37 Een vrouw van muren
1983-1987
Een continu in beweging blijven, zowel geestelijk als lichamelijk, hield mijn leven op een laag vuurtje. Ik sloot me weer aan bij het werkende deel van de maatschappij, stapte onopvallend in de gestage stroom van het leven in Amerika. Ik ging weer werken in de farmaceutische industrie en liet Sara het grootste deel van de tijd onder de hoede van Elizabeth.
Ik bracht vele uren door op mijn werk en deed vakkundig wat het bedrijf van me verlangde. Vreemd genoeg had ik geen moeite met allerlei zaken die typerend waren voor het kapitalisme. Ik voelde geen druk waar anderen worstelden met deadlines. Achter mijn ijskoude ogen lag minachting voor de trivialiteit van hun financiële resultaten, de schadelijke stormloop op het volgende materiële voordeel. Ik deed mijn werk met veel zorgvuldigheid en gemak.
Ik was een vrouw van weinig woorden en zonder vrienden. Ik was Amy. Een woord dat van iedere betekenis was ontbloot. Amaal, met de lange of de korte klinker, zonder hoop. Alleen functionele taal kon de brok in mijn keel passeren die zich had gevormd uit liefde die meandert in de roetresten van een verhaal dat zich bijna had afgespeeld. En trouwens, met welke woorden kun je een toekomst terugkrijgen die van zijn tijd is beroofd?
Mijn leven smaakte naar as en ik leefde met de voortdurende stilte van een lied dat geen stem had. In mijn bitterheid en angst voelde ik me zo eenzaam als eenzaamheid durft te zijn.
Weinigen van mijn collega’s mochten me. Ze zagen mijn kilte aan voor arrogantie. Dat waren nu de mensen die me zo zelfverzekerd en geweldig hadden geleken toen ik jaren eerder voor het eerst voet op Amerikaanse bodem zette. Ik oordeelde nu hard over hen, want ze gebruikten achter mijn rug om bijnamen voor me zoals ‘ijskoningin’ en ‘superkreng’. Ik negeerde hen, maar ik benijdde hen om de zegen van hun nietige angsten en het comfort van hun veiligheid.
Ik bood het hoofd aan de wereld van achter een dun laagje verachting. Alleen Sara vormde een bedreiging voor mijn hardheid. Zij was de stevige rank die liefdevol langs de steen van mijn karakter kroop. Het warme kooltje dat voortdurend in mijn bevroren binnenste gloeide. Vanuit de schaduwen van een hart dat liefde meer vreesde dan de dood, zag ik hoe de tijd haar botten langer maakte en haar prachtige huid ontplooide over een jong vrouwelijk lichaam. Ze was de stralende kleur in het centrum van de grauwe troosteloosheid van mijn wereld, het punt waar al mijn liefde, mijn geschiedenis en mijn pijn in een volmaakte bloesem samenkwamen, als een bloem die aan onvruchtbare grond ontspruit. God, vergeef het me, maar hoe groter ze werd, des te banger ik was om vlak bij haar te komen, haar aan te raken. Ik was bang dat ik mijn vereelte afstandelijkheid op haar zou overdragen, dat mijn aanraking ongevoelig zou zijn, een onbillijk blijk van genegenheid jegens haar zachte, onvoorwaardelijke tederheid. Daarom deed ik mijn moederlijke plicht en hield ik die brandende liefde in toom achter de koude muren van angst en lange werkdagen.
Tot ze een jaar of vier was, bleef Sara overvloeiend van een behoefte aan liefde naar me toe komen. Dan wurmde ze haar lijfje op mijn schoot en klampte zich aan me vast voor een verhaaltje of een liedje, en door mijn op elkaar geklemde kaken heen gaf ik haar haar zin. Haar geur drong door mijn huid en wakkerde het vuur van moederschap in me aan. Als het verhaaltje of liedje was afgelopen, was ik altijd moe door de enorme moeite die het me kostte om mijn hart in bedwang te houden, dat niets liever wilde dan dat volmaakte wezentje dat uit mij was geboren met liefde omringen. Ik droomde erover, stelde me voor dat ik haar speels met een grote zwaai zou optillen. Dat ik haar genadeloos zou kietelen, zoals Elizabeth, om het hartverwarmende plezier dat haar geschater me deed. Ik stelde me de ontelbare moederlijke kussen voor die ik zo immens graag in haar geheugen wilde planten. Maar ik deed niets van dat alles en uiteindelijk kwam ze niet meer naar me toe, zij trok haar eigen muren op om mij buiten te houden. En zo leefden we achter onze veilige barrières, ieder van ons hunkerend naar de liefde van de ander.
Ik was al gebroken door het verlies van iedereen die mijn hart ooit had omhelsd en ik zou het de vulgaire adem van mijn lot niet toestaan haar veelbelovende leven te vergallen.
==
Ik kan dit wel uitleggen, maar het zou de glazen
beschutting om je hart doen breken,
en die zou niet meer te repareren zijn.
En daarom keek ik naar haar met een chronische pijn in mijn hart, terwijl haar verstand en haar schoonheid zich met elke stap die ze in de tijd zette met een onaanraakbare lieftalligheid ontplooiden.
