Zes
Falling Down and Falling Apart
I know a woman, Indian in her bones
Who spends the powwow dancing all alone
She can be lonely, sometimes she can cry
And drop her sadness into the bread she fries
I know a woman, Indian in her eyes
Full-blood in her heart, full-blood when she cries
She can be afraid, sometimes she can shake
But her medicine will never let her break
refrein:
But she don’t want a warrior and she don’t want no brave
And she don’t want a renegade heading for an early grave
She don’t need no stolen horse, she don’t need no stolen heart
She don’t need no Indian man falling down and falling apart
I know a woman, Indian in her hands
Wanting me to sing, wanting me to dance
She’s out there waiting, no matter the weather
I’d walk through lightning just to give her a feather
(refrein )
Robert Johnson zat in een schommelstoel op Big Moms veranda. Big Moms schommelstoel. Hij had geen idee waar ze heen was. Big Mom ging altijd zonder iets te zeggen weg.
“Robert,” had Big Mom gezegd toen hij bij haar huis aankwam, “je bent hier veilig. Niemand kan je uit dit huis weghalen.”
Maar Johnson voelde zich nog steeds niet op zijn gemak in zijn geborgenheid. Hij droomde over die gitaar die hij in Thomas Builds-the-Fires blauwe bestelwagen had laten liggen. Hij kon niet uitmaken of hij hem daar opzettelijk had laten liggen. Zeker, hij had al eerder geprobeerd om die gitaar kwijt te raken, in treinen, in cafetaria’s, langs de weg. Hij had die gitaar begraven, hij had hem in rivieren gegooid, van hoge gebouwen laten vallen. Maar het ding kwam steeds bij hem terug.
Soms duurde het weken eer de gitaar hem had gevonden. Dat was een heerlijke tijd. Johnson mocht naar hartelust rondzwerven en met iedereen kletsen. Hij zocht nooit naar de ogen van de Sinjeur, verborgen achter het gezicht van een onbekende. De Sinjeur was niet meer dan een schim, niet meer dan een beestje dat de weg over schoot. Als de gitaar weg was had Johnson zelfs overwogen om verliefd te worden. Maar de gitaar vond hem uiteindelijk toch. Hij vond hem steeds.
Johnson moest de miezerigste baantjes aannemen, borden wassen, vloeren vegen, pizza’s bezorgen, omdat hij nooit voor geld kon spelen. Nooit meer. En net als hij zichzelf toestond om hoop te gaan koesteren, kwam hij thuis van zijn nieuwste baantje en trof die gitaar, glanzend en splinternieuw, in zijn sjofele appartementje in de stad op zijn bed aan. Johnson had elke keer moeten huilen. Hij had overwogen om zichzelf te begraven, zichzelf in de rivier te gooien, van een hoog gebouw af te springen. Hij werd gek van die gitaar. Maar hij wist niet wat hem aan gene zijde te wachten stond. Stel dat hij aan gene zijde wakker werd met die gitaar in zijn armen? Stel dat hij als een anker aan hem hing terwijl hij naar de bodem zonk en er één enkel akkoord almaar door zijn hoofd echode?
Die gitaar weigerde Johnson los te laten tot hij hem in Thomas Builds-the-Fires blauwe bestelwagen liet liggen. Johnson voelde zich tegelijkertijd bevrijd en schuldig. Nu zou de gitaar die indianen nooit loslaten. Hij klampte zich nog harder aan Victor vast dan hij zich ooit aan Johnson had vastgeklampt.
Robert Johnson schommelde in Big Morhs stoel en bekeek zijn handen, misvormd en vol littekens. Alle wonden waren geheeld maar hij kon de jeuk nog voelen, diep vanbinnen. De jeuk waar je nooit tegen kunt krabben. Soms miste hij de gitaar. Johnson sloot zijn ogen tegen de tranen en opende zijn mond om te zingen:
Mmmmm mmmm
I’s up this mornin’
Ah, blues walkin’ like a man
I’s up this mornin’
Ah, blues walkin’ like a man
Worried blues
Give me your right hand
Toen hield de muziek op. Het reservaat ademde uit. Die blues schiep herinneringen voor de Spokanes, maar ze weigerden ze op te eisen. Die blues verlichtte een nieuwe weg, maar de Spokanes haalden hun oude kaarten te voorschijn. Die blues woelde generaties van woede en smart omhoog: auto-ongelukken, zelfmoorden, moorden. Die blues was stokoud, inheems, ingebakken.
In zijn bed had Thomas Builds-the-Fire Robert Johnsons stem herkend toen die blues omlaagdreef van Big Moms berg. Maar Thomas hoorde ook iets verscholen achter de tekst. Hij hoorde Robert Johnsons grootmoeder de begeleiding zingen. Thomas sloot zijn ogen en zag die grootmoeder in een gammel hutje. Geen ramen, een deken als deur, prikkende rook. Johnsons grootmoeder was niet alleen in dat hutje. Andere zwarte mannen, vrouwen en kinderen zongen met haar mee. De geur van zweet, bloed en katoen bezwangerde de kamer. Katoen, katoen. Die zwarte mensen zongen voor hun God; ze zongen vol vreugde en verdriet. De blanken in hun grote huizen hoorden het gezang en glimlachten. Die nikkers zijn weer aan het zingen en dansen, dachten die blanken. Die muziek slaat goddomme nergens op.
Thomas luisterde aandachtig, maar de andere Spokanes strekten langzaam hun armen en benen, liepen naar buiten en wilden er absoluut niet over praten. Ze begroeven al hun woedende smart diep van binnen en die verrotte, schoot toen in bloei, en de bloem groeide snel.
∗
Uit The Wellpinit Rawhide Press:
Open brief aan de Spokane-stam
Beste stamgenoten,
Zoals jullie allemaal weten is Coyote Springs, onze plaatselijke rockband, net uit Seattle teruggekeerd met twee blanke vrouwen. Ze heten Betty en Veronica, geloof het of niet. Ik begin serieus te twijfelen aan Coyote Springs’ competentie om de Spokane-stam te vertegenwoordigen.
