Proloog

Jenin

2002

Amaal wilde de soldaat beter in de ogen kunnen kijken, maar de loop van zijn automatische geweer, die hij tegen haar voorhoofd drukte, maakte dat onmogelijk. Ze stond echter dicht genoeg bij hem om te zien dat hij contactlenzen droeg. Ze stelde zich voor hoe de soldaat zich naar een spiegel overboog om de lenzen in te doen voor hij zijn gevechtstenue aantrok. Merkwaardig, ging het door haar heen, de dingen waar je aan denkt wanneer je tussen leven en dood verkeert.

Ze vroeg zich af of ambtenaren het ‘per abuis’ vermoorden van haar, een Amerikaans staatsburger, zouden ‘betreuren’. Of dat haar leven slechts zou culmineren in verontwaardiging over ‘collateral damage’.

Een enkele zweetdruppel gleed van het voorhoofd van de soldaat langs de zijkant van zijn gezicht naar beneden. Hij knipperde hevig met zijn ogen. Haar blik gaf hem een onbehaaglijk gevoel. Hij had al eerder gedood, maar nooit wanneer zijn slachtoffer hem in de ogen keek. Dat zag Amaal en ze voelde dat zijn ziel was bezwaard door het bloedbad dat rondom hen plaatsvond.

Vreemd ook, dat ik niet bang ben voor de dood. Misschien omdat ze wist, door de blik van de soldaat, dat ze in leven zou blijven.

Ze sloot haar ogen, herboren, terwijl het koude staal nog tegen haar voorhoofd drukte. Herinneringen voerden haar terug, en nog verder terug, naar een thuis dat ze nooit had gekend.