TWEEËNVEERTIG
De informatie bracht hen naar een smalle straat op de grens tussen Boyle Heights en City Terrace, niet ver van de Pomona Freeway in het oosten van Los Angeles. In de straat stonden gepleisterde huizen met platte daken, van elkaar gescheiden door een garagepad van één auto breed, als identieke schoenendozen naast elkaar. De meeste hadden een tuin ter grootte van een postzegel. De straat stond vol Amerikaanse auto’s; fietsen en speelgoed slingerden rond op de garagepaden; en in een flink aantal tuinen stond een leeggelopen zwembad slap en levenloos in de verzengende hitte.
Bud liet de grote Hummer in zijn vrij door de straat rijden; Pike zat naast hem; Cole en Barkley achterin.
Conner Barkley boog naar voren om naar buiten te kijken. ‘Waar zijn we?’
‘In Boyle Heights. Je zou het moeten kopen. Zo’n groot klotewinkelcentrum neerzetten,’ zei Bud.
Pike wist dat Barkley zenuwachtig was, maar Bud was ook nerveus.
Bud zei: ‘Zie je hem? Ik zie hem niet.’
‘Hij komt wel. Hij zei dat we in de auto moesten wachten tot hij er was.’
‘Ik stap toch niet uit, of hij er nu wel is of niet, met al dat tuig hier.’
Bud trapte zacht op de rem toen ze er waren en ze kwamen tot stilstand voor een klein huis dat identiek was aan alle andere, afgezien van een boot op het garagepad en een Amerikaanse vlag aan de dakrand. Aan de vlag was een geel lint vastgemaakt en de vlag en het lint hingen er allebei al zo lang, dat ze verschoten waren. Bij verscheidene huizen waar ze langskwamen, hing zo’n zelfde lint.
Dreigend kijkende jonge kerels zaten in de geparkeerde auto’s of stonden in kleine groepjes bij elkaar, alsof ze ongevoelig waren voor de hitte. De meesten droegen een wit T-shirt en een spijkerbroek die zo wijd was, dat je er met gemak een magnetron in kon verstoppen, en de meesten waren zwaar getatoeëerd. Ze bekeken de Hummer met gemaakte onverschilligheid.
Bud zag aan hun tatoeages bij welke bende ze hoorden.‘Moet je die gasten zien… Florencia 13, Latin Kings, Sureños, 18th Street… Jezus, 18th Street en Mara brengen elkaar zonder pardon om zeep. Die haten elkaar.’
‘Zijn dat bendeleden?’ zei Barkley.
‘Zeg maar tegen jezelf dat je tv zit te kijken. Dan gaat het wel,’ zei Cole.
‘Frank,’ zei Pike.
Aan de andere kant van de straat dook een zwarte Lincoln op die langzaam naar hen toe kwam rijden. Zijn komst wekte beroering onder de jonge bendeleden, die nieuwsgierig uit hun auto’s stapten. Barkley zag hun reactie en leunde opnieuw naar voren.
‘Is hij het hoofd van de bende?’
Cole lachte.
Pike vond het ook grappig. Als hij dit zou overleven, zou hij het aan Frank vertellen en dan zou Frank ook lachen.
‘Hij is kok,’ zei Pike.
Bud lachte naar Pike. Toen hij begreep dat Pike niet meer zou vertellen, draaide hij zich om naar Barkley om het uit te leggen.
‘Eet je wel eens Mexicaans? Thuis? Ik weet dat je een kok hebt, maar soms wil je misschien wel eens laat op de avond iets eten wat snel klaar is. Dus heb je tortilla’s in huis?’
‘Hm.’
‘De Monsterito?’
‘Zeker, die vind ik het lekkerst.’
Pike vond het een belachelijk onderwerp om nu over te praten.
Bud draaide zich weer naar voren om Franks limousine in de gaten te kunnen houden.
‘Dat geldt voor iedereen. Voor mij ook. Dat tekeningetje dat op de verpakking staat, die Zuid-Amerikaan met die dikke snor? Dat is Mr. Garcia veertig jaar geleden. Die jongens hier? Frank was er een van. Dat was voor hij bij zijn tante ging werken en tortilla’s ging maken. Hij maakte ze in haar keuken, zo’n familierecept, je weet wel. Van die tortilla’s maakte hij een voedselimperium ter waarde van, wat…?’
Bud keek naar Pike, maar Pike negeerde hem.
‘Vijf-, zeshonderd miljoen,’ zei Cole.
Pike wilde dat ze ophielden met praten, maar Bud draaide zich opnieuw om naar Barkley.
‘Kan niet aan jou tippen, maar toch niet misselijk. Het mooie is dat hij nooit is vergeten waar hij vandaan komt. Hij heeft hier heel wat doktersrekeningen betaald. Hij heeft voor heel wat opleidingen betaald. Hij geeft terug. Er zitten mannen in de gevangenis – een paar van die klootzakken zitten daar trouwens door mijn toedoen – en Frank heeft hun gezin jarenlang onderhouden. Die jongens hebben alles voor hem over. Hij is rijk nu en hij is oud, maar ze weten allemaal dat hij een van hen was en ze niet de rug heeft toegekeerd toen hij het had gemaakt.’