In de eerste plaats zijn het een stel zatlappen. Victor en Junior zijn zulke zatlappen dat zelfs Lester FallsApart vindt dat ze te veel drinken. Ten tweede zijn de twee indiaanse vrouwen van de band geen Spokanes. Ze zijn Flatheads. Ik heb onze Flathead-neven altijd graag gemogen, maar Coyote Springs wordt geacht een band van Spokane-indianen te zijn. We hoeven het niet eens te hebben over de problemen die de blanke vrouwen veroorzaken.
Ik weet dat de band fantastisch was toen ze begonnen. Ik ben zelfs naar een paar repetities geweest in Irenes kruidenierswinkel, maar de zaak is uit de hand gelopen. We moeten niet vetgeten dat Coyote Springs op veel plaatsen komt als vertegenwoordiger van de Spokane-stam. Willen we echt dat andere mensen denken dat wij net zo zijn als deze band? Willen we echt dat de mensen denken dat de Spokanes een geschifte verhalenverteller, een stel losgeslagen zatlappen, een paar Flathead-indianen en twee blanke vrouwen zijn? Dat lijkt me niet.
Het gerucht gaat dat Checkers Watm Watet uit de band is gestapt en lid is geworden van het koor van de katholieke kerk. We kunnen slechts hopen dat de rest van de band haar volgt. Ze zouden allemaal baat kunnen hebben bij God.
Met vriendelijke groet,
David WalksAlong
Voorzitter van de Spokane-Stamraad
Zenuwachtig en benauwd liep Thomas zondagochtend vroeg met Chess en Checkers naar de kerk. Hij vroeg zich af of de katholieken een geloofsdetector bij de deur hadden geplaatst, zoals zo’n metaaldetector op een vliegveld. Dan zou het alarm afgaan als hij de kerk binnen ging.
“Bedankt dat je meegaat,” zei Chess.
Thomas glimlachte maar zei niets en vocht tegen de aandrang om het op een lopen te zetten.
“Ja,” zei Checkers. “Dit wordt te gek.”
Toen het trio in het zicht van de katholieke kerk kwam, kreeg Thomas opeens de smoor in. Het schoot hem te binnen hoe al die indianen voor een oud blank mannetje in Rome bogen.
“Chess,” zei Thomas, “wat er ook gebeurt, ik zal nooit naar die snuiter van een paus luisteren.”
“Waarom zou je? Dat doe ik ook niet.”
Pastoor Arnold begroette Thomas, Chess en Checkers bij de deur. Hij schudde handen, klopte op schouders, maakte oogcontact dat aanvoelde als een geestelijke visitatie.
“Checkers,” zei pastoor Arnold, “wat fijn om je weer te zien. En dit is zeker je zus, Chess. En Thomas, uiteraard. Welkom.”
Thomas wuifde slapjes.
“Nou,” zei pastoor Arnold, “ik ben zo blij dat jullie allemaal zijn gekomen. Ik hoop van harte dat jullie overwegen om je bij onze kleine parochie aan te sluiten. Misschien komen jullie wel in het koor zingen?”
“Misschien,” zei Thomas en keek naar Chess en Checkers om hulp. Checkers staarde naar pastoor Arnold en had geen erg in Thomas’ nood. Chess lachte naar Thomas en pakte hem bij zijn hand. Ze hield hem stevig vast toen ze de kerk binnen gingen en een plek zochten. Checkers ging naar de kleedkamer om haar koorgewaad aan te trekken. Pastoor Arnold schudde handen tot vooraan in de kerk.
“Gaat het?” vroeg Chess.
Thomas knikte en trok aan de hals van zijn shirt. Het was heet in de kerk en hij werd met de seconde duizeliger. Hij viel zowat flauw toen pastoor Arnold met de dienst begon. Na al die jaren wist Thomas de woorden van alle gebeden nog en hij prevelde mee, meer uit gewoonte dan geloof. Chess prevelde naast hem en hij genoot van hun tweestemmig gemurmel.
“Heer, verhoor onze bede.”
Checkers zong hard in het koor. Thomas sloeg haar aandachtig gade. Ze keek de hele tijd naar pastoor Arnold.
“Je hebt gelijk over Checkers,” fluisterde Thomas tegen Chess. “Ze is hartstikke gek op hem.”
“Ja hè?” zei Chess. “Zei ik het niet?”
Thomas snakte naar een glas water toen pastoor Arnold aan de preek begon. In het begin luisterde Thomas naar de woorden, iets over verlossing, maar het beeld voor zijn ogen vervaagde al snel. Hij had zich nog nooit zo gevoeld. Toen hij zijn ogen weer opendeed was hij op een andere, duisterder plek.
∗
Thomas, zei pastoor Arnold, ook al wist Thomas dat de priester nog steeds in de kerk was. Thomas, wat kom je hier doen?
Thomas schudde zijn hoofd, probeerde wakker te worden maar voelde de hitte nog toenemen. Hij sloot zijn ogen in zijn droom, deed ze weer open en ontdekte dat hij in een zweethut was. Het was daarbinnen te donker om iets te zien maar Thomas wist hoe een zweethut rook en aanvoelde. Hij kon ook de aanwezigheid van anderen in de hut voelen.
De volgende broeder, zei een stem uit het donker.
Thomas wist dat het de bedoeling was dat hij als volgende zou bidden. Hij kon in stilte bidden en dat zou gerespecteerd worden. Hij kon hardop bidden, schreeuwen en huilen, en dat zou begrepen worden. Als hij zong zouden zijn broeders in de zweethut met hem meezingen.
