DRIEËNVEERTIG
Vahnich maakte gebruik van een klein huis op een lage helling in de bocht waar de Glendale Freeway de rivier kruiste. Ooit hadden zich hier sinaasappelboomgaarden uitgestrekt zo ver het oog reikte, maar de boomgaarden vielen in handen van ontwikkelaars en de lage hellingen en glooiende heuvels van Glassell Park werden volgebouwd met huizen. Kwijnende sinaasappelbomen gluurden nog tussen de oudere huizen door; oorspronkelijke bewoners met knoestige roetzwarte stammen. Pike en Bud kenden de buurt allebei goed; hij lag recht tegenover de politieacademie op de andere oever van de rivier.
Pike zat nog te mopperen. ‘Die Hummer valt verdomme veel te veel op. We zouden net zo goed met een groot bord kunnen gaan lopen met “we komen eraan” erop.’
‘Volgende straat rechts en dan de heuvel op. Het moet aan de linker-kant zijn.’
Maroto had hun verteld dat het huis aan het eind van een lange oprit stond en schuilging achter dwergeiken en olijfbomen, zodat het vanaf de straat en vanuit de omliggende huizen niet zichtbaar was. Vahnich verbleef niet in het huis, maar had een plek willen hebben waar hij met de mannen uit Ecuador kon afspreken. Vahnich was blij geweest dat het zo afgeschermd lag.
Larkins vader boog zich naar voren om het huis te zien. ‘Als ze er nou niet is? Als hij haar nou ergens anders heen heeft gebracht?’
‘Dan heeft Maroto een heel slechte avond. Daarom hebben Saenz en die andere mensen hem vastgehouden, zodat hij die vent niet kon waarschuwen en om er zeker van te zijn dat hij niet loog,’ zei Cole.
Bud remde af. ‘Daar is het. Links.’
De oprit draaide met de heuvel mee omlaag en weg van de straat. Pike zag een hoek van het huis en de achterkant van een blauwe auto en toen waren ze er voorbij.
Cole zei: ‘Ik zag een blauwe auto, maar meer niet. Hij zou een heel leger daarbinnen kunnen hebben.’
Pike vond het niet erg. Als je hen niet kon zien, konden ze jou niet zien.
Bud reed door. ‘We bellen de politie. We moeten de politie erbij halen.’
Pike draaide zich om en hield de oprit in de gaten om te zien of er iemand naar buiten kwam.
‘We gaan eerst uitzoeken of ze er is.’
‘Wat ben je van plan?’
‘Even een kijkje nemen. Wacht verderop in de straat. Ik bel je.’
‘Ik wil mee,’ zei Conner Barkley.
‘Ik ga alleen kijken.’
Pike sprong uit de auto terwijl ze stapvoets reden en draafde de oprit van het buurhuis op. De huizen in dit deel van de straat stonden op een flauwe helling, elk huis iets hoger dan het vorige. Pike volgde een laag muurtje aan de zijkant van het huis langs plastic vuilnisbakken en oude goten en ongebruikte zakken mest die zo oud waren, dat ze waren opengebarsten. Hij bleef even staan om te controleren of de achtertuin verlaten was, liep toen tussen drie stokoude sinaasappelbomen door naar de andere kant van de tuin en stapte over het muurtje heen.
Pike ging zijdelings door klimop en ijskruid heen en tussen nog meer sinaasappelbomen door de heuvel af tot hij lager was dan Vahnichs huis. Toen klom hij langzaam weer omhoog. Vanuit zijn huidige positie zag hij een ranch-achtig verveloos huis in een verwaarloosde tuin, bezaaid met rottende sinaasappels. Het buurhuis stond hoger. De oprit liep met een bocht naar een carport aan de voorkant van het huis. De blauwe auto die hij vanaf de straat had gezien, stond voor de lowrider die de neven hadden beschreven, en een nieuwe Chrysler LeBaron die zich onder de carport bevond.
Twee mannen stonden bij de voorkant van de lowrider, een diepzwarte BelAir uit 1962 die glom als gloeiende kolen. De motorkap was open en beide mannen waren verdiept in de schoonheid van de motor.
