Vlindertje
Het meisje dat bedient en inschenkt in het kleine café te Naxos op Sicilië, waar ik elke ochtend mijn dosis zwarte koffie inneem, heet Adelina. Een geschikte naam voor een wasmiddel. Toch kun je, geloof ik, beter zo heten dan Angelina, dat engeltje betekent. Angelina is namelijk een momentopname van ouderlijke vertedering voor het wezentje dat in een wieg ligt te stralen, maar als je later tweehonderd pond weegt ben je er lelijk mee opgezadeld. Op Sicilië heb je de vertedering trouwens gauw achter de rug. Adelina is dertien jaar. Ze zou eigenlijk nog buiten moeten spelen met schoolvriendinnetjes, maar ze werkt van de vroege ochtend tot de late avond in het café dat toebehoort aan een oud, gelaten op de dood wachtend echtpaar. Ze reikt tot mijn middenrif. Haar lichaam heeft nog plannen waarvan, als ze zijn verwerkelijkt, de mannen zullen opkijken. Maar nu behandelen de jongens die hier komen drinken of zomaar wat opscheppen, haar achteloos, als hun kleine zusje thuis. Adelina heeft een mager, ernstig hoofdje waarin van alles omgaat als ze de kopjes wast of de glazen vult of met kisten vol flessen sleept. Want ze is altijd bezig op een vanzelfsprekende manier, waarschijnlijk omdat haar versloofde moeder het haar, zolang ze leeft, heeft voorgedaan in een der met vaal wasgoed vlaggende krotten, die toeristen benutten als typische achtergrond van een groepsfoto voor het album waaraan de visite straks zal moeten geloven. Adelina heeft ongetwijfeld veel te veel broertjes en zusjes, verwekt door haar kleine, viriele, met zijn gore trui vergroeide vader, die knoestig werk verricht en zo nu en dan staakt zonder dat het helpt.
In haar nog onvolgroeid lijfje draagt zij een compleet moederhart. Dat kun je zien aan de liefde waarmee ze een door een pa meegebrachte kleuter in het café optilt en wat rondzeult tot de oude patroon haar terugsnauwt naar haar nimmer aflatende plichten.
Ook mij bemoedert ze, al begint ze natuurlijk niet aan tillen.
Omdat ik haar bloementaal niet spreek, beschouwt ze me als een gebrekkige, die met alles geholpen moet worden. Reeds als ik binnenkom roept zij met een bemoedigend lachje wat ik, naar ze vermoedt, gebruiken wil. Het klopt altijd. Ze heeft me al duidelijk gemaakt dat ik geen grote espresso moet nemen, maar een kleine, omdat die ingrijpender smaakt.
Dat is waar.
Maar haar poppenmoederzorgen gaan nog verder. Tot gisteren verstrekte het café Italiaanse suikerzakjes waarop, om onverklaarbare redenen, Franse schilderijen stonden afgebeeld. Een beroemd zelfportret van onze eigen Van Gogh, bijvoorbeeld. Had-ie dat nu maar geweten toen hij zijn oor afsneed. Zou hij het toch gedaan hebben als zijn broer hem tijdig had geschreven: ‘Kop op, Vincent – je komt nog eens op de suikerzakjes in Naxos?’
Ik vrees het wel. Je moet een stier zijn à la Picasso om rustig te blijven doorschilderen als je Guernka reeds boven iedere theetafel in Buitenveldert is aangeland.
Adelina had vanmorgen bij het serveren van mijn koffie een triomfantelijk lachje. Blijkbaar waren de Franse schilderijen op. Ze legde nu een suikerzakje op tafel waarop een gekleurde vlinder stond afgebeeld. En omdat ze wilde dat ik het begrijpen zou, hief ze haar armen in de lucht en maakte even wapperende bewegingen alsof ze vliegen ging. Maar ze kwam niet van de aarde los.
“Si, si…” riep ik maar, om duidelijk te maken dat ik haar mime had doorgrond. Daarop glimlachte ze weer tegen me en keerde terug achter het buffet, waar ze gummi zevenmijls-handschoenen aantrok voor het eeuwig terugkerend ongerief der vuile vaten.
Buiten stapte zo’n uit een schilderij van Titiaan gegleden jongen van zijn vals blaffende brommer en kwam aan de bar een paars slokje drinken. Adelina bloeide aan hem op, maar hij zag haar over het hoofdje en toen hij weer – blase van eigen schoonheid – vertrok, zei hij iets dat haar blijkbaar diep wondde. Zo kwam het dat ze mij het tweede kopje koffie, waarom ik had geroepen, schreiend bracht. Ze huilde niet als een vrouw met liefdessmart, doch als een kind dat op haar knie gevallen is.
Maar er was niemand om haar te troosten. Ik knikte maar eens tegen haar met toegeknepen ogen. Adelina…Ze zal trouwen en veel te veel kinderen krijgen van zo’n viriele, met zijn gore trui vergroeide man die knoestig werk verricht en zo nu en dan staakt zonder dat het helpt. Arm vlindertje.