Broeders, zei Thomas, ik heb geen traditionele liederen. Ik weet niet eens of ik hier wel thuishoor. Ik weet niet of wie dan ook hier wel thuishoort. Er luisteren mensen naar onze gebeden. Ze zijn in de zweethut gekomen om van ons te stelen. We moeten ons gezang voor onszelf en geheim houden. Er is hier nu iemand die van ons zou stelen. Ik kan hem ruiken.
Iemand gooide water op de hete stenen in het midden van de zweethut. Stoom steeg op; bedaard gelach ging rond. Thomas kon bijna geen adem krijgen. Hij zag beelden van mensen net buiten zijn blikveld, hoorde vreemde stemmen, voelde het ritselen van een dier naast zich. Dat dier streek langs Thomas en beet hem.
Al m’n verwanten! schreeuwde Thomas, en de deur ging open.
Thomas! krijste een rauwe stem toen Thomas uit de zweethut vluchtte. Hij rende langs het kampvuur, hoorde het dier door het kreupelhout achter hem denderen. De geur, de geur. Hij struikelde, viel een onmetelijk lange tijd en werd opeens wakker in de katholieke kerk in Wellpinit.
∗
“Ah, daar ben je weer,” zei Chess tegen Thomas toen hij zijn ogen opendeed. “Ik had niet gedacht dat katholieken zo slaapverwekkend waren.”
Thomas schudde zijn hoofd, schokschouderde.
“Vrede,” zei Chess terwijl ze uit de kerkbank stapte.
“Vrede,” zei Thomas tegen haar rug.
“Vrede zij met je,” zei een oude indiaanse vrouw tegen Thomas, maar hij verstond vrede zei ze.
“Dat hoorde ik wel,” zei hij.
De oude vrouw keek bevreemd, glimlachte toen.
“Jij bent die Thomas Builds-the-Fire, hè?” vroeg ze.
“Ja.”
“Ik ben blij om je hier te zien. Ik ben blij dat je uit die band bent gestapt. Die rockmuziek is zondig.”
Thomas knikte wezenloos.
“Je weet niet hoe fijn we ‘t vonden om die Checkers hier vorige week te zien. Ze is gered, ze is gered. Nu ben jij gekomen en haar zus ook. De mensen begonnen te kletsen, weet je?”
De oude indiaanse vrouw knielde in de kerkbank. Thomas knielde. Hij had geen idee waar Chess was gebleven. Toen zag hij haar bij de communiehosties. Pastoor Arnold zette er vaart achter.
“Dit is het lichaam, dit is het bloed. Dit is het lichaam, dit is het bloed. Dit is het lichaam, dit is het bloed.”
“Wat zeggen de mensen over ons?” vroeg Thomas aan de oude vrouw.
“De christenen moeten niks hebben van jullie duivelse muziek. De traditionelen moeten niks hebben van jullie blanke muziek. De Stamraad moet er niks van hebben dat jullie beroemder zijn dan zij. Niemand moet iets hebben van die blanke vrouwen bij jullie. We spugen op hun schaduwen. We willen ze hier niet.”
“En pastoor Arnold dan? Die is ook blank.”
“Das een goeie blanke. Die vrouwen in jullie band geven gelazer.”
“Maar iedereen zag ons vroeger wel zitten.”
“Voordat jullie uit het reservaat weggingen, voordat jullie weggingen.”
De oude vrouw stond op om de communie te ontvangen en Thomas liep achter haar aan door het gangpad. Checkers zong de communiehymne heel mooi. Thomas besefte dat ze weer bij de band moest komen. Coyote Springs had twee indiaanse vrouwen nodig, niet twee blanke vrouwen. Als Checkers weer meedeed zouden Betty en Veronica met een meerderheid weggestemd worden. Thomas had wel gevoeld dat de stemming in het reservaat was omgeslagen maar hij had het genegeerd. Op de twee repetities die ze sinds hun terugkeer uit Seattle hadden gehouden was alleen Lester FallsApart komen opdagen.
“Maar we wonen hier nog steeds,” zei Thomas tegen de oude vrouw.
“Maar jullie zijn weggegaan. Eenmaal is genoeg.”
De oude vrouw opende haar mond om de communie te ontvangen; Thomas hield zijn handen in een kommetje op. Pastoor Arnold legde de hostie zachtjes in Thomas’ handen.
“Amen,” prevelde Thomas. Hij sloot zijn hand om de hostie en deed alsof hij hem opat. Hij liep terug naar zijn plaats maar ontdekte dat de oude indiaanse vrouw weg was. Hij zocht of hij haar ergens zag maar tevergeefs. Hij knielde weer in de kerkbank, sloeg snel een kruisje. Daarna haastte hij zich naar buiten, verkruimelde de hostie en liet de stukjes op de grond vallen. Het reservaat verzwolg die stukjes hongerig. Thomas wist niet precies waarom hij de communiehostie eigenlijk had aangenomen. Hij voelde het gewicht van God, het reservaat, en alle verhalen daartussen.
∗
Victor en Junior wankelden de Stamwinkel in, een paar minuten nadat de klok van de katholieke kerk voor de tweede keer die ochtend had geluid. Ze waren allebei aan één stuk door dronken geweest sinds ze uit Seattle waren teruggekomen; ze joegen hun aandeel van $200 er snel en efficiënt doorheen. Ze waren ook rap Betty’s en Veronica’s geld aan het opmaken. De-man-die-zeker-Lakota-was sloeg Junior en Victor gade en schudde zijn hoofd. Hij zag ook de twee blanke vrouwen en schonk hun een stil gebed.
“Dames en heren!” schreeuwde Victor. “Elvis is dood. Lang leve ik!”
Victor en Junior strompelden rond door de Stamwinkel op zoek naar de ijskast met bier. Betty en Veronica gaven het op en liepen weer naar buiten.
“Wat doen we hier in godsnaam?” vroeg Veronica aan Betty.
“Ik weet het niet.”
