken en DNA-gegevens bevatte. Waar zou je die dingen voor nodig hebben als je geloofde wat je werd verteld?