Ik was een betere moeder in de eerste paar jaar van het leven van mijn dochter en als ik terugkijk, denk ik dat ons huis daar iets mee te maken had.
Toen Sara nog klein was, kocht ik een oud, vervallen Victoriaans huis in een buitenwijk aan de noordkant van Philadelphia. In een tijdsbestek van drie jaar restaureerde ik het huis zelf, elk potentieel ledig moment vulde ik met activiteit en beweging.
Er lag iets geruststellends, of misschien alleen verdovends, in het gedachteloze schilderen van muren en de repetitieve bewegingen van het schuren van de houten vloeren. Ik verwijderde de afzettingen van verwaarlozing van de deuren en spijlen, legde de pracht bloot van de ruwe nerven in het eikenhout en de liefde die een reeds lang overleden meester-timmerman erin had gelegd. Ik haalde aangekoekt vuil weg uit gleuven, onthulde de sierlijke details van iemands architecturale visie. Ik boende, schrobde en dweilde. Ik legde nieuwe tegels en poetste oude vloeren op. Ik hing nieuwe gordijnen op en verving kapotte ruiten, zorgde voor meer licht en herstelde vier open haarden in ere. In mijn restauratiemanie had ik onwillekeurig de aangekoekte korsten van verlies losgemaakt en een klein hoekje van mijn hart van angst bevrijd. Daar omhelsde ik Sara, mijn kindje, en wiegde haar tegen mijn borst. Ik las haar voor bij het aanbreken van de dag, zoals mijn vader mij had voorgelezen in de lang vervlogen jaren van liefde.
Elke ochtend ging ik in de schommelstoel zitten die ik bij het grofvuil langs de straat had gevonden en las haar voor bij de openslaande deuren die op het oosten uitkeken, terwijl de zon achter een honderd jaar oude ahorn in onze achtertuin omhoogklom aan de oranje hemel. Ik weet niet eens of Sara ooit heeft gemerkt dat ik haar voor iedere zonsopgang uit haar bedje tilde terwijl ze nog diep in slaap was, want als ik haar had voorgelezen en mijn koffie ophad, legde ik haar weer terug in de warmte van haar bed en ging ik naar mijn werk. Elizabeth hield haar gezelschap in de uren dat ze wakker was. Ik kan me de laatste keer dat ik haar bij zonsopgang voorlas nog goed herinneren.
Het was halverwege haar derde levensjaar. Ze lag gewikkeld in een deken op mijn schoot, toen ik mijn hand uitstak naar een stapel boeken. Op goed geluk pakte ik De profeet van Khalil Gibran. Op even willekeurige wijze sloeg ik het boek open bij onderstaande passage, die Madjid en ik lazen op de avond dat we voor het eerst wisten dat ons kind in mijn baarmoeder groeide:
==
Je kinderen zijn je kinderen niet.
Het zijn de zonen en dochters van het verlangen van het leven naar zichzelf.
Ze komen door je, maar zijn niet van je.
En hoewel ze bij je zijn, behoren ze je niet toe.
Je mag hun je liefde geven, maar niet je gedachten,
Want ze hebben hun eigen gedachten.
Je mag hun lichaam huisvesten, maar niet hun ziel,
Want hun zielen vertoeven in het huis van morgen, dat je niet kunt bezoeken, zelfs niet in je dromen.
Je mag trachten gelijk aan hen te worden, maar niet trachten hen gelijk aan jou te maken.
Het leven gaat niet terug en blijft evenmin talmen bij gisteren.
Jullie zijn de bogen waarmee je kinderen als levende pijlen worden weggeschoten.
De boogschutter ziet het doel op het pad van de oneindigheid, en Hij buigt je met Zijn kracht opdat Zijn pijlen snel en ver zullen komen.
Laat het gebogen worden door de hand van de boogschutter je tot vreugde stemmen;
Want zoals Hij de vliegende pijl liefheeft, zo houdt Hij ook van de boog die standvastig is.
Bij het opkomen van de zon, terwijl ik deze woorden aan mijn slapende kind voorlas, hoorde ik de stem van haar vader in de mijne en voelde ik zijn vingers door mijn haren strijken op de avond dat we samen Gibran lazen. Hij boog zich naar me toe en kuste mijn lippen, de spookverschijningen van een liefdesverhaal dat de geest gegeven heeft. Madjid was nog hier, hij vloeide onder mijn oppervlak als een betoverde rivier waar ik nooit meer uit mag drinken, waar ik nooit meer in mag zwemmen. Madjid is de droom die me nooit heeft verlaten. Het land dat ze hebben afgenomen. Het thuis dat in zicht is, maar altijd buiten bereik blijft.
Het moment vervulde me met een hevig verlangen en ik werd overmand door de onweerstaanbare behoefte om de tijd terug te draaien naar de dagen van overvloed. Ik hield mijn adem in en klemde mijn kaken stijf op elkaar om dat gevoel te onderdrukken, om niet terug te denken aan liefde of het ooit weer te wensen, en ik legde Sara voorzichtig terug in bed en draaide me om om me te kleden in de kilte van Amy en een chic zwart mantelpakje alvorens naar mijn werk te gaan.