De blanke vrouwen hadden hun auto in een garage in Seattle gestald. Ze wisten dat het met elk uur dat verstreek een stukje duurder werd om hem op te halen.
“Het einde van de wereld is nabij!” riep de-man-die-zeker-Lakota-was.
“Dat weten we,” zeiden Betty en Veronica.
In de Stamwinkel stond Michael White Hawk naar Victor en Junior te loeren die door de gangpaden strompelden.
“Die klootzakken vinden zichzelf helemaal te gek,” zei White Hawk tegen een brood terwijl Victor en Junior eindelijk de ijskast met bier vonden. Ze juichten om hun ontdekking en trokken een pak goedkoop bier te voorschijn.
“Hebben we genoeg?” vroeg Junior.
“Genoeg is genoeg,” zei Victor.
“Wat bedoel je daarmee?”
“Geen idee.”
Junior en Victor legden hun kleingeld bij elkaar en droegen hun bier naar de kassa.
“We hebben toch genoeg, hè?” vroeg Victor.
“Geen omzetbelasting, weet je nog wel?” zei Junior.
Ze betaalden voor hun drank, gingen naar buiten en hielden hun hand boven hun ogen tegen het plotselinge zonlicht. Michael White Hawk volgde hen, nam de gelegenheid te baat en trapte het bier uit hun armen. Een paar blikjes sprongen open en bier spoot eruit.
“Shit,” zei Victor. “Wat is er met je?”
“Klootzakken!” krijste White Hawk. “Jullie denken dat jullie beter zijn dan wij omdat jullie blanke vrouwen naaien. Jullie zijn geen zak waard.”
“Ben ik geen zak waard?” vroeg Victor. “Jij bent geen zak waard.”
Junior raapte een bierblikje op en trok het open.
“Jee, Michael,” zei Junior en bood hem het blikje aan. “Als je een biertje wil hoef je er alleen maar om te vragen.”
“Ik wil helemaal niks van jou,” zei Michael en sloeg het bier uit Juniors hand.
Plotseling liep er een menigte te hoop, want mensen vormen altijd snel een kring om een eventuele knokpartij. Betty en Veronica gingen er ook bij staan, angstig en opgewonden.
“Laat ze ophouden,” riep Betty, maar niemand trok zich iets van haar aan.
“Kom maar op,” zei White Hawk. “Ik trem jullie in elkaar.”
“Krijg de tering,” zeiden Junior en Victor tweestemmig.
White Hawk stormde op hen af en ramde hen beiden tegen de grond. Hij schopte Junior en Victor en stampte op hen maar ze waren te dronken om terug te vechten. Ze rolden zich op tot een foetusbal en wachtten tot het ophield. De menigte joelde. Een paar mensen moedigden White Hawk openlijk aan; de meesten juichten om het algemene geweld van de hele toestand. Betty en Veronica stortten zich op White Hawk, klauwden en stompten, maar hij sloeg hen van zich af. Hij smeet Betty tegen de telefooncel; hij gaf Veronica een lel met de rug van zijn hand en brak haar neus. White Hawk was blind van razernij. Hij zou misschien iedereen in elkaar geslagen hebben, maar de-man-die-zeker-Lakota-was stapte door een opening in de menigte en sloeg hem buiten westen met een rondslingerend stuk hout.
“Jee,” zei een van de Android-broers tegen de-man-die-zeker-Lakota-was. “Het einde van de wereld zit op White Hawk z’n kop, hè?”
“Het was niet de bedoeling dat het einde van de wereld hier begon. Niet met mij.”
De reservaatpolitie en de eerstehulpdienst kwamen een uur later aankakken. De indiaanse verpleegkundigen stopten Victor, Junior en White Hawk in dezelfde ambulance en brachten hen naar Spokane voor medische verzorging. Alle drie waren bewusteloos en hadden een hersenschudding. Betty en Veronica werden ter plaatse behandeld. Betty hield een koud kompres tegen haar bezeerde rug terwijl Veronica twee tissues in haar neusgaten had. Ze weigerde zich door iemand af te laten voeren.
“Wat doen we hier goddomme?” vroeg Veronica aan Betty.
“Ik weet het niet,” zei Betty.
De reservaatpolitie verspreidde de menigte en ging toen lunchen in de Stamwinkel. Koffie en chili con carne uit de magnetron.
De rit met de ambulance was een avontuur. White Hawk kwam bij en probeerde de knokpartij voort te zetten, maar de verpleegkundige met vlechten gaf hem een hengst met een zuurstof-tank. De opleiding voor de eerstehulpdienst van het reservaat voorzag in een heleboel situaties. White Hawk bloedde uit twee hoofdwonden toen ze bij het ziekenhuis aankwamen.
“Wat is hier gebeurd?” vroeg de arts van de eerstehulpafdeling aan de verpleegkundige met vlechten.
“Auto-ongeluk,” loog de verpleegkundige. Hij kreeg zijn orders rechtstreeks van de Stamraad. De Raad poogde steeds de wetten der blanken buiten het reservaat te houden. White Hawk had de regels voor zijn voorwaardelijke vrijlating overtreden door te gaan vechten, maar de Raad had meer belang bij het behoud van de autonomie van de stam dan bij zijn opsluiting in een blanke gevangenis. Trouwens, Victor en Junior waren dronken, en dronken indianen hadden er doorgaans een handje van om ernstig letsel te voorkomen. Nog belangrijker, White Hawk was David WalksAlongs neef, en dat woog het zwaarst van alles.
“Shit,” zei de arts. “Auto-ongelukken zijn een olympische sport voor jullie indianen.”
“Voor alle drie een bronzen medaille,” zei de verpleegkundige. “Ze hebben het er levend afgebracht.”
De verpleegsters ontsmetten en verbonden de Spokanes, hielden hen een nacht daar voor observatie en lieten hen tot hun vertrek aan hun lot over.