Franks limousine stopte, neus aan neus met de Hummer. De voorportieren gingen open en er sprongen twee keurig geklede jongemannen uit, Franks lijfwacht en zijn assistent. Pike had hen allebei ontmoet bij Frank thuis.
‘Hoe ken jij hem, Pike?’ zei Barkley.
‘Joe was bijna met zijn dochter getrouwd,’ zei Bud.
Pike duwde het portier open en stapte uit. Hij wilde Buds verhaal niet horen. Pike had de Garcia’s leren kennen toen hij nog een jonge agent was en Abel Wozniak als partner had. Jaren later, toen Karen Garcia werd vermoord, hadden Cole en Pike haar moordenaar opgespoord.
Pike wachtte tot Frank uit de auto stapte. Frank Garcia zag eruit alsof hij honderd was. Zijn huid, donker als gepoetst zadelleer, had de korstige structuur van boomschors en zijn haar was een zilveren kroon. Hij was de laatste tijd slecht ter been en moest in een rolstoel door de talloze kamers van zijn huis in Hancock Park worden gereden, maar hij kon nog kleine stukjes lopen als hij op iemands arm kon leunen. Toen zijn lijfwacht de rolstoel openvouwde, maakte Frank een afwerend gebaar. Hij wilde lopen.
Een verweerde glimlach verscheen op zijn gezicht toen hij Pike zag en hij klampte zich vast aan Joe’s arm. ‘Hallo, jongen.’
Pike omhelsde hem en deed een stap achteruit. ‘Is Carlos binnen?’
‘Abbot heeft met de mensen gesproken die daarvoor konden zorgen. Hij weet niet waarom hij hier is. Dat leek me beter. Zodat die man Vahnich niet kon worden gewaarschuwd.’
Frank Garcia was een scherpe oude man en dat gold ook voor zijn advocaat en rechterhand Abbot Montoya. Ze waren samen opgegroeid, Montoya als Franks kleine broertje. Ze kwamen allebei uit de White Fence en hadden zich er ook samen aan ontworsteld.
De lijfwacht en de chauffeur namen de oude man bij de arm en gevieren liepen ze langzaam in een oudemannentempo het garagepad op. De voordeur ging vrijwel onmiddellijk open en in de deur stond een potige man van halverwege de veertig. Hij was klein, maar breed, had de borstkas van een gewichtheffer en dunne benen. Zijn gezicht was rond en zo pokdalig, dat hij eruitzag als een ananas; zijn armen zaten onder de tatoeages en littekens. Hij nam Pike op, keek daarna naar de oude man en deed de deur wijd open.
‘Welkom in mijn huis, sir. Ik ben Aldo Saenz. Mijn moeder, Lupe Benítez, was getrouwd met Hector Guerrero, de neef van Mr. Montoya.’
Frank drukte zijn hand hartelijk.
‘Dank u voor uw gastvrijheid, Mr. Saenz. Het is me een eer.’
Pike liep achter Frank aan naar een kleine woonkamer, die enigszins op de woonkamer in het huis in Echo Park leek, met meubels die veel gebruikt, maar schoon en netjes waren. Dit was een familiehuis, met foto’s van kinderen en volwassenen rondom een kruisbeeld aan de muur. Op de foto’s stonden kinderen van verschillende leeftijden, onder wie een jongeman in een gala-uniform van de marine.
Met inbegrip van Aldo Saenz telde Pike zes mannen, twee in de eetkamer en vier in de woonkamer. Ze vestigden hun blik op Pike zodra hij binnenkwam en twee van de mannen maakten een nerveuze indruk. Saenz gebaarde ongeduldig naar de mannen in de eetkamer.
‘Stoel. Kom op.’
Een van de mannen kwam snel aan met een stoel uit de eetkamer voor Frank.
Frank zei: ‘Ga toch zitten. Jullie hoeven niet te blijven staan voor een oude man. Ik zal mezelf even voorstellen: Frank Garcia. En als ik mijn vriend mag voorstellen…’
Frank wenkte Pike en pakte zijn arm beet. Pike verbaasde zich er altijd over hoe sterk de oude man was. Een hand als een klauw.
‘Toen ik mijn dochter verloor – toen ze werd vermoord – heeft deze man de hufter opgespoord die haar heeft gedood. En nu, nu is hij mijn oogappel. Deze man is als een zoon voor mij. Hem helpen is mij helpen. Dat moeten jullie allemaal goed onthouden. Mogen we nu even met Mr. Maroto praten?’
Saenz wees naar een van de mannen in de eetkamer. Maroto was jonger, begin dertig misschien, en hij verstijfde nu, alsof hij vreesde dat hij zou worden geëxecuteerd. Machtige mensen hadden hem bevolen hierheen te komen, mensen die zonder aarzelen een einde aan zijn leven zouden kunnen maken. Alle aanwezigen keken toe.