Uit de manier waarop het huis in de helling was uitgespaard, maakte Pike op dat er aan de andere kant over de hele lengte van het huis een keermuur en een pad liepen. Hij was er ook vrijwel zeker van dat hij ramen zou aantreffen en dan zou hij Larkin misschien vinden.
Pike ging tussen de stakerige fruitbomen op pad naar de nabijgelegen gevel van het huis, maar zodra hij van positie veranderde, zag hij haar door de glazen schuifpui in de achtergevel van het huis. Larkin zat op de vloer tegen de muur in een lege kamer met haar gezicht naar de schuifdeuren. Haar handen leken te zijn geboeid, maar Pike wist het niet zeker. Er liep een man langs, van links naar rechts door de kamer, op weg naar de voorkant van het huis. Het was Vahnich niet. Pike dacht na. Er waren minstens zes mannen: de vijf overgebleven Ecuadorianen, plus Vahnich.
Pike bekeek Larkin en voelde zich enorm opgelucht. Hij was haar kwijtgeraakt, maar nu had hij haar gevonden. Ze zat met haar knieën bij elkaar en met haar handen op haar rug. Pike kon niet zien of ze was geboeid, maar hij wilde het weten. Als ze was vastgebonden, was ze beperkt in haar bewegingen. Ze zag er niet uit alsof ze pijn had of gewond was. Ze hield haar hoofd rechtop; haar ogen waren open; en ze keek in de richting van de voorkant van het huis. Door het rafelige zwarte haar zag ze er stoer en sterk uit. Pike vroeg zich af of ze het zou laten uitgroeien en het weer rood zou laten worden. Ze zei iets tegen de persoon naar wie ze keek. Pike kwam tot de conclusie dat ze boos was en zijn mondhoeken trilden. Hij leunde naar achteren en dacht: je bent een geweldige meid.
Pike klapte zijn telefoon open om Vahnich te bellen en Vahnich nam direct op.
‘Ja?’
‘Hij maakt het geld over. Hij is het nu aan het regelen.’
‘Heel verstandig van hem. Een goede beslissing.’
‘Ik moet van hem nagaan of je haar hand niet hebt afgehakt of haar iets hebt aangedaan. Hij wil het zeker weten. Geef haar even.’
Vahnich maakte geen bezwaar.
Er kwam een man van rechts. Hij ging naast het meisje op zijn hurken zitten en drukte een telefoon tegen haar oor. Het was Vahnich en nu wist Pike dat Larkin was geboeid.
Ze zei: ‘Joe?’
‘Ik zal zorgen dat hij je geen kwaad doet.’
‘Hij zegt dat ik tegen je moet zeggen dat hij me niets heeft gedaan.’
‘Hou je goed.’
Vahnich kwam naar het glas met de telefoon. Pike schrok niet. Vahnich keek gewoon uit over de Glendale Freeway naar de Verdugo Mountains. Pike had hem kunnen doden, maar er waren nog drie andere mannen binnen bij het meisje.
‘Het gaat goed met haar, nietwaar? Ik ben een man van mijn woord. Ik hou me aan onze afspraak,’ zei Vahnich.
‘Zijn assistent zegt dat het nog een paar minuten duurt om zo veel geld bij elkaar te halen. Het zit overal verspreid.’
‘Dat snap ik.’
‘Ik bel straks weer. Dan zal haar vader haar persoonlijk willen spreken. Om helemaal zeker te zijn. Daarna geven ze het groene licht.’
‘Uiteraard. Daar heb ik geen problemen mee.’
‘Mooi. Het komt allemaal voor elkaar.’
Een redelijke terrorist. Beleefd en hoffelijk.
Pike verbrak de verbinding en belde Cole. Vahnich liep weg bij de schuifdeur en verdween links uit beeld. Daar was Pike niet blij mee. Nu zat Vahnich ergens achter in het huis, een andere man aan de voorkant en twee mannen op onbekende plaatsen.