“Jullie hebben helemaal geen auto-ongeluk gehad,” zei de blanke arts tegen de drie Spokanes voor ze naar het reservaat werden teruggestuurd.
White Hawk werd slechts tot een paar weken in de reservaatgevangenis veroordeeld. Junior en Victor trokken de dag na hun terugkeer naar het reservaat bij Thomas in omdat maatjes van White Hawk hun huis hadden geplunderd en al het meubilair hadden gejat.
“Mannen met een hersenschudding horen niet op de vloer te slapen,” zei Victor terwijl hij zich op de bank in Thomas’ huis liet ploffen. Junior ging in de hoek liggen met zijn handen om zijn zere hoofd.
Een paar minuten nadat Junior en Victor terug waren uit het ziekenhuis, pakten Betty en Veronica hun spullen en gingen buiten op een lift naar Spokane wachten. Thomas ging bij de blanke vrouwen voor zijn huis staan en overwoog om ook te verkassen. Hij voelde er niets voor om met zijn gitarist en drummer samen te wonen.
“Waar gaan jullie heen?” vroeg Chess.
“Maakt niet uit,” zei Betty.
“We willen alleen maar een lift naar Spokane,” zei Veronica. “We nemen een Greyhound terug naar Seattle. Het is hier mesjokke.”
“Jee,” zei Chess, “ik dacht dat jullie iets van onze wijsheid wilden.”
“Op deze manier hoeft het niet voor ons,” zei Veronica. “Hoe konden we weten dat het zo was? Iedereen spuugt de hele tijd op onze schaduw. Wat betekent dat goddomme? Ik bedoel, we lopen over straat, bemoeien ons nergens mee, en een ouwe indiaanse vrouw spuugt op onze schaduw. Wat is dat goddomme?”
“Wat?” vroeg Chess. “Kunnen jullie ‘t niet aan? Jullie willen de goeie dingen van leven als indiaan zonder al de slechte dingen? Nou, een hersenschudding is net zo traditioneel als een zweethut.”
“We hebben hier geen zin in.”
“Wat hadden jullie dan verwacht, stelletje New Age-trutten? Denken jullie dat magie zo makkelijk te verklaren is? Jullie komen op de reservaten af gevlogen, op al die plaatsen waarvan jullie hebben besloten dat ze gewijd zijn. Jee, weten jullie niet dat élke plaats gewijd is? Jullie willen jullie gewijde land op een warm plekje met een mooi uitzicht. En jullie willen ook dat de gewijde plekken vlak bij winkelcentra en 7-Elevens liggen.”
“Je bent mesjokke,” zei Veronica. “Hartstikke mesjokke. Kierewiet. Knetter. Krankjorum.”
“Oké, oké,” zei Thomas. “Zo is ‘t genoeg. Ik geef jullie wel een lift naar de stad.”
Thomas, Betty en Veronica laadden de spullen in de bestelwagen en gingen op weg. Chess en Checkers stonden op het erf en keken hen na.
“Ik weet het niet,” zei Checkers. “Die twee vrouwen konden echt goed zingen.”
“Wat?” vroeg Chess.
“We hadden ze erbij moeten houden. Ze konden echt goed zingen.”
“Je weet niet wat je zegt. Trouwens, je zit niet eens meer in de band.”
“Nou, ik had er nog in kunnen zitten. Het zou te gek geweest zijn om blanke vrouwen als achtergrondkoortje te hebben voor ons, indiaanse vrouwen. Meestal is het andersom.”
“Tja, misschien wel.”
Checkers en Chess liepen het huis weer in om te kijken hoe het met Junior en Victor ging terwijl Thomas de blauwe bestelwagen het pad afreed.
“Indianen met een hersenschudding horen hun eigen glas water niet te halen,” zei Victor toen Chess en Checkers het huis inkwamen.
“Indianen met een hersenschudding horen geen indiaanse vrouwen te irriteren die stompe voorwerpen onder handbereik hebben,” zei Chess.
∗
De blauwe bestelwagen reed over de snelweg, langs alle dennenbomen en rotsen vol graffiti, RUNNING BEAR HOUDT VAN LITTLE WHITE DOVE. De wagen reed langs de HUD-huizen met generaties auto’s op blokken, langs indiaanse jongetjes die in de berm stonden te lanterfanten. Niet aan het liften, niet ergens heen op weg. Alleen maar staan en naar het verkeer kijken. Eén auto per tien minuten of zo.
“Wat is er hier toch aan de hand?” vroeg Betty en zwaaide rond met haar armen.
“Hoezo?” vroeg Thomas. “Wat bedoel je?”
“Ze wil weten wat er mis is met dit hele gedoe,” zei Vero-nica.
“Met welk hele gedoe?”
“Met dit reservaat, met jullie, de indianen.”
Thomas glimlachte.
“Er is ook een hoop mis met blanken,” zei hij. “Er is niks meer misgegaan in het reservaat dan overal erbuiten.”
Thomas reed het reservaat uit, door de tarwevelden langs Fairchild Air Force Base en Spokane in. Het Greyhound-station lag uiteraard in de meest louche buurt van de stad.
“Is het hier wel oké voor jullie?” vroeg Thomas terwijl Betty en Veronica uitstapten.
“Wat is het verschil tussen hier en het reservaat?”
“Meer dennenbomen in het reservaat,” zei Thomas.
Betty en Veronica liepen het busstation in. Thomas wilde net wegrijden toen Betty het station weer uitkwam. Ze zwaaide. Thomas zwaaide en reed naar huis.
∗
De weken erna zat Coyote Springs het grootste deel van de tijd in Thomas’ huis. Ze waagden zich wel naar buiten voor eten maar werden meestal met hatelijke blikken en stilte begroet. Ze gingen niet naar de kerk. Slechts een paar mensen lieten blijken dat ze achter hen stonden. Er braken gevechten uit tussen de medestanders en vijanden van Coyote Springs. Na een tijdje mocht Coyote Springs de Stamwinkel niet meer in omdat er zoveel trammelant was geweest. De Stamraad hield zelfs spoedberaad om de situatie te bespreken.