‘Carlos Maroto van Mara Salvatrucha?’ zei Frank.
Maroto’s blik schoot heen en weer door de kamer. Hij was bang, maar Pike zag aan hem dat hij nadacht. Hij had opdracht gekregen hierheen te komen, dus was hij hier, maar nu bereidde hij zich voor op een gevecht voor het geval dat nodig was.
‘Dat klopt,’ zei Maroto.
Frank greep nogmaals Pikes arm.‘Deze man, mijn oogappel, gaat je iets vragen. Hier, in aanwezigheid van de andere leden van ons huis. Voor hij dat doet, wil ik je zeggen dat ik begrijp dat dit gevoelige kwesties zijn, dat er wellicht oude zakelijke afspraken tussen personen en groepen in het geding zijn. Wat we vragen, vragen we niet zomaar.’
De oude man liet Pikes arm los en zwaaide met zijn hand. ‘Vraag maar.’
Pike keek naar Maroto. ‘Waar kan ik Khali Vahnich vinden?’
Maroto kneep zijn ogen samen om te laten zien dat hij een harde was en schudde langzaam zijn hoofd. ‘Geen flauw idee. Wie is dat?’
Pike bedacht dat Maroto Vahnich misschien niet bij zijn echte naam kende. Hij haalde het vel papier met Vahnichs foto tevoorschijn en hield het omhoog. Maroto pakte het niet aan en daardoor wist Pike dat Maroto hem kende.
‘Jouw groep doet zaken met Esteban Barone. Barone heeft je gevraagd om voor hem en een paar jongens uit Ecuador te zorgen. Je helpt een vriend. Dat snap ik.’
Saenz zei: ‘Geef antwoord, homes. Niemand staat hier terecht.’
Maroto was boos en voelde zich voor het blok gezet. ‘Wat krijgen we nou? Ja, dat klopt, wat gaat jullie dat aan?’
‘Ik wil dat je hem aan mij geeft,’ zei Pike.
Maroto begon weer te draaien en nu keek hij niet naar Pike. Hij keek naar de anderen.
‘Wat is dit? We kennen deze klootzak niet. Hij zou net zo goed van de politie kunnen zijn.’
Aldo Saenz sloeg zijn grote armen over elkaar en Pike zag aan hem dat hij zijn best deed zichzelf in de hand te houden. Toen Saenz begon te praten, klonk zijn stem als een donderend gerommel.
‘Je bent hier als mijn gast. Ik behandel je met respect, maar je moet in mijn huis niet Mr. Garcia beledigen.’
‘Ik bedoelde het niet als een belediging, maar mijn groep doet zaken met Esteban Barone. Dat doen we al heel lang, zeer winstgevende zaken. Hij vroeg om een gunst, die bewijzen we hem. Zo is het nu eenmaal.’
Pike zei: ‘Khali Vahnich is een vriend van Barone, maar hij is nog meer.’
Pike overhandigde het stuk van Interpol aan Saenz. ‘Lees tot onder aan de bladzijde.’
Pike zag hoe Saenz onder aan de bladzijde kwam en zijn wenkbrauwen fronste.
‘Wat betekent dat? Terroristenlijst? Wat is dit?’
Frank greep opnieuw Pikes arm beet en hees zichzelf overeind. ‘Het betekent dat hij mijn vijand is. Hij onderhoudt de mensen die ons willen doden en bewapent hun dwazen en nu – op dit zelfde moment dat wij hier in dit huis staan – is hij in Los Angeles, in onze barrio! En ik wil die vuilak hebben!’
Saenz verroerde zich niet, alleen zijn enorme borstkas ging op en neer. Er verschenen rimpels op zijn gezicht, als laagjes leisteen, en een felle tic in zijn wang. Hij overhandigde het vel papier aan de dichtstbijzijnde man en keek strak naar Maroto.
Maroto verschoot van kleur en schudde zijn hoofd.
‘Barone zei: help die vent, dus we hebben geholpen. Denk je dat we dit wisten? Denk je dat hij zei: hier is mijn vriend de terrorist? Wat krijgen we nou?’
De man met het vel papier gaf het door aan de volgende en die weer aan de volgende. Pike herinnerde zich de vlag buiten en het gele lint. Saenz stond naar de foto van de jonge marinier te kijken en Pike wist dat Frank Garcia er goed aan had gedaan dit huis te nemen.
Saenz schraapte zijn keel en keek naar Frank. ‘Als u ons een momentje wilt geven. Ik wil niet onbeleefd zijn. Een momentje maar.’
De lijfwacht en de chauffeur hielpen Frank overeind en Pike liep achter hen aan naar buiten. Ze waren pas halverwege naar zijn auto toen Saenz hen inhaalde en hun vertelde waar ze Vahnich konden vinden.