17 Joessoef, de strijder

1968

Ik ben bang dat ik impotent ben. Sinds hij me tegen mijn geslachtsdelen heeft geschopt, denk ik dat er blijvende schade is aangericht.

Plassen doet pijn. Maar het doet meer pijn om Fatima te zien. Ze loopt langs de garage en ik verstop me onder een motorkap en doe net of ik haar niet zie, terwijl al mijn vrienden weten dat ze in Jenin behalve mij niets te zoeken heeft. En ze zien allemaal dat ik me verstop, en op hun beurt verbergen zij zich voor het verdriet op haar gezicht.

Mijn zusje Amaal zoekt me ook. Ik zie haar samen met Hoeda, ze kijken naar me vanaf de overkant van de straat. Ik weet dat ze erop wacht dat ik de leegte vul die Baba achterliet.

Soldaten zijn naar me op zoek.

Mama kwijnt weg.

Ik ben beschadigd, van geen enkel nut voor de mensen van wie ik hou. Ik ga dood als ik hier blijf. Maar iets in mij blijft levend, vurig. Iets wat weigert te breken en me aanspoort om de strijd aan te gaan.