Cole nam op.
Pike zei: ‘Ze is er. Twee mannen staan voor het huis bij de auto’s. Het meisje is binnen in een soort woon- of studeerkamer aan de achterkant. Er zijn nog minstens drie andere mannen binnen, maar ik kan niet zeggen waar.’
‘Vahnich gezien?’
‘Dat is correct.’
‘Dus Vahnichs aanwezigheid is bevestigd.’
‘Ja.’
‘Bud zegt dat hij de politie gaat bellen.’
‘Hij doet maar. Waar zijn jullie?’
‘We staan aan de overkant van de straat.’
‘Als jij nou eens een stukje afdaalt en daarvandaan de voorkant in de gaten houdt? Bud kan coördineren met de politie en op de oprit blijven… wacht even…’
Een grote man die Pike nog niet had gezien, kwam de kamer aan de achterkant van het huis binnen en trok het meisje overeind. Hij duwde haar voor zich uit. Pike maakte zich kwaad over de ruwe manier waarop hij haar behandelde, maar hij vond het ook niet prettig dat ze haar verplaatsten.
‘Ze verplaatsen haar. Ik ga poolshoogte nemen,’ zei hij in de telefoon.
Pike klapte de telefoon dicht en liep voorzichtig terug over de helling naar het eind van de tuin en vervolgens naar het pad achter het huis. Pike sloop naar het raam, luisterde en haalde zijn wapen tevoorschijn. Pike hoefde de slede niet achteruit te trekken en niet te controleren of het geladen was, zoals ze op tv doen. Pike had er altijd een in de kamer zitten, klaar om af te vuren. Hij wist dat het geladen was, omdat het altijd geladen was.
Hij kwam een stukje omhoog, zodat hij door het hoekje van het raam kon kijken. Larkin, de grote man en Vahnich bevonden zich in een slaapkamer. Larkin zat weer op de grond en de grote man stond vlak bij haar. Ze keken naar Vahnich, die een laptop had opengeklapt. Hij bereidde zich voor op het telefoontje van Pike. Hij had het meisje bij de hand, zodat ze met haar vader kon praten, en zijn computer om de overboeking te controleren. Als de overboeking was bevestigd, zou Vahnich haar doden. Vahnich of een van zijn mannen zou waarschijnlijk haar keel doorsnijden of haar wurgen en daarna zouden ze naar LAX rijden en direct het land verlaten. Pike vroeg zich af of Vahnich het zelf zou doen.
Pike liep verder door naar de carport. Toen hij dichterbij kwam, hoorde hij de twee mannen. Hij keek langs de LeBaron. De twee mannen hadden de motorkap dichtgedaan, maar stonden nog bij de auto te praten. Deze twee, Vahnich en de grote man bij Larkin… bleven er nog twee over die overal konden zijn. Pike vroeg zich af of Cole hen kon zien vanaf de andere kant van het huis.
Pike schuifelde een stukje achteruit en belde Cole opnieuw.
‘Waar ben je?’ fluisterde hij.
‘Voor het huis. Ik zit midden in de hulst, iets lager dan de oprit. En jij?’
Op de grens van het perceel recht tegenover Pike stonden hulstbomen.
‘Zie je de twee mannen bij de BelAir?’ zei Pike.
‘Zeven meter voor me.’
‘Kijk naar LeBaron. Kijk nu langs LeBaron.’
‘Ik zie je.’
‘Vahnich plus eentje bij Larkin, plus deze twee is vier. Kun je de andere twee vanaf jouw kant lokaliseren?’
‘Wacht even…’
De twee mannen bij de Bel Air gingen opeens rechtop staan en keken naar de oprit. Pike wist dat er iets mis was, maar hij kon niet zien waar ze naar keken. Hij drukte de telefoon tegen zijn oor.
‘Wat is er?’
‘Geen idee. Ik ga kijken.’
Pike kwam net overeind om zelf te kijken toen hij Coles reactie hoorde.
‘O, shit,’ zei Cole.
Conner Barkley beende over de oprit.