VIJFENDERTIG
Om drie voor zeven de volgende ochtend zag Pike een metallic-blauwe Ford vanaf Alameda Street de parkeerplaats bij Union Station op draaien. De auto remde af voor de honderden forenzen die uit het station van de ondergrondse kwamen en reed heel langzaam naar de andere kant van het parkeerterrein.
Donald Pitman zat aan het stuur en Kevin Blanchette zat naast hem. Dit was de eerste keer dat Pike beide mannen zag, maar Cole had hen goed beschreven en Pitman had gezegd dat ze in de blauwe auto zouden komen. Het waren allebei keurig geschoren, vriendelijk uitziende mannen van achter in de dertig. Pitman had een smal gezicht met een scherpe neus; Blanchette was dikker en had mollige wangen en een kalende kruin.
Zij en de andere zeven federale agenten die zich verdekt hadden opgesteld rondom het station, zagen Pike niet. Pike nam aan dat het federale agenten waren, maar hij wist het niet zeker en het kon hem ook niet schelen. Ze hadden anderhalf uur geleden hun positie ingenomen. Pike zat al sinds drie uur op zijn post.
Pike hield hen door zijn Zeiss-verrekijker in de gaten vanuit de voorraadkamer op de eerste verdieping van een Mexicaans Restaurant in Olvera Street dat eigendom was van zijn vriend Frank Garcia. De benedenverdieping werd verbouwd, zodat de keuken gesloten was. Pitman verwachtte dat Pike en Larkin om zeven uur zouden arriveren, maar dat gebeurde niet. Larkin en Cole zaten nu ongeveer aan het ontbijt en Pike zat in de voorraadkamer.
Om 7.22 uur stapten Pitman en Blanchette uit de auto. Ze keken aandachtig naar de passerende auto’s en de forenzen die uit het station kwamen, maar Pike wist dat ze ongerust waren.
Om 7.30 uur stapten ze weer in hun auto. Het zou niet lang meer duren voor ze accepteerden dat ze belazerd waren.
Pike haastte zich de trap af naar het personeelstoilet bij de keuken. Er zat één raam in dat uitkeek op Union Station. Pike had het al opengezet toen hij aankwam, zodat niemand zou zien dat het bewoog.
Om 7.51 uur kwamen de zeven agenten die de omgeving in het oog hielden, tevoorschijn uit hun schuilplaats en verzamelden zich aan de noord kant van de parkeerplaats. Pitman had de actie afgeblazen. Pike verliet het restaurant en wandelde naar Coles auto, die hij aan het einde van Olvera Street had neergezet. Cole had geruild voor de Lexus.
Pike volgde de blauwe Ford in zuidelijke richting over Alameda naar het Royal Building, het federale kantoorgebouw. Het verkeer was één lange file en er mochten maar een paar auto’s per keer door het spaarzame groene licht, maar Pike rekende erop dat dit in zijn voordeel zou werken.
De blauwe Ford bevond zich drie auto’s voor hem toen het licht rood werd en Pitman vaststond. Pike stuurde Coles auto een laadzone in, stapte uit en hield de verkeerslichten in de gaten. Toen het licht knipperde om aan te geven dat het zo op groen zou springen, schoot Pike naar voren.
Pike naderde de Ford als een haai die een bloedspoor volgt en viel aan vanuit hun dode hoek. De mannen zagen hem geen van beiden en verwachtten zijn aanval ook niet. Pike kwam bij Blanchettes kant van de auto op het moment dat het licht op groen sprong en sloeg Blanchettes ruitje kapot met zijn pistool.
Pike rukte het portier open en duwde, luid schreeuwend om de man nog meer in verwarring te brengen, zijn wapen in Blanchettes zij. ‘Je gordel. Maak je gordel los…’
Pike nam Blanchette zijn wapen af, trok hem uit de auto en legde hem op zijn buik op straat, terwijl hij zijn wapen op Pitman richtte.
‘Handen op het stuur! Op het stuur of ik schiet.’
De auto’s voor hen waren weg, de rijbaan was verlaten. Achter hen werd getoeterd toen Pike snel in de auto stapte.
‘Pike?’ zei Pitman.
Pike nam Pitman zijn wapen af en gooide het op de achterbank. Buiten kwam Blanchette overeind.
‘Rijden!’
Pitman verroerde zich niet, misschien omdat hij een beetje beduusd was, maar zijn ogen vlamden van boosheid.
‘Ik ben een federaal agent. Je kunt niet…’
Pike sloeg hem hard op het voorhoofd met zijn pistool, greep het stuur en scheurde door het rode licht.