“Ik stel voor om ze uit te stoten uit de stam,” zei Dave Walks-Along. “Ze scheppen een sfeer van geweld in onze gemeenschap.”
De stam besliste met een krappe meerderheid van stemmen dat Coyote Springs mocht blijven maar de stemmen staakten om Chess en Checkers uit het reservaat te gooien.
“Het zijn niet eens Spokanes,” betoogde WalksAlong. De Raad probeerde de impasse te doorbreken toen Lester FallsApart de vergadering binnenwaggelde, zijn stem uitbracht om Chess en Checkers te laten blijven en van zijn stokje ging.
∗
Chess en Checkers zaten in de keuken van Thomas’ huis en kauwden op wenssandwiches. Twee sneetjes brood met alleen maar wensen ertussen.
“Jee,” zei Chess, “misschien moeten we maar teruggaan naar Arlee. Daar zien ze ons wel zitten. Hoe komt het dat alle indianen ons zien zitten behalve die indianen van hier?”
“Ik ga niet weg,” zei Checkers en dacht aan pastoor Arnold. “En trouwens, we hebben geen geld om weg te gaan. Wat moeten we doen als we weer in Arlee zitten?”
“We hebben ook niet veel geld meer om hier te blijven.”
De $1000 beloning van de Battle of the Bands was op. Thomas, Junior en Victor hadden ieder hun maandelijkse toelage aan levensmiddelen gekregen maar die gingen niet lang mee. Thomas belde platenmaatschappijtjes in Spokane op maar die waren niet in de band geïnteresseerd.
“Indianen?” zeiden die platenmaatschappijtjes. “Bedoel je drums en zo? Van dat huilende gezang? We kunnen het ons niet veroorloven om een plaat te maken die niet verkoopt. Sorry.”
Hij belde zelfs een paar maatschappijtjes in Seattle op, zoals Sub Pop. Sub Pop had Nirvana ontdekt en een hoop andere bands, maar ze belden Thomas nooit terug. Ze stuurden alleen maar voorgedrukte afwijzingen met de post. Zwarte letters op wit papier, net als de merkloze blikken uit de Stamwinkel.
VARKENSVLEES MIN. V. LANDB. HET SPIJT ONS DAT WE DIT NIET KUNNEN GEBRUIKEN. ALLEEN WATER TOEVOEGEN. WE LUISTEREN NIET NAAR ONGEVRAAGDE DEMO’S. POEDERMELK. DANK VOOR UW BELANGSTELLING. OPWARMEN EN SERVEREN.
De kroegen wilden Coyote Springs niet boeken. “We hebben gehoord dat jullie heibel veroorzaken,” zeiden de kroegen. “We willen niet nog meer heibel dan we al hebben.” Coyote Springs huiverde van angst.
∗
“Shit,” zei Junior terwijl hij nog een hap merkloze pindakaas naar binnen werkte, de enige bron van eiwitten in reservaatvoer. Victor zat wat op zijn gitaar te spelen; zijn vingers waren allang vereelt. Hij voelde het branden nauwelijks. Thomas sloop het huis uit om verwoed telefoontjes te gaan plegen in de telefooncel bij de Stamwinkel. Chess en Checkers zaten naast elkaar op de bank, hand in hand. De televisie deed het niet.
Coyote Springs had daar jaren in Thomas’ huis kunnen zitten, zwijgend en roerloos, tot ze aan hun schaduw hadden kunnen zien hoe laat het was. Maar die Cadillac reed het reservaat binnen en veranderde alles. Alle Spokanes zagen hem maar gingen er gewoon vanuit dat het de FBI was of de CIA of Jehova’s Getuigen. Die Cadillac hield stil voor de Stamwinkel. Het achterraampje gleed omlaag.
“Hé, jij daar!” riep een stem uit de Cadillac.
“Ik?” vroeg de-man-die-zeker-Lakota-was.
“Ja, jij. Weet je waar we Coyote Springs kunnen vinden?”
“Jazeker. Je neemt die zandweg daar en je gaat links, dan volg je die weg een tijdje en ga je rechts. Dan links bij Bessie’s huis. Je herkent haar huis aan de geur van haar bakbrood. Op twee na ‘t beste van het reservaat. Daarna ga je weer rechts.”
“Wacht even, wacht even,” zei de stem. “Stap maar in als je wil, dan kun je ons de weg wijzen.”
“Das een mooie auto. Maar daar pas ik niet in,” zei de-man-die-zeker-Lakota-was. “Ik ren wel. Kom maar achter me aan.”
“Oké, maar deze auto is trouwens niet van ons. We hebben ‘m gehuurd, met die lijpe chauffeur erbij.”
De-man-die-zeker-Lakota-was haalde zijn schouders op en rende de weg af met de Cadillac op zijn hielen.
“Kunnen we niet sneller?” gilde de stem uit de Cadillac.
“Oké,” zei de-man-die-zeker-Lakota-was en verhoogde het tempo. Hij rende langs een paar andere auto’s, wat de Cadillac tot gewaagde passeermanoeuvres dwong. Ze scheurden langs Bessie’s huis en gingen toen rechts.
“Dat bakbrood ruikt inderdaad verdomd goed, hè?” zei de ene blanke in de auto tegen de andere.
Thomas’ huis stond in een kleine kom naast de weg.
“Daar zul je Coyote Springs wel vinden,” zei de-man-die-zeker-Lakota-was. Hij bukte om in de auto te kijken.
“Weet je ‘t zeker, opperhoofd?”
“Ik weet het zeker. Wisten jullie dat het einde van de wereld nabij is?”
“We zijn er geweest en je krijgt de groeten, opperhoofd.”
De-man-die-zeker-Lakota-was zag twee papperige blanken op de achterbank zitten. Ze leken klein in de auto, maar de stank van sigarenrook en whisky was kolossaal. De chauffeur was een schriele blanke vent in een goedkoop pak. Nieuwsgierig stond de-man-die-zeker-Lakota-was een tijdje te kijken, rende toen terug naar de Stamwinkel. Hij had werk te doen.
De chauffeur bleef in de Cadillac maar de twee andere blanken stapten uit. Ze waren allebei gedrongen en hadden donker haar met een snor die hun gezicht dreigde te overwoekeren. Die kleine blanken liepen naar de voordeur en klopten aan. Ze klopten nog een keer. Thomas deed de deur wijd open.
“Hallo,” zeiden de blanken. “Wij zijn Phil Sheridan en George Wright van Cavalry Records in New York City. We komen met jullie praten over een platencontract.”
∗
Uit een fax verstuurd van Wellpinit naar Manhattan:
Geachte heer Armstrong,
We hebben zojuist die indiaanse band ontmoet waarover we gehoord hadden. Coyote Springs. Ze hebben voor ons gespeeld en eerlijk gezegd zijn we behoorlijk onder de indruk. De zanger, Thomas Builds-the-Fire, is goed, maar zijn zangeressen, Chess en Checkers Warm Water, zijn excellent. Er is mogelijk wat onenigheid binnen de groep want blijkbaar is Checkers eerder uit de band gestapt. Ze deed weer mee toen wij kwamen. Dat wijst mijns inziens op ambitie. Checkers is heel aantrekkelijk, een mooie vrouw in feite, en Chess is knap. Mannen zullen wel op beiden afkomen, denk ik. Zo’n soort exotische, sensuele vrouwelijkheid.
We hebben de band in hun huis een paar sets voor ons laten spelen en we hebben veel vertrouwen in hun capaciteiten. Builds-the-Fire speelt bekwaam basgitaar en Victor Joseph is echt heel uitzonderlijk op de leadgitaar. Hij is origineel en opzwepend, een onvervalst talent. Junior Polatkin is maar middelmatig op drums maar een mooie man. Heel etnisch-knap. Hij zou de tienermeisjes binnen moeten halen, ter compensatie van het uiterlijk van Builds-the-Fire en Joseph. Builds-the-Fire oogt gewoon nogal sullig, met een Buddy Holly-bril en scheve tanden. Victor Joseph ziet eruit alsof hij in 1976 door een trein is gegrepen. Misschien kunnen we voor hem op het grunge/punk-aspect mikken.
In toto oogt en klinkt deze band indiaans. Ze hebben allemaal een donkere huid. Chess, Checkers en Junior hebben alle drie lang haar. Thomas heeft een grote neus en Victor heeft een heleboel littekens. We verwachten dat ze liefhebbers van verschillende genres zullen aantrekken.
We kunnen deze groep flink opleuken met oorlogsverf en veren en zo en het indiaanse aspect benadrukken. Mijns inziens zou deze band heel lucratief kunnen blijken te zijn voor Cavalry Records.
We zouden de band naar New York moeten laten komen om wellicht wat studiowerk te doen. Om te kijken wat ze buiten hun woonomgeving kunnen brengen.
Peace
Phil Sheridan
George Wright
“Pastoor Arnold,” riep Checkers, “bent u daar?”
Ze zocht in de kerk maar vond pastoor Arnold ten slotte op het kerkhof waar hij graven aan het schoonmaken was. Hij maakte de graven van vijf generaties Spokane-indiaanse katholieken schoon.
“Hallo, Checkers.”
“Hallo, eerwaarde.”
“Wat erg van Victor en Junior, hè? Hoe gaat het met ze?”
“Wel goed. Ze hebben alleen een paar rammen voor hun kop gekregen. Een paar blauwe plekken hier en daar. Zere ribben. Leren ze misschien wat van.”
“Misschien,” zei pastoor Arnold en lachte. Hij leunde tegen zijn hark. Checkers bekeek de ringen aan zijn vingers. Een uni-versiteitsring, een gouden ring. Ze had zin om zijn handen te kussen.
“En die twee blanke vrouwen?”
“Die zijn weg. We waren zeker te indiaans voor hen.”
“Tja, daar kan ik me iets bij voorstellen.”
Checkers keek om zich heen naar al die graven. Ze kende niemand die hier begraven lag.
“Zeg,” zei pastoor Arnold, “ik heb gehoord dat er een luxe auto bij Thomas geweest is.”
“Ja.”
“En?”
“Dat waren een paar kerels van een platenmaatschappij uit New York. Ze vonden ons heel goed.”
“En?”
“En ik zit weer in de band.”
“Zomaar opeens?”
“Ja, het spijt me.”
Pastoor Arnold liet de hark vallen, pakte Checkers’ handen vast. Hij kneep een beetje in haar vingers, glimlachte tegen haar. Ze probeerde oogcontact te houden maar wendde haar hoofd beschaamd af.
“Het spijt me erg,” zei ze.
“Weet je zeker dat je dit wilt?”
“Nee. Maar we hebben het geld nodig. We hebben geen cent.”
“Moet nou altijd alles om geld draaien?”
“Ja natuurlijk. Trouwens, alleen mensen die geld genoeg hebben vragen dat.”
“Er zit een soort vrijheid in armoede.”
Das gelogen, dacht Checkers en voelde zich nog slechter omdat ze een priester tegensprak, haar priester.
“Jezus had ook geen geld,” zei pastoor Arnold.
“Ja, maar Jezus kon van één brood een paar duizend broden maken. Dat kan ik niet.”
“Daar heb je gelijk in, Checkers. Daar heb je gelijk in.”
Checkers keek naar de grond. Ze had geen gelijk willen hebben. Ze wilde dat pastoor Arnold haar verbood om weg te gaan.
“Ik denk dat we moeten bidden voor jullie welzijn,” zei pastoor Arnold.
“Oké,” zei ze.
Ze knielden beiden op de grond, nog steeds met hun gezicht naar elkaar en elkaars handen vast.
“Bid jij maar,” zei de pastoor.
“Lieve Heer,” begon ze. Ze stopte, begon weer. Ze hakkelde een kort gebed.
“Amen.”
“Amen.”
“Checkers,” fluisterde hij, “het komt allemaal goed.”
Ze boog zich naar voren en kuste hem, vol op zijn lippen. Verrast deinsde hij terug. Ze kuste hem weer, harder, en hij kuste haar onbeholpen terug.
“Checkers,” zei hij en duwde haar van zich af.
Ze keek naar hem op; hij sloot zijn ogen en bad.
∗
Wright en Sheridan zaten achter in de Cadillac. Sheridan was aan de autotelefoon. Het had de chauffeur meer dan een uur gekost om een plek in het reservaat te vinden waar de ontvangst goed was. Ze stonden boven op Lookout Hill maar er zat nog een hoop storing op de lijn.
“Nou,” zei Sheridan, “wat vindt u ervan?” Hij knikte, bromde een paar minuten bevestigend, haalde een enkele keer zijn schouders op. Hij hing op met een mismoedige uitdrukking op zijn gezicht.
“O, shit,” zei Wright. “Hij vindt het geen goed idee, zeker?”
“Armstrong zei dat hij onze fax heeft gekregen, en hij is helemaal weg van ons idee,” zei Sheridan met een uitgestreken gezicht.
“Je zit me te vernachelen.”
“Hij wil dat we eerst een duo in Seattle gaan bekijken. Twee sexy blanke meiden die net zijn begonnen en al wat deining maken, geloof ik. Dan moeten we hier volgende week terugkomen en, zoals hij het zei, dat indianentuig mee naar New York nemen.”
“Nou, daar moet op gedronken worden,” zei Wright.
“Dat zou ik denken,” beaamde Sheridan.
De paarden briesten.
“Nou, dan moesten we het maar aan ze gaan vertellen, vind je niet?” vroeg Wright.
“Ja,” zei Sheridan. “Chauffeur, breng ons naar Coyote Springs.”
De chauffeur reed de auto voorzichtig naar Thomas’ huis. Hij sloeg de twee talentscouts gade die rechtstreeks uit een heupflacon dronken. Die flacon was oud, antiek, vlekkerig. Sheridan en Wright dronken al een eeuw of zo uit die heupflacon. Ze wisten nooit precies hoe lang al.
“Je bent altijd een goeie soldaat geweest,” zei Wright tegen Sheridan.
“Jij was zelf ook een verdomd puike officier,” antwoordde Sheridan.
∗
Coyote Springs zat op het erf voor het huis toen de Cadillac stilhield. Sheridan en Wright, dronken, haastten zich uit de auto met het goede nieuws. Iedereen danste: Junior en Victor deden een tango, Thomas deed een two-step tegen een dennenboom op, Wright en Sheridan zwierden rond met Chess en Checkers.
“Wanneer gaan we?” vroeg Thomas.
“Volgende week,” zei Sheridan.
“Dan pas?”
“Nou, we moeten eerst nog naar Seattle. Voor andere zaken.”
Coyote Springs’ maag knorde.
“Maar we hebben geen geld meer,” fluisterde Thomas.
“Geen geld?” vroeg Sheridan.
“Geen cent.”
“Waarom heb je dat niet gezegd?” vroeg Sheridan en trok zijn portefeuille. “Ik heb een paar honderd dollar bij me. Is dat genoeg?”
Coyote Springs nam het geld aan, verschafte zich door omkoping weer toegang tot de Stamwinkel en kocht een weekvoorraad Pepsi, Dorito’s en Hershey-chocola. Victor en Junior kochten bier van hun aandeel en dronken langzaam.
“Wat een voortreffelijk bier,” zei Victor. “Een heerlijk bouquet. Een fijne, fruitige smaak met een licht bittertje.”
“Ja,” zei Junior, spoelde zijn mond met wat bier en slikte het toen door. “Verrukkelijk. Verrukkelijk bier.”
“Zelfs nog beter met borrelnootjes, waar of niet?” vroeg Victor.
“Wat ben je toch een fijnproever,” zei Junior.
Sheridan en Wright vertrokken uit het reservaat nog voor Junior en Victor dat eerste biertje op hadden en zwaaiden amper ten afscheid.
“We zien jullie over een week,” zei Sheridan voor ze weggingen. “Zorg dat jullie klaar staan met je spullen. We gaan vliegen, dus neem niet te veel mee.”
“Vliegen?” vroeg Thomas.
“Ja natuurlijk. Wat dacht je dan? Dat jullie te paard gingen?”
Thomas wist dat er geen enkele goede reden voor indianen was om te vliegen. Indianen konden amper op de weg blijven als ze in een auto zaten.
“Nou,” zei Chess toen de talentscouts weg waren.
“Nou,” zei Thomas. “Wat zullen we eens gaan doen?”
Checkers voelde zich duizelig, ging op de grond zitten en wou dat ze een glas koud water had.
∗
Uit een brief ontvangen op de dag nadat Wright en Sheridan waren vertrokken:
Beste Thomas Builds-the-Fire,
Ik heb gehoord dat jullie de kans krijgen om auditie te doen bij een grote platenmaatschappij in New York. Volgens mij hebben jullie zonder mijn hulp geen kans om een contract in de wacht te slepen.
In feite zitten er nog een hoop andere haken en ogen aan dit hele gedoe. Je vriend Robert Johnson is hier. Hij heeft voor jullie gezongen en gebeden. Kom me alsjeblieft opzoeken in mijn huis en breng de hele band mee. Ik kijk uit naar jullie bezoek.
Groeten,
Big Mom